‘Het tijdperk van Club Brugge is begonnen’

HANS VANAKEN (rechts): 'Jelle voelt aan waar ik de bal ga leggen. Dit seizoen maakt hij minstens twintig doelpunten.' © CHRISTOPHE KETELS

Jelle Vossen en Hans Vanaken doen de landskampioen draaien. ‘Die eerste titel was maar een eerste stap’, zeggen de Limburgse Bruggelingen, die volgend weekend hun heimat bezoeken voor Genk-Club.

‘Weet je wat Club moet doen? Limburgers halen! Die gedijen aan de kust. Je zult zien: zodra er Limburgers in de eerste ploeg staan, speelt Brugge weer kampioen’, zei Vital Borkelmans toen we hem een paar jaar geleden interviewden. Het bleken profetische woorden. Club behaalde vorig seizoen zijn eerste titel in elf jaar en domineert ook dit seizoen de Belgische competitie met een Limburger in de spits en één als spelmaker, wellicht de belangrijkste posities in een voetbalelftal. Jelle Vossen en Hans Vanaken passen in een lange rij Limburgers die succes boekten aan zee: René Vandereycken, Luc Beyens, Georges Leekens, Gert Claessens, Dirk Medved, Eric Gerets, Stijn Stijnen, Koen Daerden, Karel Geraerts.

Voor wie opgroeide tussen bronsgroen eikenhout blijkt West-Vlaanderen vruchtbare grond. ‘Dat is volgens mij geen toeval’, zegt Jelle Vossen, topscorer bij blauw-zwart. ‘Tussen Limburgers en Bruggelingen klikt het. Onze mentaliteit ligt op dezelfde lijn.’ ‘Ik heb in Antwerpen gewoond en in Oost-Vlaanderen gevoetbald, maar het leven aan de kust staat dichter bij wat ik kende in Limburg’, beaamt Hans Vanaken. ‘Een Limburger voelt zich hier makkelijk thuis. En om te presteren, is dat heel belangrijk: dat je het idee hebt dat je ergens past.’

Veel van jullie Limburgse voorgangers zijn na hun voetbaljaren aan de kust blijven wonen.

HANS VANAKEN: Jelle gaat dat ook doen, denk ik. Ik niet. Ooit keer ik terug naar Lommel. De familie, de kerktoren: dat blijft toch thuiskomen. De mensen hier begrijpen dat. Zij hebben hetzelfde, maar dan met hún kerktoren.

JELLE VOSSEN: Ik kom inderdaad niet zo vaak meer in Limburg. Met een dochtertje van een half jaar en een grote hond is het telkens een hele verhuizing. (lacht) Gelukkig komt de familie graag op bezoek aan de kust.

VANAKEN: Het enige waar ik niet aan wen, is de taal. Plat West-Vlaams valt niet te verstaan, hoezeer ik het ook probeer.

VOSSEN: Verstaan lukt nog wel, praten is wat anders. Verder dan ‘joak’ kom ik niet.

Dat de band met Limburg niet meer zo sterk is, heeft dat te maken met wat er bij Racing Genk is gebeurd? U vertrok er in onmin. Eerst naar het Engelse Burnley, later dook u op bij concurrent Club Brugge.

VOSSEN: Ik begrijp dat ze dat in Limburg niet leuk vonden, maar het is een van die dingen die nu eenmaal gebeuren in het voetbal. Ik heb niks tegen Racing Genk, sterker nog, ik besef goed dat ik aan die club alles te danken heb. Vijftien jaar heb ik er gevoetbald. Dat veeg je niet zomaar uit. Jammer genoeg is de relatie nog altijd verzuurd, al hoop ik dat de band ooit weer kan worden aangehaald. Ik ben de eerste om te zeggen: zand erover, we keren de bladzijde om. Maar die beslissing ligt niet alleen bij mij.

Behalve Limburg hebben jullie nog iets met elkaar gemeen: jullie vaders waren profspelers. Dat is niet altijd een cadeau voor een opgroeiende voetballer, naar het schijnt.

VOSSEN: Mijn pa was streng, kritisch en nooit tevreden. Scoorde ik zes keer maar miste ik één kans, dan praatten we de hele avond over die misser. Een jonge kerel vindt dat niet altijd prettig. Je wilt ook weleens horen dat je een goeie match hebt gespeeld.

VANAKEN: Mijn vader was net dezelfde: doorbomen over het negatieve, en het positieve was maar normaal. Pas nu zie ik hoezeer me dat geholpen heeft. Een vader moet niet te vaak zeggen: ‘Jij bent de beste, zoon.’

VOSSEN: Ploegmaats zaten met hun kop in de wolken wanneer ze eens een goeie match speelden. Dat zou mij nooit overkomen zijn, dankzij pa. Als je hard werkt, komt vroeg of laat de beloning: dat idee heeft hij erin gestampt. Het heeft mij veel opgebracht. Pas toen ik een paar jaar prof was, konden we op een normale manier over voetbal praten, zonder altijd die kritiek. Hij zal toen pas gevonden hebben dat ik recht van spreken had. (lacht)

Waren jullie het grote talent bij de jeugd, of hebben jullie er het hardst voor gewerkt?

VOSSEN: Veel scoren heb ik altijd gekund, maar ik was zeker niet de beste voetballer van de ploeg. Dat ben ik nooit geweest, en nu nog altijd niet. (lacht) Mijn kracht zit in het mentale. Dat maakt of kraakt een voetballer.

VANAKEN: Ik volgde een ander traject dan Jelle. Hij zat bij Genk tussen de toppers, terwijl ik er bij het kleine Lommel United bovenuit stak. Maar voor ons allebei gold: niet zweven, hard werken, ervoor leven. Ze moesten mij niet vragen om op stap te gaan toen ik zestien was. Ik heb altijd vol voor het voetbal gekozen, en nu ben ik Belgisch kampioen.

Allebei zijn jullie gewone jongens die van bescheidenheid hun handelsmerk maken. Tatoeages noch hanenkammen, en geen Ferrari op de oprit.

VOSSEN: Een tatoeage of een hanenkam maakt iemand nog niet arrogant, maar het ligt inderdaad niet in mijn karakter om het extravagante op te zoeken. Hans is ook zo. De buitenwereld plaatst voetballers op een voetstuk, maar dat beeld doorprik ik graag. Ik ben maar een gewone knul, die toevallig een apart beroep heeft.

Vertel eens over elkaar wat de ander zo’n goeie voetballer maakt.

VOSSEN: Ik zal beginnen, dan weet Hans hoeveel complimenten hij moet geven. (lacht) Hans biedt zekerheid, dat maakt voetballen met hem zo fijn. Je kunt altijd de bal aan hem kwijt, je weet dat hij er iets nuttigs mee gaat doen. Zijn inspeelpass is perfect. Als spits moet je alleen maar de loopactie maken, je weet dat zijn pass aankomt. Wat onderschat wordt, is hoe belangrijk Hans is bij balverlies. Hij staat bekend om zijn techniek, maar hij maakt ook veel meters. De pressing, het heroveren van de bal, begint bijna altijd bij hem.

VANAKEN: Jelle voelt aan waar ik de bal ga leggen. Het is motiverend om met een spits te voetballen die zo vlot scoort. Zijn statistieken spreken voor zich, en nu we elkaar nog beter beginnen te kennen, maakt hij er dit seizoen minstens twintig.

VOSSEN: Voer de druk nog maar op! (lacht)

VANAKEN: Komaan, Jelle. Hoe makkelijk jij ze binnenlegt, dat is echt straf.

VOSSEN: Op de club lachen ze er vaak mee: daar is Vossen weer met zijn intikkers. Ik kan moeilijk uitleggen hoe dat precies werkt. Op de een of andere manier zegt mijn instinct waar de bal zal vallen, twee seconden later gebéúrt dat ook echt en hoef ik mijn voet er maar tegen te zetten om te scoren. Heel raar, bijna een mystieke ervaring.

VANAKEN: Ik wou dat ik die gave ook had.

Speelt Club kampioen?

VOSSEN EN VANAKEN: (in koor) Ja.

Dat kwam er vlot uit.

VOSSEN: Michel Preud’homme heeft dat erin gestampt. Zijn winnaarsmentaliteit steekt heel de club aan. Wij willen en zullen kampioen worden, daar is heel Club Brugge van overtuigd. Ik ga nu iets zeggen wat zwaarwichtig klinkt, maar ik meen het: vorig seizoen was een kantelpunt in de geschiedenis van Club Brugge. Wij willen jaren aan een stuk de beste ploeg van België zijn.

Het tijdperk van Club is begonnen?

VOSSEN: Zoiets, ja. Die titel vorig seizoen was maar een eerste stap.

Welke tegenstander maakt dit seizoen de beste indruk?

VANAKEN: Anderlecht voetbalt niet overdonderend, maar ze pakken wel hun punten. Het oogt niet wow, maar men onderschat hun efficiëntie. Daar draait het uiteindelijk om. Het tegenbeeld is Racing Genk, dat veel complimenten krijgt voor hun aanvalsspel, maar het wordt kantje boord of ze wel play-off I halen.

VOSSEN: De kenners noemden Genk nochtans als outsider voor de titel, en misschien kan dat ook nog. Stel dat Genk de play-offs haalt en het loopt de eerste matchen goed. Een team kan snel weer in de race zitten. Ook een gevaarlijke, lastige ploeg als Charleroi schrijf ik niet af.

VANAKEN: De laatste twee matchen van de reguliere competitie draaien om voorsprong pakken, in de wetenschap dat het belangrijkste nog komt. Je wilt een buffer opbouwen tegen de achtervolgers.

VOSSEN: Anderlecht en Zulte Waregem starten de play-offs op gelijke voet met ons. De drie teams daarachter moeten nog een kloof dichten, wie het ook wordt. Maar eigenlijk hoeven we met niemand rekening te houden. Club is sterker dan vorig seizoen. Behalve Thomas Meunier bleef de kern bijeen, en de transfers hebben de concurrentie nog verhoogd. Voor wie zouden wij bang moeten zijn?

Zijn jullie tevreden over je eigen seizoen?

VANAKEN: Niet helemaal, want mijn statistieken mogen beter. Een aanvallende middenvelder van een topclub moet vaker scoren en meer assists geven.

VOSSEN: Vorig seizoen maakte ik 14 goals hoewel ik vaak op de bank zat. Het was geen flop, maar dit jaar voel ik me toch belangrijker voor de ploeg.

Dat is zo raar aan voetbal: uw collega’s zijn ook uw concurrenten. Hoe werkt zoiets?

VANAKEN: Als iemand mijn plek inneemt, ben ik daar natuurlijk niet blij mee. Maar als het de ploeg beter maakt, moet ik zwijgen en harder werken om die concurrentiestrijd te winnen. Wie zich niet collegiaal opstelt, maakt zichzelf onmogelijk. Deze winter kwam Lex Immers naar Club. Normaal is dat iemand voor mijn positie. Hij wil spelen, ik wil spelen, en dat weten we van elkaar. Ik moet maar tonen dat ik verdien om in de ploeg te staan. Als Lex beter is, heeft de trainer overschot van gelijk dat hij hem opstelt.

Hebben jullie een verklaring voor de 0 op 18 in de Champions League?

VOSSEN: We stonden niet op ons sterkst omdat een aantal belangrijke pionnen geblesseerd waren, maar dan nog is dat een cijfer dat niet bij Club Brugge past. We hebben ons moment niet genomen, vind ik. In drie matchen missen we de kans op 1-0 en slikken we een minuut later een tegengoal. In de laatste twee wedstrijden zat het met de motivatie niet meer goed. We wisten dat we ons niet meer konden plaatsen, terwijl de tegenstander absoluut moest winnen om zich te kwalificeren. Mentaal sta je achter nog voor er is afgetrapt.

Misschien een gekke vraag wanneer je zes keer verliest, maar hebben jullie kunnen genieten van de Champions League? Het blijft het hoogste wat een voetballer mee kan maken.

VANAKEN: Je geniet niet van het resultaat, maar ik heb in de grootste competitie ter wereld gespeeld, en dat koester ik. Natuurlijk focust iedereen op die nul punten, maar er waren momenten dat we goed meedraaiden, tegen teams die je niet moet onderschatten. Ik geloof nooit dat het ons nog eens overkomt als we volgend jaar opnieuw Champions League spelen. We pakken punten, maakt niet uit wie we loten.

Voetballers liggen hard onder vuur in de media als ze eens een paar weken minder goed spelen. De kritiek wordt ook snel persoonlijk.

VOSSEN: De ene dag ben je een klojo die niet kan voetballen, twee weken later noemen ze je ‘de kampioenenmaker’, ‘onmisbaar voor Club’. (zucht) Het is pikzwart of spierwit. Grijs bestaat niet. Ik weet het wel: je mag je dat niet aantrekken, het hoort erbij. Maar ik jaag me daar meer en meer in op.

VANAKEN: De journalisten beseffen niet dat onze familie die artikels ook leest. Dat hakt erin. Ik ken voetballers die wakker liggen van wat er in de krant staat. Ik niet, dat heb ik ondertussen geleerd. Maar ik wil het wel gelezen hebben. Ik wil weten wat ze van mij denken.

VOSSEN: Als het toch zo gemakkelijk is, dat ze dan zelf die ballen erin schieten: eigenlijk moet je het zo benaderen.

Michel Preud’homme leest alles wat er over Club verschijnt. Elk interview, elk wedstrijdverslag, elke analyse.

VOSSEN: Dat wil ik geloven. De trainer is er fanatiek genoeg voor.

Hoe overleef je zo’n voetbalmaniak?

VOSSEN: (lacht) Zijn gedrevenheid is juist zo mooi. Je wordt erdoor meegesleept.

VANAKEN: Preud’homme is een perfectionist. Hoe hij tegenstanders doorlicht, dat is een geweldige troef. Tactisch wordt Club nooit overbluft. Dat fanatieke van Preud’homme past bij deze ploeg, en zeker bij onze kapitein. Timmy Simons doet niet onder voor de trainer.

VOSSEN: Timmy staat elke morgen als eerste op het trainingsveld. Zo’n voorbeeld jaagt ons ook vooruit: zie die veertigjarige erin vliegen, kan ik dan achterblijven? (lacht) Ik heb enorm veel respect voor hem.

VANAKEN: Ongelooflijk dat zijn lichaam dat nog aankan na 1000 matchen en 19 jaar profvoetbal. Timmy is een fenomeen.

Jullie horen bij de spelers die dicht bij de nationale ploeg aanleunen maar de selectie net niet halen. Zouden jullie graag opgeroepen worden in de wetenschap dat het is om op de bank te zitten?

VOSSEN: Dan zeg ik alles af en rijd meteen naar Brussel. Rode Duivel zijn is een geweldige eer.

Zeven jaar geleden was u een vaste waarde bij de nationale ploeg. Ik neem aan dat u geen slechtere speler bent dan toen en toch hoort u niet meer bij de kern. Dat moet steken.

VOSSEN: Ja, maar deze generatie Rode Duivels is uitzonderlijk. Kijk waar die gasten allemaal voetballen. Ik hoor vaak: was jij tien jaar eerder geboren, dan had je 70 caps.

VANAKEN: Toch hoop ik er eens bij te zijn binnenkort. Het lukt waarschijnlijk alleen als de toppers zich blesseren, maar zelfs dan: ik zou het graag meemaken.

VOSSEN: Of ik echt nog in aanmerking kom, weet ik niet. Ik heb bondscoach Roberto Martínez in ieder geval nog nooit gesproken.

VANAKEN: Ik ook niet. Maar een mens mag hopen.

Door JEF VAN BAELEN, foto’s CHRISTOPHE KETELS

‘Anderlecht oogt niet wow, maar men onderschat hun efficiëntie.’ Hans Vanaken

‘Op de club lachen ze er vaak mee: daar is Vossen weer met zijn intikkers.’ Jelle Vossen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content