Jop Van der Auwera

‘Jongeren met migratieachtergrond zijn vaker slachtoffer, dader en getuige van pestsituaties’

Jop Van der Auwera Doctoraal onderzoeker Leuvens Instituut voor Criminologie (KU Leuven)

‘Jongeren met een migratieachtergrond vormen een risicogroep voor pesten.’ Dat schrijft doctoraatstudent Jop Van der Auwera (KU Leuven) in zijn nieuwe boek ‘Pestgedrag, etniciteit en de rol van diversiteit’. Hij peilde bij 1800 leerlingen uit het Vlaams en Brussels secundair onderwijs naar hun ervaringen met pesten. Voor Knack vat hij zijn voornaamste bevindingen samen.

De verschillende migratiegolven die ons land de afgelopen decennia heeft gekend, hebben ervoor gezorgd dat onze samenleving zich heeft ontwikkeld tot een cultureel diverse gemeenschap, rijk aan verschillende nationaliteiten, culturen en etnische groepen. Precies omdat het onderwijs een spiegel is van de maatschappij, kijkt niemand nog vreemd op wanneer jongeren in Vlaamse scholen samenkomen met leeftijdsgenoten vanuit de hele wereld.

Jongeren met migratieachtergrond zijn vaker slachtoffer, dader en getuige van pestsituaties.

De homogene klasgroep van enkele decennia geleden waar Johan, Lieve en Stefaan les volgden, is geëvolueerd naar een heterogene samenstelling waarin beeldsprakig Pablo, Ahmed en Fatima geïntegreerd zijn. Nogal scherp gesteld, wil dit zeggen dat de dag van vandaag tien verschillende leerlingen tien verschillende culturen met zich mee kunnen brengen.

Terwijl sommige jongeren deze culturele mix als verrijkend beschouwen, voelen anderen zich erdoor bedreigd of achtergesteld. Het is dus best mogelijk dat de verschillende etnische achtergronden, culturele contrasten of levensbeschouwelijke tegenstellingen enkele spanningen op school teweegbrengen en uitmonden in pestgedrag. Om deze redenen ging ik na of jongeren met een migratieachtergrond in Vlaanderen en Brussel nu juist meer of minder slachtoffer en dader worden van pestgedrag. Is het zo dat daders jongeren met een buitenlandse origine viseren? Of zijn zij het juist die pestslachtoffers maken?

Emancipatie en een kwestie van ‘anders zijn’

Net zoals in voorgaand Nederlands, Noors en Zweeds onderzoek, komt uit het eigen gevoerde Vlaams-Brusselse onderzoek naar voren dat jongeren met een migratieachtergrond vaker gepest worden. Zo geeft 13,3% van de jongeren met een buitenlandse origine aan het afgelopen schooljaar slachtoffer te zijn geweest van klassiek pestgedrag (o.a. slaan, uitsluiten, roddelen, vernederen…), terwijl dit percentage bij de jongeren zonder migratieachtergrond slechts 8,6% betrof. Het lijkt er sterk op dat het vastgestelde verschil toe te schrijven is aan de eigenschap van het zogenaamde ‘anders zijn’. Het is immers een normaal gegeven dat puberende jongeren hun leefwereld indelen in verschillende groepen, precies om zichzelf een sociaal-culturele identiteit aan te meten. Jongeren met een migratieachtergrond zijn door hun afwijkende kleding, buitenlandse tongval of donkerdere huidskleur vaak in het bezit van ‘atypische kenmerken’ waarover jongeren zonder migratieachtergrond niet beschikken. Het is trouwens omwille van dezelfde reden dat bijvoorbeeld de ‘rossekoppen’, ‘beugelbekkies’ en ‘dikkertjes’ clichématig het meest gepest worden; door hun opvallende eigenschappen trekken ze – vaak ongewild – de aandacht van enkele daders die gericht op zoek zijn naar ‘in het oog springende slachtoffers’.

Met betrekking tot de groep van de daders, geeft 11,3% van de jongeren met een migratieachtergrond aan iemand het afgelopen jaar op klassieke wijze te hebben gepest, terwijl het percentage van pestende jongeren zonder een migratieachtergrond met 3,1% toch beduidend lager ligt. Het ‘wij versus zij’-gevoel lijkt ook hier voldoende verklaringskracht te bezitten om de geconstateerde verschillen te duiden. Vermits de meerderheid hen aanziet als ‘anders’, ‘atypisch’ en ‘bizar’ (o.a. door hun uiterlijk, taal, geloof of culturele tradities), ontstaat er een gepolariseerde tegenstelling waaruit een minderwaardigheidsgevoel voortvloeit. Ingegeven door deze gepercipieerde achterstelling, trachten jongeren met een migratieachtergrond door middel van pestgedrag te streven naar een volwaardige positie in de klasgroep. Hiermee pogen ze immers macht, dominantie en aanzien te verwerven ten opzichte van de meerderheidsgroep, om zo de scheefgetrokken puberale machtsverhoudingen tussen ‘wij, de minderheid’ versus ‘zij, de meerderheid’ weer in een natuurlijk evenwicht te brengen.

Diverse scholen als onderdeel van preventie

Gezien onze samenleving door verschillende migratie- en globaliseringsprocessen een heterogene samenstelling aanneemt, is het niet onlogisch dat het aantal jongeren met een migratieachtergrond stelselmatig toeneemt in Vlaamse en Brusselse scholen. Daarbij rijst de vraag of hierdoor het aantal slachtoffers en daders van pestgedrag in de toekomst ook zal toenemen in deze scholen. Met de vluchtelingencrisis én de huidige resultaten uit het onderzoek in het achterhoofd, is op die vraag enigszins een pessimistisch antwoord te verwachten. Niettemin is de uiteindelijke respons op dit vraagstuk – mits nuance – toch tamelijk rooskleurig.

De huidige migratieprocessen moeten niet als dreiging, maar als opportuniteit gezien worden om te evolueren naar een gezonde schoolcultuur.

De resultaten uit het onderzoek tonen aan dat in witte scholen (scholen met een meerderheid aan leerlingen zonder migratieachtergrond) meer jongeren van buitenlandse origine op klassieke wijze pesten (7,8% vs. 2%) alsook gepest worden (14,8% vs. 6,2%) in vergelijking met jongeren zonder een migratieachtergrond. Doordat de kloof tussen ‘wij’ en ‘zij’ in deze scholen groter is, moeten ze als minderheid namelijk ‘extra hun best doen’ (lees: meer pesten) om status en aanzien te verwerven en springen ze als potentieel slachtoffer extra in het oog. Naarmate het aantal jongeren van buitenlandse origine stijgt, blijft het prevalentieverschil tussen beide groepen dan weer uit.

Een gezonde en evenwichtige mix van diverse culturen lijkt dan ook dé oplossing om de ervaren ‘wij versus zij’-kloof te verkleinen en het gevoel van ‘anders zijn’ te reduceren. Hierbij moet wel in beschouwing worden genomen dat louter het schoollopen met verschillende etnische groepen in gemengde of zwarte scholen geen effect heeft op de afname van een ‘wij versus zij’-gedachtegang die steunt op negatieve vooroordelen. Enkel wanneer scholen actief en plichtsbewust inzetten op een positieve sfeer tussen leerlingen met verschillende etnische achtergronden, is er kans op het bewerkstelligen van interetnische contacten en een reductie van vooringenomenheid. In dat opzicht dienen de huidige migratieprocessen dan ook niet als dreiging, maar als opportuniteit te worden aanzien om te evolueren naar een gezonde schoolcultuur, met name eentje zonder stigmatisering.

Naar een schoolcultuur zonder polarisatie

Het is allerminst mijn intentie om de verantwoordelijkheid van daders te minimaliseren, maar zolang jongeren met een andere taal, een ander uiterlijk of andere culturele gebruiken aanzien worden als ‘anders’, zal het ‘wij versus zij’-gevoel steevast – bewust of onbewust – in stand worden gehouden. Een mentaliteitswijziging op macroniveau lijkt daarom het meest adequate en duurzame antwoord om te evolueren naar een inclusieve schoolomgeving zonder polarisatie. Om deze ambitieuze – en toegegeven, tamelijk idealistische – doelstelling om te zetten in de praktijk, is voortzetting en uitbreiding van de huidige preventiemaatregelen en doelgerichte sensibiliseringscampagnes essentieel, noodzakelijk en mijns inziens elke euro waard.

Uit onderzoek blijkt dat kennis van andere culturen bijdraagt tot het reduceren van vooroordelen en de ontwikkeling van een empathische houding ten aanzien van ‘de andere’.

Op microniveau daarentegen, en in het bijzonder om de jongeren bewust te maken van het probleem, bekleedt de leerkracht een prominente rol. Naast de ouders, zijn zij diegenen bij wie jongeren terechtkunnen met hun alledaagse problemen. Uit onderzoek blijkt namelijk dat een open en toegankelijke houding van leerkrachten op zich reeds een mediërend effect uitoefent op het pestgedrag in een klasgroep. Pesters zouden zich als het ware geremd voelen om over te gaan tot pestgedrag omdat ze weten dat deze ontvankelijke leerkrachten vaak reageren met sancties of het conflict onmiddellijk willen ontmijnen door middel van confronterende klasgesprekken.

Daarnaast, en om de jongeren te sensibiliseren, is het belangrijk dat leerkrachten bepaalde thema’s (onder andere pesten, etniciteit, diversiteit en racisme) bespreekbaar maken door ze in hun lessen te integreren. Uit onderzoek blijkt immers dat kennis van andere culturen bijdraagt tot het reduceren van vooroordelen en de ontwikkeling van een empathische houding ten aanzien van ‘de andere’. Hierdoor is het mogelijk dat leerlingen van buitenlandse origine niet meer het label van ‘anders’ krijgen, maar als volwaardig lid van de klasgroep worden aanzien: onbekend maakt immers onbemind.

Mijn hoop en verwachtingen zijn groot wanneer ik mij in het bijzonder richt tot beleidsmakers, overheidsinstellingen, middenveldorganisaties, scholen en leerkrachten om actief in te zetten op ‘het bouwen van bruggen’ tussen leerlingen in plaats van aan polariserende ‘eilandvorming’ te doen. Een pluriforme schoolgemeenschap wordt in de toekomst hoe dan ook het nieuwe normaal, waarbij het leren omgaan met diversiteit en multiculturaliteit cruciaal en wellicht onontbeerlijk zal zijn. Onze samenleving ondergaat een verandering, waarom wij dan niet?

Jop Van der Auwera (KU Leuven) is als doctoraal onderzoeker van het Leuvens Instituut voor Criminologie (LINC) verbonden aan de onderzoekslijn ‘Bestuurlijke en Strafrechtelijke Rechtshandhaving in Europees en vergelijkend perspectief’ waar hij momenteel een proefschrift voorbereidt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content