‘Ze zijn blij dat ze van je af zijn’

De begrafenis van Jordy. De jongen verdween van de radar omdat geen van zijn moeilijkheden ernstig genoeg was voor actie. © Bas Bogaert/ID Agency

Jaarlijks verlaten zo’n duizend meerderjarige jongeren de jeugdhulp. Kimi (18) en Shana (23) getuigen over hun jeugd in instellingen en de moeilijke overgang naar het leven ‘daarbuiten’.

Het is het laatste weekend van augustus en de zomervakantie kookt naar zijn einde. In de Gentse Blaarmeersen zoeken duizenden verkoeling in het zwemwater. Enkele meters verderop voltrekt zich een drama. Jordy, een 19-jarige jongen uit Ninove, sterft eenzaam in zijn tent, verstopt tussen de struiken. Een natuurlijk, geweldloos overlijden, stelt de politie vast. De combinatie van honger, dorst en de zomerhitte bleken fataal. Pas twee dagen na zijn dood wordt de jongen gevonden. In het welvarende Vlaanderen sterft een tiener van ontbering, en naderhand blijkt dat niemand in de fout ging.

Jordy was een instellingskind. Door problemen in zijn gezin belandde de jongen al op zijn derde in de jeugdhulp. Worden zulke jongeren meerderjarig dan mogen – in veel gevallen: moeten – ze beschikken. Shana (23) heeft die stap al achter de rug, Kimi (18) begint er net aan. Beiden komen uit een problematische thuissituatie, en hebben weinig contact met hun ouders. ‘Ik werd boos toen ik in de krant las dat jongeren als Jordy tussen de mazen van het net vallen. Nee, er ís geen net’, vertelt Shana. ‘Ben je achttien, dan trekken ze de bescherming weg van onder je voeten, ook wanneer je aangeeft dat je daar niet klaar voor bent. Ze zijn blij dat ze van je af zijn.’

Jaarlijks verlaten zo’n duizend jongeren de jeugdhulp – al zouden het er ook meer kunnen zijn, goede cijfers blijken moeilijk te vinden. Tot achttien jaar vallen deze kinderen onder de verantwoordelijkheid van de jeugdvoorzieningen. Meerderjarigen mogen in principe blijven, in theorie zelfs tot 25 jaar, en wie het op eigen benen niet redt, mag normaal ook terugkeren. Maar de praktijk is anders. De laatste tien jaar verdubbelde het aantal jongeren in de bijzondere jeugdhulp, zonder dat het aanbod meegroeide. Elke vrije plek wordt meteen ingenomen. Het blijkt ook niet ongewoon dat de hulp al vanaf zestien jaar wordt afgebouwd.

Op hun achttien willen bijna alle instellingskinderen liefst zo ver mogelijk van de hulpverlening vandaan. Zo ook Jordy. Zijn instelling bood hem een verlengd verblijf aan, maar de jongen weigerde. Hij werd, zoals ze dat in het jargon noemen, ‘zorgwekkend zorgmijdend’. Kimi, die al elf jaar in de leefgroep woont die ze binnenkort moet verlaten, snapt dat. Zelf vindt ze dat ze het getroffen heeft, ‘want ik heb stabiliteit gehad, wat weinig jongeren in instellingen kunnen zeggen. Ik ken er die tien keer van instelling zijn veranderd. Voor mij is de leefgroep mijn thuis, maar ook ik wil daar zo snel mogelijk weg. Of ik er klaar voor ben, weet ik niet, dat zullen we moeten ervaren. Maar ik wil mijn vleugels uitslaan, want ik ben al die regels beu. Mijn leven lijkt aaneen te hangen van dingen die niet mogen en dingen die juist móéten. Dat houd je niet vol.’

De jeugdhulp wordt ervaren als betuttelend en controlerend. Alles wat de jongeren doen, belandt in een logboek en voor elke situatie bestaat een protocol. ‘Ben je een keer verdrietig, dan duiken de begeleiders in hun mappen: ah, dat meisje heeft deze voorgeschiedenis, we starten dus procedure 2Abis’, zegt Shana. ‘Maar relaties passen niet in procedures. Je voelt dat de mensen die voor je zorgen je als een nummer zien, als een dossier dat ze moeten afwerken voor ze naar huis kunnen. Elke slechte dag sleep je mee, want het staat in het logboek: “Ha Shana, slechtgezind geweest vorige week?” Een tiener in de jeugdhulp mag niet gewoon slechtgezind zijn. Resultaat is dat je niks meer toont, en de dagen aftelt tot je 18 bent. Dan kun je de poort dichttrekken, en leven zoals iedereen. Denk je. Want een achttienjarige beseft niet hoe moeilijk het leven daarbuiten is.’ Geen privacy is de nachtmerrie van iedere tiener. Kimi weet dat erg concreet te maken: ‘Ik besef dat er ergens een verslag bestaat van de eerste keer dat ik alcohol dronk – één drankje, op uitstap met de jeugdbeweging. Ik voel me daar ongemakkelijk bij. Mijn jeugd is een map in een kast.’

Van de radar

Jordy verbleef het grootste deel van zijn leven in de jeugdhulp, maar ook in de daklozen-, de drugs- en de crisisopvang kennen ze hem. Een latere doorlichting stelde dat geen van de betrokken instellingen in de fout ging. Kwetsbare jongeren als Jordy worstelen vaak met een combinatie van problemen. Jordy verdween van de radar omdat geen van de moeilijkheden ernstig genoeg was voor actie – vonden de protocollen. De jongen pleegde geen misdaden, had geen handicap en ook zijn drugsverslaving bleek onvoldoende voor een verplichte opname. Soms pas je beter in een vakje. Kimi koos voor de psychiatrie, al hoorde ze daar naar eigen inschatting niet thuis. Anders moest ze weg uit haar leefgroep. ‘Of je aanvaardt de hulp die toevallig beschikbaar is, of je valt in een gat. Jongeren zo voor het blok zetten, zou strafbaar moeten zijn’, vindt Shana.

‘Wie het systeem van binnenuit kent, schrikt niet dat jongeren afhaken’, vertelt Joost Bonte. Hij is verantwoordelijk voor het straathoekwerk in West- en Oost-Vlaanderen en kende Jordy. Bij zijn dood schreef Bonte een aangrijpend opiniestuk. De aanhef luidde: ‘Met lood in mijn schoenen, een bloedend hart en een bezwaard geweten schrijf ik je deze brief. Ik wil me verontschuldigen en hoop van ganser harte dat je me kunt vergeven.’ Er volgde een schrijnende aanklacht tegen de verstikkende efficiëntiecultuur in de sociale sector. Het is te kil en zakelijk geworden. ‘Ik mis in ons bestel aanklampende zorg. Warme zorg, die het beste voorheeft met de mensen’, vertelt Bonte. Hij heeft er al een hele carrière op zitten en zag zijn werkomgeving gaandeweg verkoelen. ‘Toen ik begon, gingen wij in het weekend langs bij Mariëtte en haar drinkende vent, ook al werden we daar niet voor betaald. Nu is dat not done. Je kunt er zelfs voor bestraft worden. Hulpverleners vertrekken niet meer vanuit luisteren, troosten en vastpakken, want ‘dat staat niet in het protocol’. Het gevolg is dat de professionals daar zelf ook ongelukkig van worden. Wie in de hulpverlening werkt, doet dat met de beste bedoelingen. Niemand volgt sociale school om rijk te worden of mensen te koeioneren. Maar sociaal werkers verliezen hun idealisme, want ze komen niet toe aan wat echt belangrijk is. Hun goede bedoelingen lopen vast in het Systeem. Geen enkele sector kent meer burn-outs dan het sociaal werk. Hulpverleners verharden, uit zelfbescherming. Ze bannen hun betrokkenheid en voeren blind uit. Ze moeten wel.’

Het is een uitleg waar de jongeren zelf niks aan hebben. Shana haalt de schouders op: ‘Als de hulpverleners het zelf toch goed menen, waarom schieten ze dan niet in actie? De jongeren kunnen dat niet, zij moeten ondergaan. Je komt in de jeugdzorg en je bent dankbaar dat er eindelijk een plek is waar je veilig kunt zijn. Maar vergeet niet dat geen enkel kind voor die situatie gekozen heeft. Wij kunnen er niet aan doen dat ons gezin niet oké was. Eigenlijk ligt de lat hier: hulpverleners moeten voor die jongeren zorgen alsof het hun eigen kinderen zijn. Ze evenveel kansen geven, evenveel vrijheid, evenveel gelegenheid om iets stoms te doen en daaruit te leren.’

Verpletterende eenzaamheid

Wat Jordy overkwam, is niet alleen een verhaal van te kort schietende hulpverlening. Je sterft van honger en dorst wanneer je bij niemand terechtkunt. Jordy’s verhaal getuigt van een verpletterende eenzaamheid. ‘Zelfs al is het in de grootste ellende, in een gezin heb je tenminste elkaar nog. Wij niet. Alleen betekent voor ons echt alleen’, vertelt Shana. ‘Ik kon al op mijn zeventien de instelling verlaten, en was blij dat het zover was, maar dat eerste jaar werd het moeilijkste van mijn leven. Het is hard wanneer je weet dat niemand je erbovenop helpt.’ Shana is nu 23. Ze haalde vorig jaar haar middelbaar diploma en werkt deeltijds bij vzw Cachet, een vereniging voor jongeren die uit de jeugdzorg komen. Op zaterdag volgt ze een opleiding Gezinswetenschappen – geen toevallige keuze. Een netwerk opbouwen blijft lastig voor een gewezen instellingskind. ‘Mensen op wie je kunt rekenen: ik vind dat een moeilijk concept. Ik ben opgegroeid tussen mensen voor wie mijn noden een job waren. Ik heb geleerd dat je het beter allemaal zelf in handen neemt, en de ander niet te veel vertrouwt, want dan word je ook niet teleurgesteld. Iets van mezelf prijsgeven, voelt onwennig. Je schermt dat af, je hebt dat nooit gekend.’

20 euro

De problematiek kwam bij de dood van Jordy weer in de aandacht, maar is uiteraard niet nieuw. Bruno Meeus schreef in 2014 met drie andere auteurs De Moeilijke Oversteek: Wonen na een verblijf in de bijzondere jeugdzorg, gevangenis en psychiatrie. Puur praktisch staan die jongeren in feite al voor een onmogelijke opdracht, meent Meeus. Het leefloon, dat voor een alleenstaande jongere 867 euro bedraagt, volstaat niet. ‘Het bestaat niet dat je daar huur, vaste kosten, eten, verzorgingsproducten en alle andere levenskosten van betaalt’, zegt de onderzoeker. ‘Men raadt aan niet meer dan een derde van het inkomen aan woonkosten te spenderen, maar dat is voor iemand met een leefloon onmogelijk. Zulke goedkope woningen bestaan niet. Je moet het allergoedkoopste krot nemen en maar hopen dat het leefbaar is. Bovendien hebben we het hier over achttienjarigen zonder ervaring met zelfstandig wonen. Eender welke stommiteit zadelt hen op met langdurige afbetalingsproblemen. Volg je zo’n jongere niet van nabij op, dan is hij een vogel voor de kat.’

Programma’s voor kamertraining, waarin jongeren leren zich zelfstandig te beredderen, lopen vast omdat de deelnemers geen geschikte definitieve woning vinden. En wie wel vertrekt, kan hoe dan ook niet terug omdat de plaats is ingenomen. Wie in zo’n trainingsprogramma zit, wordt een strikt budget opgelegd, ter voorbereiding van hoe hij of zij er binnenkort voorstaat. Voor de 18-jarige Kimi betekent dat amper 20 euro zakgeld per maand. Ze heeft het gevoel dat het haar nu al sociaal isoleert. ‘Wanneer mijn vrienden naar de film gaan, kan ik niet mee. Ik zou twee maanden moeten sparen om één avond mijn leeftijdsgenoten te kunnen volgen. Dan blijf ik liever in de leefgroep.’

Volgens Bruno Meeus bestaat er maar één oplossing: het aanbod aan sociale huurwoningen moet sterk stijgen. Maar, zo voegt hij er mistroostig aan toe, ‘dat zeggen onderzoekers al veertig jaar’. Want waar beland je als je geen woning vindt? In een tent in de Blaarmeersen.

De hulpverleners ervaren ondertussen dat de daklozenopvang spectaculair verjongt. Vaak gaat het om mensen die de sector al kent: enkele jaren daarvoor zaten ze nog in de jeugdhulp. Joost Bonte: ‘Tien jaar geleden was een dakloze een vijftigjarige man met een vuile grijze baard en een alcoholprobleem. De stadsnomaden van nu zijn tieners en twintigers, die van shelter naar opvang dolen.’ Met de winter voor de deur is dat een harde waarheid, al blijkt dit volgens Bonte niet eens het slechtste seizoen als je in de ellende zit. ‘Wanneer het koud is, begrijpt iedereen dat de armsten bibberen. Veel initiatieven steken een tandje bij. Maar dat je in de zomer dorst kan hebben, kan de Vlaming zich niet meer voorstellen. Dan is het: trek uw plan.’

En wat nu? De open brief van Bonte heeft zeker indruk gemaakt. De hulpverlener mocht in heel het land gaan spreken over de nieuwe ‘vermenselijking van de zorg’. Maar wat verandert er op het terrein? Weinig, vreest ook Joost Bonte. ‘Het systeem sluit zich, we gaan weer over tot de orde van de dag. Heel de sociale sector zat na de dood van Jordy met een collectief schuldgevoel, maar als je vraagt wat voortaan anders wordt, hoor ik veel praktische bezwaren. Ik vrees dat zelfs een dood instellingskind niet genoeg is om ons wakker te schudden.’

Tekst Jef Van Baelen

‘Er bestaat een verslag van de eerste keer dat ik alcohol dronk. Mijn jeugd is een map in een kast.’ Kimi

‘Ik heb geleerd dat je het beter allemaal zelf in handen neemt, dan word je ook niet teleurgesteld.’ Shana

‘Het aanbod aan sociale huurwoningen moet sterk stijgen. Maar dat zeggen onderzoekers al veertig jaar.’ Bruno Meeus

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content