De jeugd is de toekomst en dat weten ze bij de Islamitische Staat ook. Sinds de oprichting van het kalifaat stomen de jihadisten een compleet nieuwe generatie strijders klaar. In trainingskampen leren jongens van vijf tot vijftien alle technieken om ‘ongelovigen’ zo efficiënt en afschrikwekkend mogelijk te doden. ‘En straks komen die nieuwe strijders allemaal naar Europa. Jullie moeten daarop voorbereid zijn.’

Salem (11) en zijn broer Halit (8) komen uit Deir ez-Zor, na Raqqa de grootste stad in Syrië waar de Islamitische Staat het voor het zeggen heeft. Beide jongens volgden een militaire training bij de IS. Salem zat twee en een halve maand in een gesloten kamp, zijn jongere broertje ging ruim een jaar lang naar hetzelfde kamp, maar volgde er dagklassen. Hij ging ’s avonds naar huis. Vijf maanden geleden slaagde Halit erin Syrië te ontvluchten, samen met enkele familieleden. Zijn broer kwam een maand later na. Hun ouders, broer en zus bleven in Syrië. Sindsdien wonen de twee kinderen bij hun oom in een stad aan de Turkse grens waarvan we de naam om veiligheidsredenen niet vermelden. We ontmoeten de broertjes samen met hun oom en hun neefje in onze hotelkamer in Turkije. Verlegen zijn de jongens totaal niet. Ze geven ons netjes een hand en storten zich enthousiast op de cola die de ober brengt.

Hoe het was vandaag op school, vragen we.

‘Ik vind school niks aan’, zegt Salem.

‘Hij gaat sinds de revolutie al niet meer naar school’, legt oom Yusuf uit. ‘Halit wel, omdat hij veel kleiner was en nog maar net begon toen de oorlog rond Deir ez-Zor losbarstte. De jongens zijn met hun familie naar een klein dorpje in de buurt verhuisd omdat de gevechten steeds heviger werden. Ze vluchtten voor de bommen. Vanaf dat moment heeft Salem geen schoolbank meer gezien. De buren en andere bewoners in hun nieuwe omgeving moedigden de jongens aan om naar een IS-kamp te gaan. Daar zouden ze speelgoed en geld krijgen, zeiden ze. Onder druk van de buren heeft de moeder toegegeven. De vader was afwezig. Het waren ook de buren die de jongens naar het kamp brachten, dichtbij Deir ez-Zor. Halit begon als eerste met zijn dagklassen. Salem is later gevolgd, hij heeft lang gewoon buiten gespeeld. Beide jongens zaten in een kamp voor kinderen van zeven tot vijftien jaar. Ze kregen Koranlessen en leerden hoe ze wapens moesten gebruiken zodat ze ‘later naar de landen van de ongelovigen’ konden gaan om die te doden.’

Salem: ‘Ze leerden ons hoe we wapens in en uit elkaar moesten halen en schoonmaken. En ook hoe we een explosievengordel moesten omdoen. Ze vertelden ons dat we naar het paradijs zouden gaan als we onszelf opbliezen. De mannen van het FSA (Vrije Syrische leger, nvdr) waren kafirs, ongelovigen zeiden ze. Die moesten dood. Ook als er in onze familie mensen zaten bij de FSA moesten die dood, want dat waren ook ongelovigen.’

Onthoofdingsoefening

Salem zit op de rand van het bed en vertelt honderduit. We hoeven bijna niets meer te vragen, het komt vanzelf. Aan zijn spontane en enthousiaste manier van praten is te merken dat het voor de kinderen één groot spel was. Halit vertelt even graag als zijn oudere broer en probeert ertussen te komen zodra hij kan. De jongens kregen geld en nieuwe kleren, zeggen ze. En er was een zwembad dat ze mochten gebruiken.

Salem: ‘Om acht uur ’s morgens werden we wakker gemaakt. Dan moesten we ons wassen en kregen we ontbijt. Daarna deden we oefeningen op het plein. We kropen over de grond en leerden ons wapen laden. We moesten ook stenen dragen. Ze schoten dan vlak bij onze voeten zodat we sneller zouden lopen. Ze zeiden dat we sterk en snel moesten worden om het FSA te bestrijden. Ze leerden ons ook hoe we iemand moesten onthoofden.’

Salem springt samen met zijn broer op en wil het laten zien. In een handomdraai duwt hij zijn broertje op de knieën, handen op de rug. Salem staat achter Halit en gebruikt het rietje van de cola als mes. Met een snelle haal gaat hij langs de keel van Halit. Waarna hij schietoefeningen demonstreert. De snelheid en accuraatheid waarmee hij de bewegingen maakt, zijn verbijsterend. Dit kan een kind onmogelijk spelen. De jongens gaan door, ze willen graag tonen wat ze allemaal hebben geleerd. Halit vertelt hoe hij een explosievengordel moest gebruiken. Hij wijst naar z’n rechterzij: ‘Hier was een knop. Als je erop duwt, moet je Allahu Akbar roepen en explodeert de gordel.’ Als je vertrekt, gaan er sluipschutters mee om je te beschermen tot je bij het doel bent. De trainers lieten ook zien hoe een zelfmoordterrorist in een auto zit.’

We laten het niet merken, maar het gaat door merg en been. Wat we voor ons zien, is een perfecte demonstratie van militair getrainde kinderen die weten hoe ze mensen moeten ombrengen. Onder het roepen van Allahu Akbar tonen ze ons verschillende manieren van een onthoofding.

Oom Yusuf zit erbij en kijkt ernaar. Hij schudt zijn hoofd, zegt dat hij de kinderen naar Turkije bracht om hun hoofd leeg te maken. ‘Ik wil dat ze het vergeten. Maar ik vind het belangrijk dat ze het aan de wereld vertellen. Daarom laat ik ze vanavond doen.’

Volgens de meeste psychologen is het spelenderwijs vertellen over traumatische ervaringen voor kinderen een heel goede manier om er afstand van te nemen, het uit hun systeem te krijgen.

Salem en Halit zijn in elk geval niet meer te stoppen. Keer op keer herhalen ze de onthoofdingsoefening. Ze giechelen er soms een beetje om. Met zware stem imiteert Salem zijn trainers: ‘Dit is een kafir. Hij hoort bij het FSA. Hij moet worden gedood.’

De jongens gaan met hun rug tegen de muur zitten. Ze vertellen dat ze na de training ook echte onthoofdingen te zien kregen. Ze tonen hoe iemand eruitziet die net is gedood. Armen gespreid tegen de muur terwijl ze hun hoofd laten hangen en hun ogen dichtdoen. ‘We werden in vrachtwagens meegenomen en naar het grote plein gebracht. Daar werden mensen levend onthoofd.’

Belgische trainers

Of ze het leuk vonden in het kamp, vragen we. ‘In het begin moesten we veel over de grond kruipen en rennen. Dat was stom’, zegt Salem. ‘Maar we kregen geld en Pakistaanse kleren en toen vonden we het wel tof. Vooral de maskers (bivakmutsen, nvdr) die bij de kleren hoorden, waren cool.’

De lesgevers waren vriendelijk, gaan de jongens verder. ‘In het begin toen we de cadeaus kregen, vonden we het allemaal superleuk’, lacht Salem. ‘Maar na een tijdje veranderde dat. Ik vond ze niet meer aardig, ik wilde naar huis omdat ik mijn ouders miste. Toen ik dat zei, mocht ik niet gaan. Ik heb de trainer geslagen, zo kwaad was ik. Hij pakte me vast en knuffelde me en kuste me op mijn wangen. Ik moest mijn ouders vergeten en mocht pas naar huis als ik een echte moedjahed, strijder, was geworden. Omdat hij me knuffelde en telkens zei dat ik een goede strijder zou worden, begon ik hem weer aardig te vinden.’

Volgens de broertjes waren er veel buitenlanders die hen trainden. Kennelijk zaten daar ook twee Belgen bij. ‘We kregen vaak les van Abu Muqatel (‘strijder’, nvdr). Hij zei dat hij een Belg was. Hij dacht vroeger dat de IS alleen maar handen en hoofden afhakte, maar toen hij begreep dat het kalifaat een rechtvaardige staat was, besloot hij naar Syrië te gaan. Hij had een brief voor zijn familie in België achtergelaten want het kalifaat was belangrijker dan zijn ouders, vertelde hij. Abu Muqatel leerde ons hoe we iemand de keel moesten afsnijden. Hij zei dat iedereen die je onthoofdt een ongelovige is. En dat je naar het paradijs gaat als je dat doet. De trainers droegen bijna altijd maskers. Soms deden ze die af. Abu Muqatel had een vriend die ook uit België kwam. Hij heette Abu Talha en zat al langer bij de IS. De mannen leerden ons ook hoe we regimesoldaten moesten doden. Met een kogel door het hoofd. We zagen een echte executie, in de stad. Daarna begroeven ze de lichamen met een graafmachine.’

De jongens ratelen verder. Over hoe ze werden meegenomen naar het plein en getuige waren van onthoofdingen van mensen uit de buurt, pal voor de ogen van hun ouders. ‘Een vader moest toekijken hoe zijn eigen zoon werd onthoofd. Hij viel flauw. Ze sloegen hem in zijn gezicht om wakker te worden’, zegt Halit, de jongste. ‘Elke vrijdag na het gebed moesten we mee naar een onthoofding. We werden gedwongen om te kijken.’

Zijn broer vervolgt: ‘Na de executies werden we wakker gehouden. De hele nacht. Ze gooiden emmers koud water over ons heen als we in slaap vielen. Dat deden ze zodat we geen akelige dromen zouden krijgen, zeiden ze. We kregen na een onthoofding ook geen eten. Zodat we niet zouden overgeven.’

Al Baghdadi Bulldozer

Behalve vechten, doden zonder emoties en het lezen van de Koran, leerden de IS-trainers de jongens niets anders in het kamp, zeggen de twee broertjes. Geen rekenen, schrijven of aardrijkskunde. Alleen maar dood en religie. De IS gebruikt kinderen doorgaans als boodschappers, zelfmoordterroristen, schoonmakers, of om allerlei klussen op te knappen en vervelend werk te doen. Controleposten bewaken bijvoorbeeld, zoals Salem na zijn training deed. Hij werd een paar weken ingezet om identiteitskaarten te checken. Daar vond hij niet veel aan, klinkt het.

De kinderen vertellen over een beruchte beul in Deir ez-Zor en tonen een foto op de telefoon van hun oom waarop een grote dikke man in zwarte kleding en dito masker te zien is met een zwaard in zijn hand. Op de achtergrond staan mensen te kijken. De man heet Al Baghdadi Bulldozer, volgens de oom en de jongens. Ze vertellen verder over een jongen van veertien die ze goed kenden en van wie de hand en de voet werden afgehakt. En hoe ze in het kamp op schermen zagen hoe mensen de keel werd overgesneden. Ze zeggen het allemaal op een normale manier. Niet koud en afstandelijk, niet bijzonder opgewonden. Ze willen het gewoon kunnen vertellen en dat doen ze dan ook.

Als de broers bijna aan het einde van hun verhaal zijn, zegt de jongste dat de trainers wel vriendelijk waren, maar dat hij de dingen die ze hen leerden niet leuk vond. Hij kijkt naar de grond en zegt het zachtjes. Het is het enige moment waarop de kinderen laten blijken dat ze ergens ook wel beseffen dat het niet klopte wat ze allemaal te zien en te horen kregen. Maar de volgende minuut zijn ze het alweer vergeten en rennen ze rond de bedden en de stoelen.

Hun oom, vroeger zelf actief als strijder bij een gematigde rebellengroepering, zegt dat hij dolblij is dat hij zijn twee neefjes tijdig heeft kunnen weghalen. Nadat de jongste met familie was vertrokken, is de oudste op een dag stiekem op een volle bus gesprongen. Hij verstopte zich en slaagde erin ongemerkt de grens over te steken.

‘Het gaat goed met de jongens’, zegt oom Yusuf. ‘Al heeft de IS hen proberen te hersenspoelen. Hadden de kinderen langer in het kamp gezeten, dan was het veel moeilijker geweest om ze weer in het normale leven te brengen. Maar het zijn lieve jongens, ze gedragen zich normaal. Godzijdank. Helaas zitten er nog steeds honderden andere kinderen in die kampen. Waaronder veel verschillende nationaliteiten. Er verblijven meer buitenlandse kinderen in het kamp bij Deir ez-Zor dan Syrische. Ik maak me grote zorgen. Deze generatie wordt opgeleid tot koelbloedige moordenaars. Ze worden gehersenspoeld, ze leren te ontmenselijken; anderen die niet op dezelfde manier geloven, zíjn geen mensen. Die moeten gewoon worden gedood, punt uit. En straks komen die nieuwe strijders allemaal naar Europa. Jullie moeten daarop voorbereid zijn. Want het gaat echt gebeuren.’

*Halit, Salem en Yusuf zijn schuilnamen.

DOOR JOANIE DE RIJKE

Halit wijst naar z’n rechterzij: ‘Hier was een knop. Als je erop duwt, moet je Allahu Akbar roepen en explodeert de gordel.’

Ze leerden niets anders in het kamp, zeggen de twee broertjes. Geen rekenen, schrijven of aardrijkskunde. Alleen maar dood en religie.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content