‘Kunnen we universiteiten niet méér belonen voor het afleveren van uitstekende studenten?’

© BelgaImage

‘Een universiteit zou als een topsportschool moeten zijn, met bijna individuele coaching, maar die taak kunnen wij niet meer waarmaken’, schrijft professor Jonathan Holslag.

Bij de opening van het academiejaar klonk het zowat overal te lande dat universiteiten meer moeten bijdragen aan het maatschappelijke debat en aan het aanwakkeren van ondernemerschap. Ze moeten geëngageerd zijn, en hun academische vrijheid en ruimte om fundamentele onderzoeksvragen te stellen optimaal benutten. Zo kunnen ze hun finale opdrachtgever, de samenleving, intellectueel alert houden, emanciperen en sterker maken. Zeker, het is waardevol dat rectoren zoveel voluntarisme tonen. Maar we kunnen onze maatschappelijke missie alleen hard maken als we enkele knelpunten aanpakken.

Kunnen we universiteiten niet méér belonen voor het afleveren van uitstekende studenten?

Om te beginnen is er de zoektocht naar een beter evenwicht tussen enerzijds de taak om hoger universitair onderwijs toegankelijk te maken voor alle bevolkingsgroepen, en anderzijds de plicht om mee de elite van morgen te vormen die onze samenleving helpt stand te houden in een competitieve wereld. Die elite heeft voor mij niet zo zeer met rijkdom en zelfs niet uitsluitend met het opleidingsniveau te maken. Een elite wordt bepaald door het streven naar wat goed is voor een samenleving, en door de toewijding om zich te vervolmaken in dat streven. Dat kan voor mij een politicus zijn, maar evenzeer een ondernemer, een kunstenaar of een vakman. Maar de universiteit blijft nu eenmaal verantwoordelijk voor de vorming van een aanzienlijk segment van die elite.

Het is goed dat we zo veel mogelijk mensen de kans geven om naar de universiteit te trekken. Anderstaligen, bijvoorbeeld, en mensen die het economisch niet zo makkelijk hebben. Toch is het niet de grootte van de instroom van zulke groepen die bepalend is voor het slagen van de democratiseringsmissie van universiteiten, maar het vermogen om ze goed te begeleiden, achterstand weg te werken en ervoor te zorgen dat ook zij een hoge vlucht kunnen nemen. Ik vrees dat universiteiten daar onvoldoende voor zijn uitgerust. Er zijn amper middelen voor remediëring in het eerste jaar, laat staan voor persoonlijke begeleiding. Ook het administratieve personeel kan de talrijke vragen om uitzonderingen en uitstel amper nog aan.

Dat heeft natuurlijk veel te maken met de schaal van het onderwijs. De aula’s barsten uit hun voegen, door het steeds grotere aantal studenten en door de poging van universiteiten om het onderwijsaanbod te rationaliseren. Lees: te streven naar schaalvergroting. Het persoonlijke contact tussen prof en studenten is weg. Een universiteit zou als een topsportschool moeten zijn, met bijna individuele coaching, maar die taak kunnen wij niet meer waarmaken. Er is nauwelijks tijd om de studenten met achterstand te begeleiden. Door de grote groepen is er zeker aan het begin van de opleiding ook onvoldoende contact om talenten te identificeren, aan te moedigen en te ondersteunen. De ultieme vervolmaking lijkt te verschuiven van de bachelor- en masteropleiding naar dure vervolgopleidingen in het buitenland of naar (voor de samenleving) dure doctoraten. Is dat dan wel zo democratisch?

Massaonderwijs maakt het ook lastig om te selecteren. Begin maar eens een grondig mondeling examen af te nemen als je doceert aan enkele groepen van meer dan honderd studenten, of eindverhandelingen nauwgezet te verbeteren als je tegen een stapel van tien exemplaren aankijkt. Een bijkomend probleem is dat studenten tegenwoordig tot zes keer mogen proberen, en dat een tweede zittijd bijna de norm is. Ik ben bang dat méér flexibiliteit een goede selectie bijna onmogelijk zal maken. Studenten moeten kansen krijgen, zeker, maar er moet ook discipline zijn. Omgaan met druk, stress, deadlines: ook dat maakt deel uit van het vormen van de leiders van morgen.

Ik ben bang dat méér flexibiliteit een goede selectie van de studenten bijna onmogelijk zal maken

Het geeft te denken over de kwaliteitsbewaking. Proffen worden overspoeld met criteria om te evalueren. Op zich is dat goed, maar wat is de betekenis van kwaliteitsbewaking, wat is de betekenis van een voldoende, een onderscheiding, een grote onderscheiding als de einddoelen van onderwijsprogramma’s veelal vaag blijven en de benaderingen van universiteiten niet vergelijkbaar zijn? De ene onderscheiding is de andere niet. Laten we alvast iets doen aan de huidige financiering van de universiteiten, die grotendeels afhangt van de hoeveelheid studenten. Kunnen we universiteiten niet méér belonen voor het afleveren van uitstekende studenten, én voor de succesvolle begeleiding van studenten voor wie het begin wat moeilijker is? Bovenal zou het aantal effectief lesgevende proffen per student moeten stijgen. De oproep van de rectoren is mooi, maar nu hoop ik dat zij de daad bij het woord voegen.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content