Tim Vandenput (Open VLD)

‘Kernwapens ‘wegwensen’ is nobel maar brengt vrede geen stap dichterbij’

Tim Vandenput (Open VLD) Kamerlid voor Open VLD

‘Kernwapens vormen een duidelijk gevaar voor de toekomst van onze planeet. Hen simpelweg laten verbieden door niet-nucleaire staten, zoals ICAN voorstelt biedt echter geen oplossing voor dit probleem’, schrijft Kamerlid Tim Vandenput (Open VLD). ‘Door hun grote strategische waarde is een gezamenlijke, verifieerbare en geleidelijke afbouw van kernwapenarsenalen de enige realistische optie.’

Gisteren werd de Nobelprijs voor de vrede uitgereikt aan de Internationale Coalitie tegen kernwapens (ICAN). Dit ter erkenning van de rol die ze speelden in de totstandkoming van een verdrag waarrond er al heel wat te doen is geweest op de opiniepagina’s van verschillende kranten: het verbodsverdrag op kernwapens. Dit gaat verder dat voorgaande verdragen zoals het non-proliferatieverdrag doordat het kernwapens meteen wil verbieden.

‘Kernwapens ‘wegwensen’ is nobel maar brengt vrede geen stap dichterbij’

Alhoewel dit zeer ambitieus en revolutionair klinkt, zal dit verdrag enkel bindend zal zijn voor de staten die het ook effectief ondertekenen. Zo’n 53 staten hebben het verdrag effectief al ondertekend maar hier is geen enkele kernwapenstaat bij en zij zullen dit ook niet doen. In de praktijk zal er bij de inwerkingtreding van dit verdrag dus geen enkel kernwapen verdwijnen. 53 staten kunnen ze wel ‘wegwensen’ maar daarom wordt dit nog niet de realiteit.

Dat ICAN de nobelprijs voor de vrede krijgt, is enigszins ironisch. Hun doel is zeker nobel te noemen maar het verbodsverdrag waarvoor ze pleiten kan net zorgen voor minder vrede. Zoals Carl Bildt, voormalig premier van Zweden en voorzitter van de European Council on Foreign Affairs, zie: “in het beste geval is het verdrag een pure sideshow, in het ergste geval kan het voor een nucleair conflict zorgen”.

Verzwakking van democratische staten

De voorstanders van dit verdrag stellen dat we het akkoord moeten zien als een drukkingsmiddel om kernwapenstaten te bewegen tot ondertekening van het verdrag en uiteindelijke ontwapening. Ze noemen het een ‘deeltjesversneller’ die het ontwapeningsproces nieuw leven zou inblazen. De bevolking van de staten die het verdrag niet mee ondertekenen, zullen dan op straat komen en samen met het middenveld democratische druk uitoefenen op hun regering totdat het verdrag wel ondertekend wordt.

Deze redenering gaat echter voorbij aan een belangrijk feit: ook ondemocratische staten bezitten kernwapens. Zo valt moeilijk te begrijpen hoe de Noord-Koreaanse bevolking hun grote leider tot ondertekening zullen aanzetten als ze hoogstwaarschijnlijk nooit van het bestaan van het verdrag zullen afweten. Ook in Rusland en China moeten we niet meteen een grote democratische druk vanuit de bevolking verwachten.

Dat is ook het fundamentele probleem van dit verdrag: het zal enkel een effect hebben op de democratische staten, waardoor hun veiligheid ten opzichte van ondemocratische, autoritaire staten sterk verzwakt wordt. Dit kan toch niet de bedoeling zijn?

Dat internationale druk op deze autoritaire staten hen dan alsnog tot ontwapening zou bewegen, lijkt ook niet realistisch. Wie maakt hen wat, zo lang ze over kernwapens beschikken? Kijk ook maar naar Noord-Korea. Het land staat al decennia onder zware internationale druk staat en besluit hier alleen maar uit dat het de ontwikkeling van kernwapens nog moet opvoeren om zo haar macht nog verder te vergroten en een invasie af te schrikken.

Geen appelen met peren vergelijken

Hiermee komen we bij een tweede belangrijk probleem met het verbodsverdrag: in tegenstelling tot andere wapens zijn kernwapens van een ongeziene strategische waarde en zelfs fundamenteel voor de veiligheid van enkele landen. Deze unilateraal verwijderen, zonder garanties dat andere kernmachten hetzelfde doen, wordt door kernwapenstaten dan ook gezien als strategische zelfmoord.

‘Een kernwapenvrije wereld valt enkel te bereiken door een verifieerbare vermindering van kernwapens waar alle kernwapenstaten aan deelnemen.’

De voorstanders van het verbod wijzen op gelijkaardige verbodsverdragen voor clustermunitie, landmijnen en zelfs slavernij. Deze vergelijking loopt echter helemaal mank. Kernwapens hebben zo’n grote impact en strategische rol dat zelfs het bestaan van maar 1 kernbom onaanvaardbaar zou zijn voor alle andere staten. Dit is niet het geval bij clusterbommen of landmijnen, waarbij elke vermindering merkelijk minder slachtoffers oplevert, zonder de veiligheidsstrategie van andere staten aan te tasten.

Bovendien zien we ook dat deze ‘voorbeeldverdragen’ niet sluitend zijn: clusterbommen en landmijnen bestaan nog en worden nog steeds gebruikt. Indien het verbod op kernwapens even sluitend zou zijn, belooft dat alvast niet veel goeds voor de nucleaire veiligheid in de wereld.

Geen waterdicht verdrag

Dat het verdrag niet sluitend is, blijkt ook uit het feit dat bepaalde concrete bepalingen niet waterdicht zijn. Omdat men snel klaar wilde zijn met de onderhandelingen over het verdrag, lijkt het alsof men een paar essentiële ‘safeguards’ over het hoofd heeft gezien.

Zo worden de huidige ‘nucleaire staten’ wel gedwongen om aan de strengste vereisten van het Internationaal Atoomenergieagentschap en het Non-Proliferatieverdrag te voldoen indien ze willen toetreden tot het verdrag maar wordt niet dezelfde inspanning gevraag van de ‘niet-nucleaire staten’. Dit betekent dus dat sommige staten met nucleaire ambities uit het NPT kunnen stappen en via dit verbodsverdrag vrijer kunnen werken aan hun nucleair programma. Zoiets boezemt de huidige nucleaire staten natuurlijk niet meteen vertrouwen in.

Stap per stap

Uiteraard betekent dit alles niet dat we dan maar nucleaire ontwapening als een verloren zaak moeten zien. Het betekent enkel dat er geen ‘shortcut’ naar een kernwapenvrije wereld bestaat zoals ICAN ons wil doen geloven. In een tijd waarin alle kernwapenstaten bezig zijn met de modernisering van hun nucleair arsenaal en de spanningen tussen deze staten onderling terug aan het oplopen zijn, is het pleiten voor een de facto unilaterale ontwapening van het Westen ronduit gevaarlijk.

‘We moeten het ‘falen’ van de bestaande ontwapeningprocessen ook niet overdrijven. Sinds 1986 is het wereldwijde arsenaal aan kernwapens al met 80% gekrompen.’

Een kernwapenvrije wereld valt enkel te bereiken door een verifieerbare vermindering van kernwapens waar alle kernwapenstaten aan deelnemen. Indien dit soort onderhandelingen telkens faalt, betekent dat niet per se dat de methode inherent fout of verwerpelijk is, wel dat de omstandigheden van dat moment niet het gewenste resultaat hebben toegelaten. We moeten dus opnieuw proberen om ze wel succesvol te maken, hoe moeilijk ook.

Bovendien moeten we het ‘falen’ van de bestaande ontwapeningprocessen ook niet overdrijven. Sinds 1986 is het wereldwijde arsenaal aan kernwapens al met 80% gekrompen. Nog steeds genoeg om de wereld verschillende keren naar de vaantjes te helpen, maar stellen dat de kernwapenstaten geen stappen tot ontwapening zetten is de waarheid geweld aandoen.

De recente internationale demarche van de Belgische regering om het CTBT-verdrag, dat kernproeven verbiedt en reeds geratificeerd is door Rusland, Frankrijk en het VK, nieuw leven in te blazen toont bovendien dat België zich nog wel degelijk inzet voor stapsgewijze nucleaire ontwapening.

Nucleaire ontwapening is een proces dat zeer traag zal verlopen en vaak op een muur zal botsen. Dit is echter onvermijdelijk en ook logisch. Om van zo’n strategisch belangrijke maar uiterst destructieve wapens af te geraken, is een waterdicht proces nodig waar iedereen zich in kan vinden, geen verdrag dat kernwapens wegwenst.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content