Vickie Dekocker

‘Leiden’ of ‘lijden’ de werkcheques naar werk?

Vickie Dekocker Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming (SYNTRA Vlaanderen)

De werkcheque is enkel een goed idee als het ook naar doorgroeimogelijkheden leidt. Zo niet lijdt de werknemer een mini-jobbestaan, stellen onderzoekers Vickie Dekocker en Nadja Doerflinger.

De werkcheque van minister van Werk Monica De Coninck (SP.A) zou laaggeschoolde jongeren op de arbeidsmarkt introduceren. Een beperkt aantal uren werken om niet in structurele werkloosheid te vervallen in tijden van crisis lijkt nobel, maar biedt het ook een structurele oplossing? De werkcheque is enkel een goed idee als het ook naar doorgroeimogelijkheden leidt. Zo niet lijdt de werknemer een mini-jobbestaan.

Tot welk type arbeidsmarkt treden jongeren toe met de werkcheque?

Er bestaan twee types arbeidsmarkten, de interne en externe arbeidsmarkt. Daartussen bestaat voor werknemers geen of nauwelijks mobiliteit. De interne arbeidsmarkt kenmerkt zich door goede verloning, jobzekerheid en investering in bedrijfsspecifieke vaardigheden. De externe arbeidsmarkt daarentegen kenmerkt zich door ongunstige arbeidsvoorwaarden zoals weinig werkzekerheid, lage verloning en het beperkt aanleren van algemene vaardigheden en on the job training. Werkcheques sluiten aan bij andere maatregelen die door de externe arbeidsmarkt frequent gebruikt worden zoals contracten van bepaalde duur of deeltijds werk (numerieke flexibiliteit). Werknemers van interne arbeidsmarkten worden ook geconfronteerd met weliswaar een andere type van flexibiliteit, waarbij ingezet wordt op het kunnen uitvoeren van verschillende taken (functionele flexibiliteit).

Zijn de werkcheques mini-jobs?

Hoewel de vergelijking met de Duitse mini-jobs vooraf werd geminimaliseerd, linkten sommigen de introductie van de werkcheque wel al met de flexi-jobs. Maar is de werkcheque daadwerkelijk te vergelijken met de mini-job in Duitsland?

De doelgroep en condities zijn inderdaad verschillend. De werkcheque zou enkel kunnen gebruikt worden indien minimum een contract met halftijdse tewerkstelling wordt aangeboden en bovendien richten ze zich enkel op laaggeschoolde jongeren die al 6 maanden werkloos zijn. Het Duits model is algemeen toegangelijk en niet uitsluitend voor een bepaalde groep van werknemers geïntroduceerd.

Maar tot zover het verschil. Beide initiatieven zijn gelinkt met de notie van externe arbeidsmarkten. Een groot probleem van de mini-jobs is namelijk een gebrek aan verticale mobiliteit. Hoewel de werkcheque een eerste stap naar de arbeidsmarkt zouden kunnen zijn, zoals de mini-job, klagen heel veel mini-jobbers over het gebrek aan promotieperspectieven. Bovendien is alleen een klein deel van werkgevers gemotiveerd om training voor de mini-jobbers aan te bieden.

In de praktijk zorgt dit ervoor dat werknemers eerder vaardigheden verliezen dan nieuwe vaardigheden op te bouwen. Ten laatste veroorzaken mini-jobs ook een bijkomend structureel probleem, want de bijdragen naar het pensioenfonds zijn relatief laag. Dit zorgt ervoor dat de pensioenen van veel mini-jobbers met uitkeringen moeten verhoogd worden. Dus de vraag is hoe een duurzaam systeem kan opgesteld worden. Mini- jobs hebben jobs gecreëerd maar als er een gebrek aan kansen is op het vlak van bijscholing en het ontwikkelen van vaardigheden dan zijn de kosten misschien op lange termijn hoger dan de winsten.

Is het idee van de werkcheques dan een maat voor niks?

In tijden van crisis zijn maatregelen ter bevordering van tewerkstelling een goede investering. Alleen bieden de genomen beslissingen best uitzicht op structurele tewerkstelling. Het aanbieden van verschillende vormen van zekerheid kan hier aan tegemoet komen: inkomenszekerheid, jobzekerheid of werkzekerheid. Het idee van de werkcheque moet dus niet zomaar overboord worden gegooid. Wel stellen politici best de condities op zodat de vergelijking met de Duitse mini-jobs niet opgaat.

Doctoraatstudenten Vickie Dekocker en Nadja Doerflinger focussen aan het Centrum voor Sociologisch Onderzoek (Kuleuven) op arbeidsmarkten (flexibiliteit, atypische contracten) en arbeidsverhoudingen onder leiding van Valeria Pulignano.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content