‘Burgers zijn tevreden: dat zien we altijd weer’

PUBLIEK IN HET PARLEMENT 'Het is net goed dat burgers aan de machthebbers twijfelen.' © Imagedesk

‘De westerse democratie zit in een diepe crisis.’ Die bewering doet zowel in een volkscafé als in een hippe koffiebar geen wenkbrauwen meer fronsen. Maar houdt ze ook steek? Knack vroeg het aan vier onderzoekers. ‘Nationale politici zijn tandeloos geworden: dat is het probleem.’

‘2016 wordt het ergste jaar dat de democratie heeft gekend sinds 1933’, zei David Van Reybrouck deze zomer in De Standaard. Hij had het over het verlies van Engeland voor de Europese Unie en de zegetocht van Donald Trump in de Verenigde Staten. Zelfs nu België alweer even een echte regering heeft en de communautaire demonen opgesloten zitten, blijft ook bij ons het crisisgevoel sluimeren in het maatschappelijke debat. Van Reybrouck zelf bewees dat misprijzen voor de politieke elite niet langer een zaak is van een onderklasse van malcontenten aan de tap van een café. Een bovenklasse van betrokken intellectuelen deelt hun gevoel dat er ‘iets’ moet veranderen, want dat ‘het’ zo niet verder kan.

In Vlaanderen lijkt die bezorgdheid in 1991, met Zwarte Zondag en de doorbraak van het Vlaams Blok, aan de oppervlakte te zijn gekomen. En in Nederland sinds de doorbraak en de dood van Pim Fortuyn in 2002. Maar het einde van de democratie wordt al langer verkondigd. In 1975 al verscheen een gezaghebbend rapport, The Crisis of Democracy, waarin bekende politicologen als Samuel Huntington de toekomst voor West-Europa en de VS somber inzagen. ‘De gedachte dat de democratie in crisis verkeert, bestaat al zo lang als de democratie zelf’, zegt Tom van der Meer, politicoloog aan de Universiteit van Amsterdam. Hij schrijft aan Niet de kiezer is gek, een pamflet ter verdediging van de parlementaire democratie en een aanklacht tegen het crisisdenken – verschijningsdatum: januari 2017. ‘Een democratie belichaamt per definitie verschillende grote idealen die moeilijk met elkaar te verzoenen zijn. Het is onvermijdelijk dat de rechtsstaat, de gelijkheid van burgers en het meerderheidsprincipe soms botsen. Met ontevredenheid tot gevolg.’

Discussiëren over de democratie is alleen al moeilijk omdat je het noodgedwongen over veel onderwerpen tegelijk hebt. Zijn politici nog te vertrouwen? Is de kiezer te veel beginnen te zweven, weg van de traditionele partijen? Of is het allemaal de schuld van Europa? Waar zít de crisis van de democratie precies?

Het vertrouwen van de burger

In zijn pleidooi voor loting om bestuurders aan te duiden, het voorwerp van zijn pamflet Tegen verkiezingen uit 2013, citeerde David Van Reybrouck zorgwekkende cijfers over het vertrouwen in de politiek in West-Europa. ‘Het enige wat we echt kunnen zeggen, is dat het vertrouwen is beginnen te schommelen’, zegt Tom Van der Meer. ‘Een structurele daling is in Europa niet te zien. Sinds 2008 neemt het vertrouwen af, maar dat is alleen te wijten aan de economische crisis. De burger reageert daarop.’

Van der Meer maakt nog een kanttekening bij studies naar vertrouwen. ‘Het vertrouwen in de democratie is groot, en burgers zijn tevreden over hoe ze functioneert: dat zien we altijd weer’, zegt hij. ‘Over de premier, de regering en het parlement twijfelen we doorgaans meer. Maar is die twijfel niet de kern van elk politiek debat? Willen burgers niet net daarom betrokken worden, en verkiezingen organiseren? Voor een democratie is het goed dat burgers enerzijds vertrouwen in het regime en anderzijds twijfelen aan de machthebbers.’

Als omstanders zich zorgen maken over de democratie, is het vaak vanwege de bokkensprongen die de kiezer maakt aan de stembus. ‘Toch is dat een positieve evolutie’, zegt Stefan Rummens, politicoloog aan de KU Leuven. Hij publiceert deze maand Wat een theater! Politiek in tijden van populisme en technocratie. ‘De kiezer is kritischer geworden. Hij is niet meer bereid om zich zijn leven lang in het harnas van één partij of zuil te hijsen. Apathisch? Ook dat klopt niet. Uit onderzoek blijkt dat mensen vandaag meer met politiek bezig zijn dan vroeger.’ Tom van der Meer is het daarmee eens: ‘De neerbuigendheid tegenover ons stemgedrag is misplaatst. Kiezers zijn heus niet als ballonnetjes die dansen op de wind. Nee, meestal maakt de kiezer een logische keuze tussen dezelfde partijen die tot een rechts of een links blok behoren. Omdat partijen meer op elkaar zijn gaan lijken, is het normaal dat hij die afweging bij elke verkiezing opnieuw maakt.

De macht van de partijen

Ook de politieke partijen wordt verweten dat ze de democratie aan de rand van de afgrond brengen. Zelf zijn ze niet sterk veranderd, maar het partijlandschap is de voorbije jaren wél sterk dooreengeschud. CD&V, Open VLD en SP.A, de drie Vlaamse traditionele partijen, zijn nog een schim van wat ze in de twintigste eeuw waren. Met hun beperktere rol lijken ze nog niet altijd vrede te hebben. Dat is in Nederland ook zo, zegt Tom van der Meer: ‘Van tweeënhalve grote partij zijn we hier naar zes middelgrote partijen gegaan. Ik zou liever hebben dat ze zich allemaal wat bescheidener opstellen. In plaats van krampachtig vast te houden aan dichtgetimmerde meerderheidsregeringen en het voorspelbare spel tussen meerderheid en oppositie, kunnen ze maar beter – zoals in Scandinavië – een minderheidskabinet vormen en in het parlement op zoek gaan naar meerderheden. Dan kunnen ze zich ook beter profileren en het debat verlevendigen.’

Kunnen we er via een kiesdrempel niet gemakkelijk voor zorgen dat er weer minder partijen zijn? Van der Meer: ‘Die kleine partijen zijn het probleem niet. In Nederland hebben ze de voorbije jaren zelfs al vaak regeringen overeind helpen houden. Zo’n kiesdrempel is trouwens niet goed voor het vertrouwen van de burger. Hoe meer die zich vertegenwoordigt voelt, hoe beter.’

Een kiesdrempel is in elk geval geen antwoord op de macht van onze grote politieke partijen. Politicoloog Dave Sinardet van de Vrije Universiteit Brussel is al langer een criticus van de particratie: ‘De oude breuklijnen en de verzuiling, waar onze partijen rond zijn ontstaan, zijn vandaag niet meer relevant. Maar die partijen domineren ons systeem wel nog altijd.’ De burger is misschien zo kritisch geworden dat hij geen genoegen meer neemt met de rol die hem als kiezer is toebedeeld. Die vaststelling inspireerde een initiatief rond burgerparticipatie als de G1000 in 2012, waarvan Sinardet naast David Van Reybrouck medeorganisator was. ‘Kiezers zijn inderdaad almaar hoger opgeleid’, zegt hij. ‘Ze denken mee na over beleidsvraagstukken. Het zou vreemd zijn om dat potentieel niet te gebruiken in de discussie over het beleid. Er hoeft ook geen crisis uit te breken vooraleer we daarmee beginnen. En het werkt ook omgekeerd: zo’n deliberatief proces kan kiezers bewust maken van de complexiteit van politiek.’

Ook politiek filosoof Rogier De Langhe van de Universiteit Gent maakt zich zorgen om de beklemmende rol van politieke partijen. ‘Het beleid stagneert’, zegt hij. ‘Dossiers blijven liggen, er wordt weinig vooruitgang geboekt. Als er al iets verandert, is het resultaat miniem. Na jaren aanmodderen beginnen fundamentele keuzes zich nochtans op te dringen. Welke weg gaan we uit met deze samenleving? Geloven we nog wel dat simpelweg een procentje meer economische groei ons veel gelukkiger zal maken? Dat levert een verhit debat op, maar tegelijk worstelen de partijen nog met die nieuwe thema’s.’ Mag de snelheid waarmee alle partijen discussies organiseerden over zo’n nieuw thema, het basisinkomen, niet doen vermoeden dat ze zich bewust zijn van nieuwe trends? De Langhe: ‘Ze proberen zich aan te passen, ja. Maar dat basisinkomen is hooguit een deel van een volstrekt nieuwe manier om naar de maatschappij te kijken. En díé omslag zie ik de oude partijen nog niet maken.’

De toekomst van Europa

En dan is er nog Europa. In zijn nieuwe boek beschrijft Stefan Rummens de gevolgen van een geglobaliseerde wereld voor onze democratie. ‘Er is heus geen crisis van de parlementaire democratie: ze heeft grote kwaliteiten waardoor ze onvervangbaar is. Het probleem is dat nationale politici tandeloos zijn geworden. De echte macht ligt elders.’

Rummens is niet de enige die de EU de voorbije decennia macht naar zich toe zag halen. De invloed van dat niveau op het Belgische beleid is immens geworden. De Europese Commissie superviseert onze begroting. Europa heeft de markt vrijgemaakt, zodat Polen en Hongaren bij ons kunnen komen werken tegen voordelige voorwaarden. En België wordt gedwongen om met andere eurolanden te concurreren via lagere belastingtarieven voor ondernemingen. Rummens: ‘Wat moet ik doen als kiezer als ik daartegen ben? We hebben er geen grip meer op. Europa is geen democratie maar een technocratie. Als er al een debat is, wordt het langs landsgrenzen gevoerd: iedereen tegen Griekenland, of West- tegen Oost-Europa in de discussie over de vluchtelingen. Er is een écht parlement nodig met breuklijnen die dwars door de landsgrenzen heen lopen.’

Is het überhaupt realistisch om te denken dat het Europese niveau ooit meer zal zijn dan wat het nu is? Dat het ooit opnieuw een ambitieus politiek project zal zijn? Rummens: ‘Ik wil Europa niet onderschatten. We gaan er vaak van uit dat er eerst een ‘Europees volk’ moet zijn om van een democratie te kunnen spreken. Maar als dat ambitieuze project er ooit komt, zal het volk misschien wel volgen. Als de eurocrisis iets heeft opgeleverd, dan wel dat iedereen eindelijk beseft hoe belangrijk Europa is.’

Ook voor Dave Sinardet is de verschuiving van bevoegdheden naar het Europese niveau één van de belangrijkste werkpunten voor onze democratie. En ook hij gelooft erin dat daar oplossingen voor bestaan. ‘De Commissievoorzitter rechtstreeks laten verkiezen, bijvoorbeeld, of een Europese kieskring oprichten voor een aantal Europarlementsleden. Dat zijn geen wondermiddelen, maar ze zouden de EU iets democratischer maken.’

Een grote hervorming van Europa zit niet in de pijplijn. Rummens ziet de toekomst dan ook somber in. ‘Vandaag zit de democratie klem tussen de technocratie en het populisme. Die versterken elkaar alleen maar. Mensen stemmen voor populisten omdat ze – terecht – inzien dat ze door technocraten worden geregeerd en geen inspraak krijgen. Daaruit halen technocraten dan weer het argument dat kiezers “toch maar voor populisten stemmen”, waarna ze nog meer macht naar zich toe trekken. Het is een vicieuze cirkel.’

Tot nader order blijft het dus behelpen. In Nederland wordt binnenkort de Staatscommissie Bezinning Parlementair Stelsel geïnstalleerd. Die moet onder meer het Nederlandse kiesstelsel evalueren. Veel verwacht Tom van der Meer er niet van. ‘In het verleden zijn uit zulke oefeningen hooguit bescheiden voorstellen gekomen. Maar de kern van de zaak is: de kiezer is gewoon zijn werk beginnen te doen. Hij schudt de kaarten. En dan kan het parlement niet anders dan volgen.’

DOOR PETER CASTEELS

‘Kiezers zijn heus niet als ballonnetjes die dansen op de wind. Meestal maken ze een logische keuze.’ Tom van der Meer

‘Europa is geen democratie maar een technocratie. We hebben er geen grip meer op.’ Stefan Rummens

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content