‘Overal zie ik kinderen en jongeren revolteren. Niet dat ze op de barricades gaan staan, nee, ze zijn rebel in eigen huid.’ Het is de hoogste tijd om naar hen te luisteren, vindt Lut Celie, de bezielende kracht achter het therapiecentrum De Bleekweide.

Anders kijken en luisteren naar kinderen en jongeren van Lut Celie (Uitgeverij Van Halewyck) ligt vanaf 1 februari in de boekhandel.

Het beloven intense zondagavonden te worden op Eén. Vanaf 10 februari is daar De Bleekweide te zien, het nieuwe programma van Annemie Struyf. Negen weken lang volgen we het wel en wee van kinderen en jongeren die in het therapiecentrum De Bleekweide in het Groot Begijnhof in Gent op verhaal komen.

We leren Julie kennen, een meisje van tien dat zich geen raad weet met de echtscheiding van haar ouders en zich verliest in woede-uitbarstingen. We ontmoeten de drie zusjes Elien (13), Laure (12) en Karen (10), die tien jaar geleden plots hun papa verloren en nog altijd worstelen met dat verdriet. Er is Lise van 21, die op rugzakvakantie in Nepal aangerand werd en geen woorden vindt voor wat haar is overkomen. Shanna van negen wordt heel erg gepest op school. Thibault van 14 verloor zijn oudere zus na een zelfdoding. Sander van 21 werd jarenlang geplaagd door angsten en fobieën, Robbert (18) moet na een ongeval leren leven met zijn handicap. De papa van Nimoë (9) en Elias (8) stapte uit het leven.

Psychotherapeute Lut Celie is al vijftien jaar lang de drijvende kracht achter De Bleekweide. Samen met haar collega’s begeleidt ze er jaarlijks honderden kinderen, jongeren en hun ouders. Ze knikt begrijpend als ik zeg dat het me even zwaar te moede werd toen ik de verhalen van de kinderen in de persmap las. ‘Het is best heftig allemaal, ik weet het. Maar u zult zien: het is een broos maar krachtig tv-programma geworden. We leggen een weg af samen met die kinderen en jongeren. Na elke aflevering zult u denken: Chapeau, respect! Wat een kracht zit er in dat kind!’

Lut Celie heeft de vraag zo vaak gekregen: waarom heeft ze het gedaan? Waarom heeft ze de deuren van ‘haar’ Bleekweide opengegooid en een tv-ploeg binnengelaten? Moeten die kwetsbare kinderen en jongeren niet beschermd worden? Waarom moeten die intieme verhalen zo nodig op televisie? Celie gaat zitten op het puntje van haar stoel. Ze praat gepassioneerd, bevlogen, er komt zelfs even wat kwaadheid in haar stem. ‘Het is de hoogste tijd’, zegt ze ferm, ‘dat die oude muur van betutteling rond kinderen en jongeren wordt afgebroken. We moeten hen zelf maar eens aan het woord laten, want ze hebben ons zoveel te vertellen en te leren.’

Wat bedoelt u met die oude muur van betutteling?

Lut Celie: Al vijftien jaar zie ik kinderen en jongeren De Bleekweide in- en uitgaan. Ik kom ook vaak in scholen, crèches, CLB’s, slachtofferdiensten, noem maar op. En overal zie ik hoe kinderen en jongeren in revolte gaan. Niet dat ze op de barricades gaan staan, nee, ze revolteren in hun eigen nesten. Ze zijn rebel in eigen huid. Haast collectief staan ze op en sturen ze signalen uit dat het voor hen niet meer te doen is. Ze schreeuwen, ze sluiten zich af, ze worden onhandelbaar, zijn agressief. Ze krassen in hun eigen huid of ze denken aan zelfdoding. En hoe reageren wij, de volwassenen? We schrikken. We voelen ons angstig en bedreigd en we geven hen een label, een ziekte. Ze krijgen een stigma: ADHD, faalangst, autisme… We catalogiseren en we medicaliseren. We gaan voor de snelle oplossing: een pil. Dat is hoe we grip proberen te krijgen op de situatie. In plaats van echt te proberen luisteren naar onze kinderen en hun signalen te proberen lezen, beslissen we boven hun hoofden wat goed voor ze is. Dat is onze ’traditionele’ aanpak en die werkt niet. Het ene na het andere onderzoek wijst het uit: steeds meer kinderen en jongeren lopen vast.

En om dat aan de wereld te tonen, besloot u een tv-programma te maken?

Celie: Het idee daarvoor is organisch gegroeid. Vorig jaar gaven we met De Bleekweide een persconferentie met een aantal jongeren naar aanleiding van een beleidsvoorstel van de minister. Toen zei een meisje tegen mij: ‘Lut, mogen wij dan zelf ook een beetje uitleg geven?’ Een simpel zinnetje, maar het bleef plakken in mijn hoofd. Tijdens die persvoorstelling namen jongeren inderdaad het woord. Ik vond het zo knap hoe ze dat deden. Ik sprak erover met Annemie Struyf, die een hele goeie vriendin van me is. ‘Waar zijn we toch mee bezig?’ vroeg ik. ‘Steeds maar die kinderen en jongeren afschermen en betuttelen… Waarom laten we hen niet zelf hun verhaal doen? Ze zijn mondig genoeg.’ Zo is de bal aan het rollen gegaan. Voorzichtig hebben we hier een briefje uitgehangen: ‘We denken erover om een programma te maken over de visie van De Bleekweide. Wie wil meewerken?’ Tot onze verbazing was de respons overweldigend. Zoveel kinderen en ouders die hun verhaal naar buiten wilden brengen. Het was niet te geloven.

Wat is die visie van De Bleekweide?

Celie: Onze visie is: normaliseren. Ons uitgangspunt is dat er niets mis is met de kinderen en jongeren die hier komen. We weigeren ze te zien als patiënten. Voor ons zijn het gewone kinderen die het even heel moeilijk hebben en die niet de tools hebben om zich erdoor te slaan. We proberen naar die kinderen te kijken met een dubbele bril. Wat willen ze ons echt vertellen met hun gedrag? Wat zit erachter? We proberen een taal te geven aan hun binnenwerelden, want kinderen spreken niet altijd met woorden maar ook met tekeningen, graffiti, knutselwerkjes, muziek… We zijn niet bang voor gevoel. We hebben geen pasklare oplossing, maar we gaan samen met hen op weg. Samen proberen we uit te zoeken wat ze nodig hebben om met hun emoties – hun angst, kwaadheid en verdriet – aan de slag te gaan.

Dat klinkt nogal abstract. Kunt u dat concreet maken?

Celie: In de eerste aflevering staat Julie centraal. Ze is een slimme meid uit het vijfde leerjaar, maar ze heeft het verschrikkelijk moeilijk met de scheiding van haar ouders, ook al is het een goeie scheiding en gaan haar ouders er goed mee om. Ze ontploft, ze valt uit tegen de andere kinderen in het gezin, maar ook op school. Dat is haar manier om haar verdriet en haar onmacht te uiten. Ze voelt zich ook schuldig. In haar hoofd weet ze dat mama en papa nu elk in hun eigen huisje wonen, maar ze hoopt nog altijd dat ze hen kan herenigen. Haar vraag aan mij was: ‘Lut, hoe kan ik mijn mama en mijn papa weer laten samensmelten?’ Ik voelde dat ik daar met Julie iets mee moest doen, want ze bleef hangen in dat gevoel, in die herenigingswens. Dat zie je trouwens vaak bij kinderen van gescheiden ouders. Ze kon de realiteit niet onder ogen zien en dat maakte haar zo kwaad en opstandig. Ik heb haar voorgesteld om een scheidingsritueel te doen. Ze heeft dat zelf tot in de puntjes voorbereid.

Hoe ging dat dan?

Celie: We zijn begonnen in onze hartenkamer. Ze had een bolletje wol en dat gooide ze de kamer rond. Eerst naar haar mama met de vraag of ze een herinnering kon vertellen van toen ze drie jaar was. Dan naar de papa: weet jij nog hoe het was toen ik vijf jaar was? Dat was zo’n verbindend moment. Daarna zijn we naar de tuin gegaan. Allemaal samen hebben ze takken gezocht en daarmee één groot nest gemaakt. Daarna vroeg ze aan haar mama en papa om met die takken twee nieuwe nesten te maken, want zo is het nu ook in haar leven. Dat hebben ze gedaan. Tot slot hebben ze elkaar nog eens allemaal goed vastgepakt. Zo’n ritueel is belangrijk om dat afscheid en die overgang voor dat kind in een vorm te gieten. Ik kan de nieuwe situatie met haar wel helemaal doorspreken, maar pas als ze daar ook een vorm voor vindt, wordt dat ‘echt’ in haar hart. Dat bedoel ik als ik zeg dat ze niet altijd spreken met woorden. Symbolen zijn de taal van kinderen.

Julie had dat ritueel helemaal zelf bedacht?

Celie: Ja, en dat is belangrijk. Het is vooral niet de bedoeling dat ik of een andere begeleider dat voor haar uitteken. Ze moet zelf bedenken wat ze nodig heeft om met haar gevoelens om te gaan. Dan pas ontwikkelt ze draagkracht. Daarom moeten we zo veel mogelijk de creativiteit in onze kinderen aanwakkeren, zodat ze zelf met oplossingen komen in moeilijke situaties. Voor zo’n scheidingsritueel is er trouwens geen hulpverlener nodig. Ouders die nu de reeks zullen zien, kunnen hetzelfde zelf doen met hun kinderen. Dat was heel duidelijk ook het opzet van het programma: om competenties terug te geven aan de ouders, om hen de taal van kinderen waar we zo van weggegroeid zijn weer beter te leren kennen. We willen hen emotionele vaardigheden aanreiken zodat ze de gevoelens bij hun kinderen kunnen toelaten.

Is dat het grote probleem: dat we weglopen van de gevoelens van onze kinderen?

Celie: Oh ja. Wij, de volwassenen, doen zo raar over gevoel. We leven in een wereld vol snelheid en stress en drukdoenerij. We moeten presteren, het draait om prestige. We zetten hoog in op cognitieve vaardigheden, op kennisoverdracht, op het hoofd. Die druk leggen we ook onze kinderen op. We verwachten veel van ze op dat vlak. Hun emoties daarentegen sussen en smoren we. ‘Je moet sterk zijn’, zeggen we als een kind of jongere verdrietig of kwaad is. Het is het meest hatelijke zinnetje dat er bestaat. Daarmee ontkennen we hun emoties. We nemen ze van hen af. Zo raken we de verbinding met onze kinderen kwijt. Hier in De Bleekweide zijn het hart en het gevoel even belangrijk als het hoofd.

U hebt een boek geschreven dat gelijktijdig met het tv-programma verschijnt, Anders kijken en luisteren naar kinderen en jongeren. U schrijft daarin: ouders bestraffen kwaadheid te veel.

Celie: Kwaadheid is een gevoel waar we heel moeilijk over doen. Ouders bestraffen kwaadheid, terwijl het een van de basisemoties is, naast angst en verdriet. Een kind dat kwaadheid toont, is een gezond kind. Ik wil dat opnieuw normaliseren. Ik denk dat kinderen en jongeren ook veel redenen hebben om kwaad te zijn. Want godverdikke, er gebeurt zoveel om hen heen dat ze niet willen. Een op de drie huwelijken strandt in een echtscheiding. Een kind wil dat niet. Zelfs voor een puber is het niet evident dat mama en papa uit elkaar gaan. Daarmee zeg ik niet dat mensen bij elkaar moeten blijven, maar zoiets heeft absoluut wel zorg nodig. Ik vind het raar als het ogenschijnlijk goed gaat met een kind na een echtscheiding. Het fundament is in tweeën gegaan, de veilige basis is weggeslagen. Het nest heeft deuken gekregen en dat moet hersteld worden. Na een echtscheiding hoor je mensen vaak zeggen: ‘Kinderen zijn flexibel, die passen zich wel aan.’ Nee! Een kind van wie de grond onder de voeten wordt weggeslagen, is niet flexibel. Dat zijn volwassenen ook niet. We mogen nog zo veel zelfvertrouwen hebben, als plots onze relatie verbrokkelt of we lopen op een andere manier tegen pijn en verdriet aan, gaan we ook wankelen, en dan klampen we ons vast aan wat was.

De titel van het eerste hoofdstuk in uw boek is: ‘Is het kind ziek… of is zijn omgeving aan herstel toe…’ Duidelijke taal.

Celie: Ik weet dat dat een ferme uitspraak is en ik zal er ook wel op aangesproken worden, maar dat is hoe ik het zie. Daarmee zijn we terug bij het begin van ons gesprek. Dat is wat kinderen en jongeren ons kunnen leren: dat we onszelf in vraag moeten durven te stellen. De laatste jaren zien we almaar meer kinderen en jongeren die ‘probleemgedrag’ vertonen, of die ‘een gedragsstoornis’ hebben. En we begrijpen het maar niet, ondanks alle onderzoeken die we bestellen. Het is toch normaal dat ze zo reageren op de wereld om hen heen die zichzelf voorbijholt en waarin ze zo weinig gehoord worden. Het is toch logisch dat ze kwaad worden en aandacht eisen door negatief gedrag te stellen. Laat nu ook eens die omgeving stilstaan en zich vragen stellen, want het ligt niet alleen bij het kind.

Weet u, ik kom ook in kinderdagverblijven en bij onthaalmoeders. Daar hoor ik dat steeds meer ouders hun kind hele lange dagen in de opvang laten, want ‘dat beseft dat kind toch nog niet’. Dat klopt natuurlijk niet, maar het is wel wat jonge ouders geloven. Daar begint het dus al. Dat beïnvloedt de hechting. Daarom blijf ik het van de daken schreeuwen: kinderen hebben nood aan hartsverbinding, op elke leeftijd. Die breng je tot stand door hen vast te pakken, door met hen te spelen, naar hen te luisteren, de tijd voor hen te nemen. Zo geef je hen het gevoel dat je hen wezenlijk graag ziet en dat dat voor altijd zo is. Daar hunkeren kinderen en jongeren naar en net op dat vlak loopt het op dit moment enorm mank in veel nesten.

Nog even terug naar die kwaadheid. Je voelt je als ouder erg machteloos als een kind gaat slaan of schoppen. Hoe moeten we daarmee omgaan?

Celie: Als een kind gedrag stelt dat niet kan – zoals slaan of schoppen – moet je het duidelijk maken dat zoiets onacceptabel is. Maar je moet tegelijk een alternatief aanreiken om met die kwaadheid om te gaan. Geef dat kind een plek om boos te zijn. Mijn zoon is nu negentien. Hij is altijd een gevoelige en temperamentvolle jongen geweest. Hij had hier toen hij klein was een boom in het Begijnhof. Dat was zijn bozeplek, zo noemden we dat. We gingen ook bozestokjes zoeken in het bos. Die pelden we samen, zo waren we bezig met zijn kwaadheid. Dat klinkt misschien erg raar, maar het werkte wel. Als ik zag dat hij op ontploffen stond, zei ik: ‘Man, je weet waar je bozestokjes staan en waar je bozeboom is. Ga daar nu eerst maar naartoe, want zo kan ik niet met je praten.’ Dat deed hij dan. Hij snelde met die stokjes in zijn hand over de grasweide naar zijn boom en voor hij halfweg was, was hij al tot rust gekomen. Waarom? Hij had erkenning gekregen voor zijn boosheid en dat was meer dan genoeg.

Ouders zijn niet alleen bang van de emoties van hun kinderen. Ook hun eigen pijn en verdriet houden ze verborgen. Ze willen hen daar niet mee belasten, heet het dan.

Celie: Ouders willen hun kinderen sparen, maar dat is geen optie. Dan zit je opnieuw in dat traditionele denken waar we het in het begin over hadden. Neem je kinderen serieus. Je helpt ze niet door de schone schijn op te houden, door zo veel mogelijk weg te stoppen. Een kind voelt dat dat niet klopt en dan gaat het tollen in zijn hoofd. Dan gaat het zich schuldig voelen en blijft het rondlopen met dat gevoel, vaak jarenlang. Dus kinderen mogen het weten dat mama verdrietig is omdat papa een nieuwe vriendin heeft of omdat oma ziek is. Als je een gevoel deelt, leer je iets van elkaar. Mama zegt beter: ‘Geef me een dikke knuffel, schat, want ik ben verdrietig. En als jij verdrietig bent, dan mag je ook naar mama komen. Dan geef ik jou een dikke knuffel.’ Dat is leren omgaan met gevoel. Zo creëer je nestwarmte, zo draag je zorg voor elkaar. Een kind belasten is iets heel anders. Dat is een pak gevoel op dat kind leggen en het niet de mogelijkheid geven om daarop te reageren. Bijvoorbeeld: een kind vertrekt voor een week naar de papa. Het zit op de achterbank van de auto te zwaaien naar mama en die staat op de oprit te huilen en te schreeuwen van ‘oh oh, het is zo erg en ik ga je zo missen’. Dat kind vertrekt met een krop in de keel, zijn gevoel kan er niet uit.

U werkt niet alleen in De Bleekweide, maar geeft lezingen overal in het land en steevast komt daar een groot publiek op af. Ouders zijn er dus wel mee bezig.

Celie: Zeker, en tijdens die lezingen merk ik vooral hoeveel onzekerheid er leeft over opvoeding. Mensen twijfelen of ze het wel goed doen. Ze durven hun intuïtie niet meer te volgen, al zit die vaak wel juist.

Vanwaar die twijfel?

Celie: De ouders van nu zijn een tussengeneratie. Ze voelen dat ze niet meer kunnen opvoeden zoals zij zelf zijn opgevoed. De veilige tools die ze daarvoor hebben meegekregen, werken niet meer omdat de samenleving essentieel veranderd is. Op zich vind ik die twijfel een positieve evolutie. Dat zeg ik hen ook: opvoeden is durven los te laten wat je van vroeger hebt. De mooiste dingen worden daaruit geboren. Ik geloof sterk in de maakbaarheid van het kind, maar ook in de maakbaarheid van ouders en opvoeders. Dus: durf te vernieuwen en jezelf in vraag te stellen, maar blijf ook zoeken naar wat er wel klopt in je gezin.

U pleit wel voor een duidelijk opvoedingskader. Dus: grenzen stellen.

Celie: Absoluut, dat is heel belangrijk. Een vrije opvoeding is niks voor mij. Een duidelijk kader geeft veiligheid. We moeten normen en waarden meegeven, maar dat betekent niet dat kinderen geen medezeggenschap moeten hebben. Na een scheiding stellen ouders vaak een omgangsregeling op zonder dat ze nagaan of die voor hun kinderen wel haalbaar is. Misschien ziet dat meisje van veertien dat helemaal niet zitten om nu al bij de nieuwe vriend van mama en zijn kinderen te overnachten… Maak zoiets bespreekbaar. Dat betekent niet dat kinderen alle troeven in handen krijgen, maar wel dat je samen naar een oplossing zoekt.

Hebben de kinderen en ouders die meegewerkt hebben aan het programma hun aflevering op voorhand gezien?

Celie: Nee, niemand. Ik zie ze wel allemaal en ik vertel hen tot in de kleinste details wat erin zit. Ze weten dat ze me kunnen vertrouwen, daar is dit hele programma op gebaseerd. Ik heb hier met zoveel zorg aan gewerkt, net zoals alle therapeuten die eraan hebben meegewerkt. Ook tijdens en na de uitzendingen blijven we kinderen en ouders goed omringen. Dat is de reden waarom we hen nu niet meer in de media laten komen. We hebben daar veel aanvragen voor gekregen, maar daar kunnen en willen we nu niet op ingaan. We willen blijven voelen wat er naar buiten gaat. Dit thema is zo broos en krachtig tegelijk. We willen ook dat de juiste discussie ontstaat.

Gaat het nu goed met de kinderen en jongeren?

Celie: Ja, maar hun weg is nog niet af. We hebben stappen gezet, maar we blijven hen wel verder zien. Wat heel sterk in alle afleveringen zit, is de volgende gedachte: op het moment dat je erkenning krijgt voor je verhaal, start de verwerking. Dan is het nog niet gedaan, dan begint het pas, maar dan heb je wel al een belangrijke horde genomen.

DOOR ILSE DEGRYSE, FOTO’S FRANKY VERDICKT

”Je moet sterk zijn’, zeggen we als een kind verdrietig of kwaad is. Het is het meest hatelijke zinnetje dat er bestaat.’

‘Ik vind het raar als het ogenschijnlijk goed gaat met een kind na een echtscheiding. Het fundament is in tweeën gegaan, de veilige basis is weggeslagen. Het nest heeft deuken gekregen en dat moet hersteld worden.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content