Jef Vermassen vraagt aandacht voor het leed van slachtoffers: ‘De overheid doet niet genoeg voor hen’

Jef Vermassen: 'Ik wil nog zo lang mogelijk doorgaan. Als ik niet kan pleiten, ben ik ongelukkig.' © Diego Franssens
Michel Vandersmissen
Michel Vandersmissen Redacteur van Knack

Dertien jaar geleden schreef Jef Vermassen een bestseller over moordenaars en hun motieven, nu heeft hij een vuistdikke opvolger klaar. In Meester, ik heb geen tranen meer onderzoekt hij het leed van slachtoffers: ‘De overheid doet niet genoeg voor hen.’ Een gesprek met Vlaanderens bekendste strafpleiter.

‘Op de stoel waarop u nu zit, zat ook Filip, de broer van Annick Van Uytsel, die tien jaar geleden gruwelijk vermoord werd door Ronald Janssen. “Meester, ik heb geen tranen meer”, vertelde hij me op een avond. Zoals zo vaak gebeurt, was er in zijn gezin meer aandacht voor het dode kind dan voor het levende. Filip is een vergeten slachtoffer, zoals zovelen. Ik wil hun megafoon zijn.’

Jef Vermassen, die dit jaar zijn zeventigste verjaardag gevierd heeft, is een geboren verteller. Ook in zijn nieuwe boek schrijft hij zoals hij pleit: plechtstatig en beeldrijk. Terwijl we tegenover hem zitten in zijn kantoor, komen de verhalen hem als vanzelf aanwaaien.

Jef Vermassen: Op een dag kwam een paar hulp vragen. Ze vreesden voor hun leven. De vrouw was getrouwd met een opgesloten moordenaar: die dreigde haar en haar nieuwe vriend te vermoorden. Ik waarschuwde de procureur, maar die kon weinig doen, want er was nog niets gebeurd. Enkele dagen later las ik in de krant dat de twee daadwerkelijk doodgeschoten waren, tijdens het penitentiaire verlof van de gevangengezette man.

Een andere keer kwamen twee meisjes me vertellen dat hun papa hen ging doodschieten, omdat ze na de scheiding van hun ouders niet meer bij hem wilden wonen. De rechter had hem het hoederecht verleend, ook al waren er vermoedens van incest. De vader hééft een van zijn dochters uiteindelijk doodgeschoten. Het andere meisje kon ontsnappen.

Wat doet zo’n gebeurtenis met u?

Vermassen: Ze hakt genadeloos op je in. Gelukkig ben ik een nogal emotioneel man. Dat helpt om de tristesse een beetje te plaatsen. Maar als twee slachtoffers van een misdaad je op een dag komen zeggen dat ze het leven niet meer aankunnen en nadien ook echt zelfmoord plegen, voel je je wel héél machteloos en eenzaam.

Vrouwen zijn meer in misdaad geïnteresseerd, ook omdat hun leven doorgaans nog minder boeiend is dan dat van hun man

Hoe kiest u uw cliënten?

Vermassen: Zij kiezen mij. Er zijn advocaten die hun klanten ronselen, bijvoorbeeld door cipiers aan te spreken of door naamkaartjes achter te laten bij veroordeelden, maar dat mag niet. Ik ben bekend genoeg, naar mij vinden cliënten vanzelf de weg. Klikt het niet met een dader, omdat ik voel dat hij er alleen maar op uit is om zo snel mogelijk zijn criminele leven te hervatten, dan pas ik wel. Als advocaat moet je altijd pal achter een zaak staan. Iedereen moet verdedigd kunnen worden, maar niet noodzakelijk door mij.

In Meester, ik heb geen tranen meer schrijft u dat een advocaat het ook in de moeilijkste omstandigheden voor een beschuldigde moet opnemen. Dat pleiten een plicht is.

Vermassen: Als je een cliënt aanvaardt, moet je er helemaal voor gaan, ook al is hij schuldig aan een misdrijf.

Hebt u daarom ook iemand als Raf Aquino verdedigd? In juni werd hij, samen met andere kopstukken van zijn clan, ook in beroep veroordeeld voor de smokkel van 2,4 ton cocaïne van Zuid-Amerika naar Europa.

Vermassen: Aquino is een uitzondering in mijn loopbaan. Ik heb zelden in drugszaken gepleit. Misschien had ik hem nooit mogen aanvaarden als klant, maar de afgelopen vijfentwintig jaar heb ik de man drie keer met succes verdedigd. Toen hij voor het jongste proces opnieuw om hulp kwam vragen, kon ik hem moeilijk doorsturen. We hadden een vertrouwensband.

Op het einde van mijn pleidooi voor de correctionele rechtbank in Hasselt heb ik iets belangrijks gezegd dat in geen enkele krant is verschenen: ‘Ik hoop dat u alleen op basis van de gemaakte procedurefouten vrij zult komen. Maar als u verder doet met drugs, zal dat een schande zijn. Ik hoop dat u hier lessen uit zult trekken.’

Betreurt u dan ook uw omstreden uitspraak aan het begin van dat proces, in 2014? Tegenover de verzamelde verslaggevers kondigde u aan in de rechtszaal ‘een bommetje’ te zullen droppen.

Vermassen: Die uitspraak zelf betreur ik niet, wel het misverstand dat ik ermee heb veroorzaakt. Ik wilde verwijzen naar de BOM-controle door de kamer van inbeschuldigingstelling (de controle op de bijzondere opsporingsmethoden, nvdr.) – tijdens het gerechtelijk onderzoek had volgens mij een illegale telefoontap plaatsgevonden, vandaar. Dat ‘bommetje’ was een humoristisch bedoelde verwijzing naar die procedure. Maar ik geef toe: het was niet mijn beste mop.

Zulke uitspraken komen u op kritiek te staan. U bent een mediapleiter. Sommigen van uw collega’s ijveren ervoor dat advocaten geen verklaringen afleggen in toga, en dat ze zich terughoudender opstellen.

Vermassen: Daar ben ik het niet mee eens. Je moet zorgvuldig zijn in wat je zegt. En je moet het beroepsgeheim respecteren. Maar soms is niet reageren uitgesloten. In de media worden weleens zaken geschreven of verteld waarmee ik en mijn cliënt het niet eens zijn of die schadelijk zijn. Dat moet je kunnen weerleggen op basis van de gelijkheid van wapens.

Ik zit voortdurend in de beerput van het leven

De voorbije zomer verwees kinderpsychiater Peter Adriaenssens indirect naar u in een striemende open brief. Hij hekelde de ‘onzin en leugens’ die waren verspreid over het slachtoffer in de zaak tegen een Leuvense neuro- chirurg die haar veertienjarige dochter had vermoord. U verdedigt haar.

Vermassen: Dat was een slag onder de gordel. Ik ben in die zaak pas enkele dagen na de feiten geraadpleegd. Er zijn me woorden in de mond gelegd, nog voor ik mijn cliënte in de gevangenis te spreken zou krijgen. Dat is niet correct.

Wie heeft hier zijn beroepsgeheim geschonden? Ik niet, en ik zal het ook niet doen. Ik zal professor Adriaenssens van weerwoord dienen als ik de zaak pleit voor de rechter.

Waarom hebt u er, zoveel jaar geleden, voor gekozen om strafpleiter te worden en geen zakenadvocaat of advocaat in bijvoorbeeld familiezaken?

Vermassen: Veel mensen weten dit niet, maar ik heb in mijn leven meer echtscheidingen gedaan dan strafzaken. Ik onderhandel graag met beide partijen om tot een akkoord te komen en een vechtscheiding te vermijden. Dat is een kunst. Ook vereffeningen heb ik graag gedaan – ik heb ook notariaat gestudeerd. En wat de strafzaken betreft: daar ben ik aan het begin van mijn loopbaan een beetje stoemelings ingerold.

Na het proces rond de zogenoemde Beerputmoord, in 1996, bent u zelfs vijf jaar gestopt als assisenpleiter.

Vermassen: Mijn cliënte Rosie Verstraete is dat jaar onschuldig veroordeeld voor de moord op haar man: ze kreeg een celstraf van twintig jaar. Ik was gedegouteerd. Was ik op dat moment ouder geweest, dan was ik zelfs helemaal gestopt met de advocatuur. Ik zou geen voet meer in een assisenzaal gezet hebben.

Ik heb die zaak verloren omdat iedereen tegen mij was. Ik kan niet alles vertellen wat toen is misgelopen. Dat reserveer ik voor mijn volgende boek, over vijf jaar.

Leeft Rosie Verstraete nog?

Vermassen: Ja. Ik heb haar nog enkele keren ontmoet. Toen ik haar in de cel bezocht, dacht ik dat ze krankzinnig was geworden. Ze kon zelfs niet meer praten. Ze is vrijgekomen nadat ze een derde van haar straf had uitgezeten. Maar dan nog: het moet vreselijk zijn om achter tralies opgesloten te worden, wetende dat je onschuldig bent. Ik vrees dat ze voor altijd verbitterd is, en totaal gebroken. Ze leeft volledig teruggetrokken uit de maatschappij. Een treurig verhaal.

Uw eerste boek ging over moordenaars, het tweede gaat over slachtoffers. Mogen we daarin een weerspiegeling zien van de zaken die u pleit? Vroeger nam u het vaker op voor de eerste groep, de laatste jaren eerder voor de tweede.

Vermassen: In het begin trokken assisenzaken weinig media-aandacht. Maar door de vele vrijspraken verwierf ik gaandeweg naam en faam. Veel daders boden zich bijna automatisch aan, slachtoffers zag ik nauwelijks. Dat is veranderd na die assisenpauze van vijf jaar. Intussen had bijna iedereen een familiale verzekering met rechtsbijstand, en als advocaat ben je dan tenminste zeker dat je betaald zult worden – bij de daders was dat niet altijd het geval. Ook slachtoffers mogen en moeten goed verdedigd worden.

Met Meester, ik heb geen tranen meer wilt u slachtoffers troost en hulp bieden.

Vermassen: Ja. Nadat ik rechten en notariaat had gestudeerd, heb ik er criminologie bij gedaan. Dat is een kruispunt van verschillende disciplines: filosofie, psychologie, recht enzovoort. De Leuvense professor Lode Van Outrive heeft ooit tegen mij gezegd: ‘Criminologen werken in het grootste laboratorium van allemaal: de wereld.’ Een criminoloog heeft een belangrijke maatschappelijke opdracht. Daarom heb ik als preses van mijn faculteitskring gezegd, tijdens mijn speech bij de proclamatie: ‘Jullie hebben allemaal jullie diploma behaald op kosten van de samenleving.’ Ik riep mijn medestudenten op hun verantwoordelijkheid te nemen en iets aan die samenleving terug te geven. Dat probeer ik nu te doen, met mijn nieuwe boek.

Jef Vermassen vraagt aandacht voor het leed van slachtoffers: 'De overheid doet niet genoeg voor hen'
© Diego Franssens

Ik heb al 47 jaar het voorrecht om achter de gevels te kijken. Daar zie ik de ellende en het verdriet dat de meeste mensen – gelukkig – nooit te zien krijgen. Die ervaring mag niet verloren gaan in de plooien van de tijd. Mijn eerste boek vertrok vanuit de vaststelling: een moord heeft altijd een motief. Ik wilde aantonen dat er een potentiële moordenaar in ons allemaal schuilt. In mijn nieuwe boek zeg ik niet: we kunnen allemaal een slachtoffer worden. Nee, ik zeg: we zúllen allemaal een slachtoffer worden. Vroeg of laat krijgen we allemaal te maken met getraumatiseerde mensen: familie, collega’s, kennissen… En vroeg of laat worden we allemaal geconfronteerd met de dood. We zijn alleen verleerd hoe we daarmee moeten omgaan. Daarom wil ik mijn ervaring cadeau doen aan de samenleving.

U wilt uw lezers duidelijk een les meegeven. Is er aan Jef Vermassen een docent verloren gegaan?

Vermassen:(straalt) Ja. Ik ben vijf jaar docent geweest van de studenten criminologie aan de KU Leuven. Toen professor Steven De Batselier, die mijn peter was, met emeritaat ging, vroeg hij of ik hem wilde opvolgen. Dat is het enige dat ik gemist heb in mijn leven: professor zijn in de criminologie.

Waarom hebt u die job dan niet aanvaard?

Vermassen: Omdat ik te veel werk had met mijn assisenzaken. Ik heb spijt van die keuze, want ik gaf graag les. Ik kom nog altijd jongere collega’s tegen die mij vertellen dat ze advocaat zijn geworden omdat ze les van mij hebben gehad. Zo heb je impact.

Later is me nog gevraagd om studenten te leren pleiten, voor een keuzevak, maar dat heb ik geweigerd. Studenten die voor het strafrecht kiezen zijn al grote ego’s. Hun wilde ik mijn trucs niet leren, zodat ze me later konden pakken in de rechtszaal. Je kunt je bedrijfsgeheimen toch niet prijsgeven?

Hoe anders is het om een dader te verdedigen dan een slachtoffer?

Vermassen: Het is doorgaans comfortabeler, omdat je dan aan de goede kant staat. Als je voor de dader pleit, zit je op de schopstoel.

Het slachtofferschap kan iemand in twee richtingen duwen. Ofwel word je bitter en ongenietbaar. Dat is een ramp. Ofwel probeer je het misdrijf en de gevolgen ervan te verteren en een plaats te geven. En dan kun je er zelfs sterker uitkomen.

Van de verhalen van slachtoffers ben ik soms wijzer geworden en soms triester. Je moet je wapenen tegen zo veel ellende, maar je mag niet gevoelloos worden: dat zou een nederlaag zijn. Als advocaat in strafzaken zit je bijna voortdurend in de beerput van het leven.

Er zijn veel meer slachtoffers dan daders, maar voor de buitenwereld is het verhaal van daders meestal attractiever.

Vermassen: De meeste mensen leiden niet het boeiendste leven. Het is eentonig als je elke dag met je boterhammen naar je bureau moet vertrekken om telkens weer hetzelfde werk te moeten doen. Daarom blijft misdaad tot de verbeelding spreken. Veel mensen fleuren hun saaie bestaan op met de smeerlapperij van criminelen. Zelfs een oplichter wekt bij sommigen sympathie op, omdat die iets kan wat zijzelf niet kunnen of durven.

Ik heb maar één ding gemist in mijn leven: professor zijn in de criminologie. Ik gaf graag les

Verklaart dat ook waarom vrouwen liefdesbrieven schrijven naar iemand als Marc Dutroux, de in 2004 veroordeelde pedofiel en kindermoordenaar?

Vermassen: Sommige vrouwen voelen zich veilig in de armen van iemand van wie iedereen bang is. Vrouwen zijn sowieso meer in misdaad geïnteresseerd dan mannen. Ik merk dat telkens weer bij signeersessies op de Boekenbeurs: ik schat dat 70 procent van de handtekeningenjagers een vrouw is.

Ook de publieksbanken in assisenzalen zitten vol vrouwen.

Vermassen: Zij hebben om te beginnen meer tijd om die zaken te volgen. Hun interesse is ook groter omdat hun leven doorgaans nog minder boeiend is dan dat van hun man. Ik bewonder de huisvrouwen die elke dag staan te strijken of af te wassen. Je moet dat toch maar doen. (Opgewonden) Daarom ben ik zo boos als men smalend spreekt over de vele huisvrouwen in volksjury’s van assisen. Alsof zij geen goed zicht hebben op wat zich afspeelt in de samenleving. Alsof ze niet in staat zouden zijn tot een verstandig oordeel. Die neerbuigendheid vind ik stuitend.

Hoe gaat u om met slachtoffers die u om hulp komen vragen?

Vermassen: Ik luister vooral. Filip, de broer van Annick Van Uytsel, vertelde hoe hij opkeek naar zijn zus. En hoe al het verdriet van de buitenwereld naar zijn ouders uitging, want zij hadden hun dochter verloren. Hij leefde in de schaduw van dat verdriet, maar voelde dezelfde pijn. Ik heb hem aangeraden om die pijn toch te uiten, door er met een goede vriend over te spreken. Als je je smart niet met anderen deelt, zie je nog meer af.

Huilen is belangrijk. Het is een reinigingsproces. Maar het komt ook voor dat mensen niet kunnen huilen. Sommige slachtoffers komen mij zelfs vragen of dat wel normaal is. Ze voelen zich schuldig.

U hebt soms een intieme relatie met uw cliënten. Op de trappen van het hof van assisen in Tongeren liet de moeder van Annick Van Uytsel u, via haar gsm, de stem van haar dochter horen.

Vermassen:(stil) Dat was bloedstollend. Zo dicht mogelijk bij je cliënt staan en toch voldoende afstand bewaren: dat is de grootste balansoefening voor een strafpleiter. De beroemde misdaadjournalist Louis De Lentdecker heeft ooit tegen me gezegd: ‘Meester, in de rechtszaal zit u niet naast uw cliënt. U zit ervoor.’ Hij had gelijk. Je zit vóór je cliënten om hen te beschermen. Je bent een schild.

Doet de overheid volgens u genoeg voor de slachtoffers van misdaden?

Vermassen: Nee. Wist u dat de moeder van Laetitia Delhez, een van de slachtoffers van Marc Dutroux, de therapeutische zorg voor haar getraumatiseerde dochter niet eens terugbetaald krijgt? Wist u dat de posttraumatische depressie van gewezen gevangenisdirecteur Harry Van Oers, opgelopen na een gijzeling in 1993, niet erkend is als beroepsziekte? Afschuwelijk. En David Van de Steen, die zijn ouders verloor en zwaargewond raakte bij een overval van de Bende van Nijvel, is voor het leven gehandicapt. Toch krijgt hij maar een minimale uitkering, omdat de daders niet gevonden zijn. Hoe onrechtvaardig is dat?!

Daders krijgen soms meer hulp dan hun slachtoffers, schrijft u in uw boek.

Vermassen: Ik beschrijf het verhaal van een veroordeelde die zijn lichaam vol tattoos liet zetten maar daarmee niet terug naar de samenleving durfde te keren. Hij heeft ze laten verwijderen, en de overheid heeft de kosten daarvan terugbetaald. Ik vind het ook goed dat daders psychologische hulp krijgen in de gevangenis, maar tegelijk denk ik: laat de slachtoffers toch niet in de kou.

De IS maakt ons allemaal bang. Daardoor denken we dat de samenleving gevaarlijk is geworden, maar dat klopt niet.

Het is gruwelijk om te zeggen, maar we hebben veel te danken aan een onmens als Marc Dutroux. Na hem is de politie hervormd, zijn de strafuitvoeringsrechtbanken ontstaan en is er slachtofferhulp gekomen. We waren goed op weg, maar de afschaffing van de hoven van assisen is een zware terugslag. Die hoven waren een belangrijk onderdeel van het rouwproces van slachtoffers. Ik heb er gekend die me na afloop kwamen vertellen dat ze al voor een deel ‘genezen’ waren nadat het arrest was uitgesproken.

Bij tegenstanders van assisen klinkt het: de procedure is veel te omslachtig en duurt te lang.

Vermassen: Als ik kijk naar wat ze ervan maken in het proces rond de Kasteelmoord (projectontwikkelaar Stijn Saelens werd op 31 januari 2012 vermoord in het kasteel Carpentier in Wingene, het proces wordt voor de correctionele rechtbank van Brugge gevoerd, nvdr.), dan zie ik toch niet veel beterschap. En te duur? Zullen we het eens hebben over de vele verspillingen bij justitie? Als er in het gerechtsgebouw van Dendermonde een tegel losligt, moet iemand uit Brussel komen kijken of dat wel klopt.

U pleit nu veel moordzaken voor de correctionele rechtbank.

Vermassen: Soms twee per week.

Wat is het grote verschil met assisen?

Vermassen: Dat alles veel sneller moet gaan. Een assisenzaak moet goed en lang voorbereid worden – je groeit erin. Maar onlangs moest ik in dezelfde week twee moordzaken voor twee verschillende rechtbanken pleiten. Dat is nauwelijks te doen. Zo riskeer je dat zaken niet grondig behandeld worden. De meeste beroepsrechters werken professioneel, maar ze krijgen een dag of twee voor een dossier. Dat is veel te weinig. Het vergroot de kans op fouten, op een onterechte veroordeling of een onterechte vrijspraak.

Een opmerkelijk inzicht dat u deelt in Meester, ik heb geen tranen meer is dit: ‘Rouwen is rauw in Vlaanderen.’ Het is volgens u iets negatiefs geworden in onze samenleving.

Vermassen: Ik meen dat oprecht. Piet Schiepers, een collega van mij in Tongeren, heeft zijn zoon verloren door een auto-ongeval. Toen iemand hem een jaar later vroeg hoe het met hem ging, zei hij: ‘Het gaat niet. Ik raak er niet overheen.’ Weet u wat hij te horen kreeg? ‘Allee, dat is toch al bijna een jaar geleden?!’ Ik wil mijn lezers overtuigen om wat gevoeliger met slachtoffers om te gaan. De rouwende moet bepalen hoelang hij of zij wil rouwen, niet de buitenwereld.

Begrijpt u slachtoffers die ontgoocheld en verbitterd reageren, bijvoorbeeld wanneer een chauffeur die in dronken toestand een kind heeft doodgereden alleen een straf met uitstel krijgt?

Vermassen: Volkomen. Slachtoffers zijn gevoelig voor een straf, veel meer dan voor de financiële vergoeding. Omdat hun pijn zo zwaar is om te dragen. Om bij uw voorbeeld te blijven: mensen wier kind weggerukt is, zien hoe de dader een tweede kans krijgt, terwijl zijzelf levenslang hebben gekregen. Nu, het is logisch dat daders die tweede kans gegund wordt, maar slachtoffers verdienen ook genoegdoening. Als strafpleiters moeten wij hen voorbereiden op het vonnis, maar ik begrijp dat sommigen een vorm van wraak willen.

Jef Vermassen, Meester, ik heb geen tranen meer: het onbekende en miskende leed van slachtoffers, Borgerhoff & Lamberigts, 608 blz., 29,99 euro.
Jef Vermassen, Meester, ik heb geen tranen meer: het onbekende en miskende leed van slachtoffers, Borgerhoff & Lamberigts, 608 blz., 29,99 euro.© .

Is onze samenleving gewelddadiger geworden?

Vermassen: Het is moeilijk om die vraag genuanceerd te beantwoorden. Wat ons als samenleving het meeste kwetst, is het willekeurige en massale geweld van bijvoorbeeld de IS. Waarom? Omdat we door die willekeur zelf makkelijker een slachtoffer denken te kunnen worden. De IS maakt ons allemaal bang. Daardoor denken we dat de samenleving gevaarlijk is geworden, maar dat klopt niet. Het is een vertekend beeld.

Want de criminaliteitscijfers dalen.

Vermassen: Dat klopt. Ik hou het aantal moorden bij: dat is de voorbije decennia vrij stabiel gebleven. Maar de aandacht voor zulke zaken is wel veel groter geworden.

U beweert ook dat er nu meer psychopaten zijn dan vroeger – nog een uitspraak die u niet in dank is afgenomen.

Vermassen: Ik heb daar veel kritiek op gekregen, maar ik krijg nu eenmaal kritiek op alles wat ik zeg. (lacht) En toch heb ik in dit geval gelijk. De eerste twintig jaar van mijn loopbaan heb ik misschien maar twee of drie psychiatrische verslagen gezien waarin stond dat een verdachte mogelijk een psychopaat was. Nu ben ik bijna verbaasd als dat er níét in staat. En ik schrijf die verslagen niet, hè. Ik zie alleen de cijfers.

Vindt u dat advocaten de jongste jaren aanzien hebben verloren?

Vermassen: Wie heeft wél nog aanzien? Dat hoeft ook niet altijd. Advocaten moeten niet op een piëdestal worden gezet. Maar een beetje respect voor elkaar? Graag.

U bent dit jaar zeventig geworden. Hoelang zult u nog doorgaan?

Vermassen: Zo lang mogelijk. Als ik niet kan pleiten, ben ik ongelukkig.

Bent u niet bang voor de zaak te veel?

Vermassen: Ik heb genoeg mensen om me heen die mij daar wel voor zullen waarschuwen.

Weet u, ik doe ook verder omdat ik bang ben voor dementie. Uit Japans onderzoek is gebleken dat geen beroepsgroep daar beter tegen bestand is dan advocaten. Ons werk verzekert ons van de best mogelijke hersengymnastiek.

Jef Vermassen

– 22 april 1947 geboren in Aalst

– studie rechten, notariaat en criminologie aan de KU Leuven

– 1974 pleit in zijn eerste assisenzaak

– 2004 publiceert Moordenaars en hun motieven

– 2007 is advocaat van de ouders van Luna Drowart, die in mei 2006 samen met haar Malinese begeleidster Oulematou Niangadou werd gedood door Hans Van Themsche

– 2010 vertegenwoordigt de burgerlijke partijen in het proces tegen Els Clottemans rond de zogenoemde Parachutemoord

– 2011 vertegenwoordigt de ouders van Annick Van Uytsel in de zaak tegen haar moordenaar Ronald Janssen

– 2017 is het voorwerp van de docureeks Vermassen, uitgezonden door VTM, en publiceert Meester, ik heb geen tranen meer

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content