Gert Jan Geling

Keulen: ‘Laten we afstappen van het taboe om de invloed van religie en cultuur te benoemen’

Gert Jan Geling Kernlid van denktank Liberales en publicist.

‘Op het moment dat wetenschappers, opiniemakers, journalisten, schrijvers en zelfs ervaringsdeskundigen de feiten in Keulen willen benoemen, ontstaan er vaak heftige reacties’, vindt Gert Jan Geling. Toch zijn dit soort taboes als barrières die een open debat in de weg staan.

De afgelopen periode is naar aanleiding van de massale aanrandingen en berovingen in Keulen op oudejaarsjaarsnacht door jonge mannen met een overwegend noord-Afrikaanse en Midden-Oosterse achtergrond, waarvan een deel als vluchteling Europa is binnengekomen, het debat over de daad, de daders, hun achtergrond, de beweegredenen hierachter, seksueel geweld in zijn algemeenheid de vluchtelingenstroom en hoe met die alles om te gaan in volle hevigheid losgebarsten. En de sentimenten lopen hierbij hoop op. Met name wanneer zaken als cultuur, religie, de positie van de vrouw in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, het vrouwbeeld van migranten en de houding van deze groep t.o.v. seksualiteit ter sprake komen.

Op het moment dat wetenschappers, opiniemakers, journalisten, schrijvers en zelfs ervaringsdeskundigen deze zaken benoemen in de context van ‘Keulen’ ontstaan er vaak heftige reacties. Men begeeft zich op dat moment in een mijnenveld, en wordt al snel verweten extreem-rechts, xenofoob, islamofoob en anti-vluchtelingen te zijn. Het lijkt er sterk op dat sommigen zaken als cultuur, religie en sociale gewoonten tot taboe willen verheffen, en zich heftig verzetten wanneer dit taboe geslecht dreigt te worden. En dat is uiterst problematisch. Want in een open samenleving zouden in een vrij debat alle mogelijke onderwerpen en oorzaken ter sprake moeten kunnen komen. We zouden alles vrij moeten kunnen bediscussiëren, ook wanneer iets voor sommigen onwelgevallig is.

Keulen: ‘Laten we afstappen van het taboe om de invloed van religie en cultuur te benoemen’

Het is interessant om te zien hoe fel er soms gereageerd wordt wanneer met name cultuur en religie ter sprake komen als verklarende factor voor zaken die als negatief gezien worden. Nochtans is hier geen sprake van wanneer cultuur en religie benoemd worden als oorzaken van zaken die als positief gezien worden. Zo protesteert niemand wanneer er gesteld wordt dat binnen veel niet-Westerse culturen gastvrijheid hoog in het vaandel staat, en dat hierdoor veel mensen die uit deze cultuur komen ook erg gastvrij zijn. Eveneens wordt er geen bezwaar gemaakt wanneer er gesteld wordt dat vrijwel alle religies zorg voor de armen nastreven, en dat een religieus persoon vanuit een religieuze motivatie dan ook zich voor de armenzorg in kan zetten.

Echter, wanneer er wordt gesteld dat binnen sommige culturen de misogynie diep geworteld is, er in sommige regio’s sterke stereotypen over Westerse vrouwen leven, religieuze kuisheidsidealen kunnen leiden tot seksueel geweld, de positie van de vrouw binnen sommige religies problematisch is en verschillen in opvoeding tussen mannen en vrouwen negatieve effecten kunnen hebben op de maatschappij breekt de hel los. Zeker wanneer er in dit verband naar de culturen uit het Midden-Oosten en de islam wordt verwezen.

Generaliseren of bagatelliseren

Hoe komt dat toch? Mogelijk ligt de angst dat extreem-rechts zal profiteren van negatieve beeldvorming over niet-Westerse culturen en de islam aan dit gedrag ten grondslag. Ook politieke correctheid, wat leidt tot het willen generaliseren of bagatelliseren, kan hieraan bijdragen. Verder zijn sommige zaken natuurlijk erg pijnlijk voor sommigen om uit te spreken, met name wanneer het de negatieve effecten die cultuur en religie kunnen hebben betreft terwijl de ervaringen van de persoon in kwestie met deze cultuur en religie overwegend positief zijn. Maar het meest belangrijke argument dat wordt aangedragen om het taboe op het benoemen van cultuur en religie in stand te houden is toch wel dat het stigmatisering in de hand zou werken.

Stigmatisering is uiteraard iets problematisch. Hier zouden we ons niet aan schuldig moeten willen maken. Maar desalniettemin zou de angst hiervoor in een open debat nooit een reden mogen zijn om het benoemen van cultuur en religie als zaken die ten grondslag kunnen liggen aan bepaalde handelingen en gebeurtenissen tot taboe te verklaren, en eenieder die dit taboe doorbreekt keihard, en veelal op de persoon gespeeld, aan te vallen. Wat we nodig hebben is ruimte voor een open debat, waarbij er geen taboes zijn, en alle mogelijke oorzaken benoemd mogen worden.

Immers, wanneer sociaal-economische factoren, leeftijd of opleidingsniveau ter sprake komen wanneer het over negatieve handelingen gaat. Er wordt immers nooit geroepen dat wanneer er gezegd wordt dat overwegend mannen zich schuldig maken aan seksueel geweld dit stigmatiserend is voor mannen. Maar de culturele achtergrond van deze mannen benoemen wordt wel stigmatiserend geacht. Er wordt niet gezegd dat stellen dat het overwegend jonge mannen zijn die zich hieraan schuldig maken stigmatiserend is voor jonge mannen. Maar cultureel en religieus bepaalde opvoedingsfactoren worden wel tot taboe gemaakt.

En wanneer een laag opleidingsniveau erbij wordt gehaald wordt dit niet stigmatiserend voor lager opgeleiden geacht, maar het benoemend van de invloed van cultuur en religie op het beeld van vrouwen wel. Kortom, het lijkt erop dat diegene die kritiek leveren op het noemen van cultuur en religie als mogelijke factoren die aan bepaalde handelingen ten grondslag liggen meten met twee maten. Zij achten het benoemen van sommige zaken stigmatiserend, maar het benoemen van andere zaken waar eveneens een stigmatiserende werking van uit kan gaan niet.

‘We moeten als samenleving een in staat zijn om een open debat, op basis van feiten, en met goede onderbouwing te voeren.’

Los van in hoeverre zaken als religie en cultuur daadwerkelijk bijdragen of ten grondslag liggen aan wat er in Keulen is gebeurd -want dat moet uit verder onderzoek duidelijk worden- geen enkel factor zou in dit debat tot taboe verklaard mogen worden. We moeten als samenleving een in staat zijn om een open debat, op basis van feiten, en met goede onderbouwing te voeren. Waar het hier om gaat is waarheidbevinding. We zouden daarbij alles moeten kunnen afwegen en moeten kunnen bespreken. Taboes staan dit in de weg. Het is daarom van belang dat het taboe op het benoemen van de invloed van religie en cultuur geslecht word. Niet omdat deze zaken te allen tijde ten grondslag liggen aan negatieve handelingen, maar omdat we ze, net als andere factoren, gewoon zouden moeten kunnen benoemen. Want alleen in een open debat zonder taboes zijn we in staat om tot waarheid te komen. De barrière die dit open debat in de weg staan zouden daarom dan ook geslecht moeten worden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content