Yves T'Sjoen

‘Laat leerlingen in humaniora kennis maken met het Afrikaans’

Yves T'Sjoen Hoogleraar moderne Nederlandse literatuur (UGent) en verbonden aan de Universiteit Stellenbosch

‘We laten scholieren, moedertaalsprekers Nederlands, best al vroeg kennis maken met de jongste der Germaanse talen, en met de vele bijzondere teksten die in het Afrikaans zijn gepubliceerd’, schrijft professor Yves T’Sjoen (UGent). ‘De misvatting dat het “een leuk taaltje” is, wordt dan meteen uit de wereld geholpen.’

Studenten kunnen in Gent een vak Afrikaanse taal- en letterkunde volgen. De Universiteit Gent is de enige academische instelling in België waar dat kan. In de opleiding Taal- en Letterkunde, meer specifiek binnen een traject Nederlands, is Afrikaans een van de populaire keuzevakken. Meer dan vijftig studenten volgden afgelopen academiejaar de cursus. Daarnaast opteren ook studenten (Afrikaanse) Talen en Culturen voor het vak Afrikaans. Naar de motivatie van de studenten is het moeilijk peilen. Gesprekken wijzen uit dat sommigen een fascinatie hebben voor Afrikaans als zustertaal van het Nederlands, anderen hebben zelf, of van horen zeggen, een toeristisch beeld van het land. Enkelingen hoorden op de middelbare school vertellen over een Zuid-Afrikaanse schrijver.

Onlangs tijdens het SAVN-congres in de Vrystaat (Suider-Afrikaanse Vereniging vir Neerlandistiek) voerde ik een gesprek met Marc le Clercq. Dertig jaar was Le Clercq actief voor de Taalunie en verantwoordelijk voor het buitenlandbeleid van de Verdragsorganisatie en dus de internationale neerlandistiek. Hij stelde dat Afrikaans helemaal is verdwenen uit het curriculum van het middelbaar onderwijs in Nederland en Vlaanderen. En dat er veel voor te zeggen valt in leerhandboeken weer enkele teksten van Afrikaanssprekende schrijvers en woordenschat van het Afrikaans op te nemen.

‘De Dubbelfluit’

In Stellenbosch verrichtte ik eerder deze maand onderzoek in de universiteitsbibliotheek. Bij mijn rondgang tussen de boekenrekken kwam ik bij de tweedelige Dubbelfluit uit, in de jaren zeventig het handboek Nederlands voor middelbare scholieren. Het maakte ook deel uit van mijn literatuurlijst. De schoolbloemlezing stond onder de redactie van de Vlaamse priester-dichter Anton van Wilderode en bevat literaire tekstfragmenten van de middeleeuwen tot de eigen tijd. Steevast vond de leerling tekstverklaring en opmerkingen over thematiek, stijl, compositie. Meestal is een gedicht geciteerd dat volgens de samensteller enige parallellie vertoont met teksten van bijvoorbeeld Gezelle of Nijhoff. In de passage over M. Nijhoff is een gedicht van de Zuid-Afrikaans-Nederlandse schrijfster Elisabeth Eybers geciteerd. Het is dankzij De Dubbelfluit dat ik in de lagere cyclus in contact kwam met flarden Afrikaanse letteren.

‘Laat leerlingen in humaniora kennis maken met het Afrikaans’

Sinds geruime tijd is het aandeel van de (Afrikaanse) poëzie verdwenen uit de handboeken. Met Marc le Clercq durf ik te beweren dat er veel voor te zeggen valt scholieren, moedertaalsprekers Nederlands, al vroeg te laten kennismaken met de jongste der Germaanse talen, zustertaal van het Nederlands, en met de vele bijzondere teksten die in het Afrikaans zijn gepubliceerd. De misvatting dat het “een leuk taaltje” is, wordt dan meteen uit de wereld geholpen. Daarenboven krijgen scholieren dan wat politieke en culturele geschiedenis van Afrika gepresenteerd. Ook daar ontbreekt het aan in onze scholen.

Studenten die nu voor het academisch vak opteren, hebben van een enthousiaste leerkracht wel eens iets vernomen over schrijvers en teksten in Zuid-Afrika. Maar dat is bijzonder arbitrair. Het kan aanleiding zijn om in een talenopleiding aan de universiteit toch maar dat opleidingsonderdeel in het curriculum op te nemen. Indien de opleidingscommissie dat ondersteunt, wordt binnenkort een mastervak over de literaturen (meervoud!) van Zuid-Afrika in Gent aangeboden.

Hertmans in Stellenbosch, Krog in Gent

Er is dus veel voor te zeggen. Niet alleen vanwege de taalverwantschap of een gedeelde taalgeschiedenis. Er zijn gezien de linguïstische overeenkomsten – naar verluidt 85% van de woordenschat is analoog – ook opmerkelijke literaire banden. Meer dan met de Duitse, Italiaanse of Spaanse letteren. Zuid-Afrikaanse schrijvers treden op tijdens literaire festivals in de Lage Landen, hun werk wordt vertaald en uitgegeven in Nederland, zij ontvangen hier literaire onderscheidingen. Zoals het eredoctoraat voor Breyten Breytenbach aan de Universiteit Gent (2014), of in 1991 de P.C. Hooftprijs voor Elisabeth Eybers. En ook omgekeerd treden Vlaamse en Nederlandse schrijvers op in Zuid-Afrika en hun werk wordt naar het Afrikaans vertaald, zoals recent Stefan HertmansOorlog en terpentijn en Tom Lanoyes Gelukkige slaven. Vervolgens worden die vertalingen bekroond met de prestigieuze prijs voor vertaalwerk van de Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns.

Tussen Nederlands en Afrikaans, talen met een rijke literatuur, bestaan kortom taal- en literatuurhistorische banden. Afrikaans is bij uitstek een internationale taal, te lang door de gruwelijke politieke geschiedenis van Zuid-Afrika besmet, met invloeden van Engels, Maleis en de Afrikatalen. Het is trouwens geen toeval dat precies in de Lage Landen, in Amsterdam en vanaf het nieuwe academiejaar ook in Gent, leerstoelen voor (de meertaligheid van) Zuid-Afrika bestaan.

Verwevenheid van Nederlandse en Afrikaanse literatuur

Terugkijkend op De Dubbelfluit, maar dan in een compleet ander tijdsgewricht veertig jaar later, houd ik met Marc le Clercq een pleidooi voor een eerste kennismaking met (de literatuur van) het Afrikaans in de humaniora. Indien de minister van onderwijs Hilde Crevits en de Vlaamse minister-president Geert Bourgeois daar oren naar hebben, zal ik mijn pleidooi graag verder toelichten. Op geen enkele manier spelen ideologische drijfveren een rol. Taal en literatuur zijn voldoende redenen om mijn pleitrede ten aanzien van de excellenties te voeren.

Dezer dagen lees ik in de bibliotheek van het Zuid-Afrikahuis (Amsterdam) knipsels over de toekenning van de P.C. Hooftprijs aan Eybers. Het gaat dan met name over de belangrijkste Nederlandse literaire prijs voor een oeuvre dat in het Afrikaans (en Engels) is geschreven, zeker niet in het Nederlands. Er is in Elsevier zelfs geopperd Breyten Breytenbach of Wilma Stockenström dezelfde onderscheiding toe kennen. Eybers had sinds 1985 natuurlijk de Nederlandse nationaliteit, was “Nederlands ingezetene”, en beantwoordde aan een van de criteria om voor de Hooftprijs in aanmerking te komen. Feit blijft dat haar werk in het Afrikaans is uitgegeven, ook in Nederland. Gezien het functioneren van mens en werk in de Nederlandse literatuur, en de verwantschap tussen beide talen, was er voor de jury en het bestuur van de stichting destijds geen obstakel een Afrikaanse schrijfster te bekronen.

Afrikaanssprekende auteurs zijn voor Nederlandstalige lezers perfect te begrijpen, ondanks de valse vrienden die tot evidente misverstanden leiden. Andersom kunnen Peter Verhelst en Stefan Hertmans, zoals eerder dit jaar tijdens het Woordfees in Stellenbosch, hun literaire teksten in het Nederlands brengen. Gezien de banden, die niets (meer) met politiek van doen hebben, houd ik een pleidooi om in de leerplannen voortaan weer rekening te houden met het Afrikaans, onze leerlingen dat taalbewustzijn bij te brengen en te introduceren in de Afrikaanse literatuur die naar mijn oordeel vandaag vitaler en dynamischer is dan in de hele twintigste eeuw. Het is een gelegenheid de studenten van de toekomst méér te prikkelen en enthousiast te maken beide talen en literaturen te lezen en te bestuderen. Afrikaans is zonder meer een Afrikataal. Ze plaveit voor Nederlandstaligen een unieke toegangsweg naar dat fantastische continent. Alleen dat argument zou al moeten kunnen volstaan.

De Lage Landen en Zuid-Afrika: niet alleen ‘brengen’, ook ‘halen’

Marc le Clercq, oud-werknemer van de Taalunie en Zuid-Afrika-expert in Nederland, onderschrijft de oproep om op basis van gelijkwaardigheid, respect en wederkerigheid voortaan met Afrikaans en Zuid-Afrika om te gaan. Hij meldt: “Vanuit het Nederlandse taalgebied (dat geldt absoluut voor Nederland) bestaat de neiging om ééndimensionaal te denken als het om internationale samenwerking gaat. Het gidsland Nederland moet het ‘goede nieuws’, de ‘blijde boodschap’ of de ‘wijsheid’ altijd exporteren. Wij weten wel wat goed is voor de wereld en de wereld mag dat zeker horen. Wij hebben het prediken immers in ons calvinistische DNA opgenomen. Samenwerking betekent dan ook nogal eens het louter brengen van ideeën, gehaald wordt er nauwelijks iets behalve natuurlijk als we er ons financiële of economische voordeel mee kunnen doen. En dat is heel jammer. Gelijkwaardigheid en oprecht respect voor de wederzijdse culturen acht ik essentieel voor internationale culturele samenwerking. Ik maak dit punt omdat het Nederlandse taalgebied het in de samenwerking met Zuid-Afrika heel normaal vindt dat er in dat land Nederlands wordt aangeboden (en liefst zoveel mogelijk), maar dat het omgekeerde nooit een onderwerp van gesprek is geweest en ogenschijnlijk zwaar bevochten moet worden. Kortom, “gebracht” wordt er veel, maar “gehaald” wordt er bitter weinig. Het introduceren en aanbieden van een bescheiden component Afrikaanse taal en letteren zou toch wel het minste kunnen zijn”.

Met dank aan Marc le Clercq voor de inspirerende gesprekken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content