‘Ik heb Thatcher al eens meegemaakt… alstublieft geen tweede keer.’

© Jef Maes

‘Ik heb Thatcher al eens meegemaakt … alstublieft geen tweede keer!’ waarschuwt de Antwerps-Britse comedian Nigel Williams. Lees hier een exclusieve voorpublicatie van zijn boek ‘Fuck TINA’.

Dit is een deel van het eerste hoofdstuk uit ‘Fuck TINA’ van Nigel Williams.

Met de schaftzak onder de arm stapt Nigel in 1970 naar de fabriek. Hij is zestien. Niets abnormaals in die tijd, integendeel, voor jongens uit de volkswijken van Bristol is het heel gewoon om op die leeftijd te gaan werken. Het leven is hard in die periode. Het gezin Williams telt dertien kinderen, negen meisjes en vier jon­gens. Ze leven in een sociale woonwijk, in een veel te krappe woning met maar drie slaapkamers. Nigel is de oudste uit het tweede huwelijk van zijn vader. Een diploma heeft hij niet, zoals de meeste jongeren uit de wijk. Nigel kijkt ernaar uit om zelf geld te verdienen. Nu kan het leven beginnen, in de fabriek gaat het allemaal gebeuren. In het bedrijf kan hij een stiel leren en een man worden.

'Ik heb Thatcher al eens meegemaakt... alstublieft geen tweede keer.'
© EPO

Die eerste werkdag is ook belangrijk voor de hele familie. Als telg uit een gezin van dertien is hij nu niet langer meer ten laste, maar wordt hij een heuse kostwinner. Nigel gaat aan de slag bij British Aerospace. British Aerospace stelt – samen met de Rolls-Roycefabriek die ook onderdelen voor de Concorde fabriceert – ruim 20.000 mensen tewerk.

In 1976 verlaat Nigel Bristol en vertrekt hij naar België. British Aerospace reorga­niseert en een aantal arbeidsplaatsen komt op de schop. Wie vrijwillig zijn ont­slag neemt, krijgt een premie. Uit solidariteit met de arbeiders die zorg moeten dragen voor hun gezin en geen keuze hebben, zegt Nigel het bedrijf vaarwel. Hij is single, onafhankelijk en niet vies om de handen uit de mouwen te steken. Zijn broer woont in België en die heeft er alle vertrouwen in dat Nigel hier snel werk zal vinden. Nigel is enthousiast, hij wil al langer het milieu van zijn kindertijd ontvluchten.

We zijn veertig jaar later, het is een zonnige dag in maart. We verlaten het stads­hart van Bristol en rijden naar de omliggende woonwijken. Het verkeer is chao­tisch, het duurt even voor we de buitenwijken bereiken. Kilometerslang rijden we langs een omheinde lege vlakte, op zoek naar een plekje om de auto te parke­ren. Te midden van de gigantische vlakte zien we een grote sierlijke vogel staan: de laatste Concorde, de restant van vergane glorie. De zon weerkaatst op zijn ?ank, recht in ons gezicht.

‘Zie je de leegheid van de vlakte, zo worden ook de levens van de toekomstige bewoners hier.’

Aan dit vernuftig toestel heeft Nigel gesleuteld. Een staaltje grootheidswaanzin van Brits-Franse makelij, een supersonisch vliegtuig met een lengte van 61 meter. Het vliegtuig was bedacht met hoogtechnologische apparatuur en brak het snelheidsrecord met 1920 kilometer per uur. Een vlucht van Londen naar New York duurde amper drie uur. Voor een heen-en-weer moest je een fortuin (zowat 10.000 euro in geld van vandaag) neertellen en had je recht op ongebreidelde luxe en comfort. Lederen zetels en gouden lepeltjes, the sky was the limit.

De crash op de Parijse luchthaven Charles de Gaulle in het jaar 2000 betekende het einde van wat toen een sprookje leek. ‘De Amerikanen waren blij dat Europa het programma stopzette, de Concorde was een toonbeeld van vooruitgang met een nooit eerder geziene technologie. Dit Europees parade­paardje gaf de Amerikanen het nakijken’, vertelt Nigel. ‘Vragen over de veiligheid, een dalend aantal passagiers en de hoge kostprijs trokken de?nitief een streep onder de Concorde. Het toestel met de scherpe neus zou nooit meer vliegen.’

Nigel kijkt over de vlakte. Deze grond zal geen werkgelegenheid meer creë­ren, hier komen uitsluitend nog blokkendozen voor eenvoudige mensen. ‘Zie je de leegheid van de vlakte, zo worden ook de levens van de toekomstige bewoners hier.’ Nigel heeft soms een sombere kijk op de dingen. Hij mijmert over de glo­rietijd van de industrie, toen Airbus hier vliegtuigen bouwde en de werkmannen ? er de fabriek introkken. Maar alle grote fabrieken zijn nu gesloten. Wat in de plaats is gekomen, zijn kleine ondernemingen met hooguit vijftig werknemers, enkele banken, een paar verzekeringskantoren … En bedrijven die Londen te duur vinden. Er is absoluut geen vraag meer naar ongeschoolde arbeid. De nabij liggende wijk waar Nigel opgroeide, kent een werkloosheidsgraad van 30 procent.

Een kruitvat van geweld

Een ontwrichte regio is ontstaan, ‘een kruitvat van geweld’ noemt Nigel het en dat zal hij wel tien keer herhalen. Deze huizen en wijken zijn destijds gebouwd in func­tie van de industrie. De jobs zijn weliswaar verdwenen, maar de wijken zijn er nog. We rijden langs de huizenrijen. De straten en pleinen zijn keurig. Er is veel groen, veel ruimte. De buurt ademt rust uit. Bijna elk huis heeft een tuintje. De bakstenen huizen van twee hoog zien er niet mistroostig uit.

Integendeel. Op het eerste ge­zicht zijn de huizen intact. Geen gebroken ruiten, geen bouwvallige daken. Hier en daar vangen we wel een glimp van verloedering op: een matras op het voetpad, een wrak van een ?ets op een graspleintje … Er is weinig volk op straat. We zien bijna niemand, ook geen hangjongeren. ‘Laat je niet misleiden. Deze buurten zijn ware broeihaarden van geweld. De mensen die hier wonen, hebben geen toekomstver­wachtingen. Er is geen werk. Drank en drugs regeren hier. Het lijkt cosy, maar ver­kijk je er niet op. Zo rustig als het overdag lijkt, zo gevaarlijk is het hier ’s avonds.’

Hij heeft compassie met de familieleden en de mensen die hier wonen en het leven dat zij lijden in deze trieste, uitzichtloze wijken. Mannen en vrouwen die nooit aan fatsoenlijk werk zullen geraken en hun kinderen die de hele dag aan het televisie- of het computerscherm gekluisterd zitten … in het beste geval. ‘Een magere troost is dat ze zo tenminste niet aan de drugs zitten.’ Nigel ergert er zich wel aan dat ze hun lot blindelings aanvaarden en de absurde argumenten voor de besparingen kritiekloos slikken. In weerwil van alle miserie die het rechtse beleid veroorzaakt. ‘Vroeger stemden ze voor Labour’, zegt Nigel. Nu is hij daar niet zo zeker meer van.

‘In dat gebouw was vroeger een bibliotheek. Die rolluiken zijn er niet om de mensen te beletten de boeken te stelen. Neen, de bibliotheek is gesloten omwille van besparingen.’

De wijken liggen ver verwijderd van het centrum. Met de bus duurt een rit naar de binnenstad van Bristol minstens een uur. Bovendien is het open­baar vervoer duur, dus blijven de mensen liever in de eigen wijk rondhangen. ‘Dit mag je letterlijk nemen’, verzekert Nigel ons. ‘Eigenlijk komen ze hier niet buiten. Want als je bijna geen centen hebt en je moet de bus nemen, is dat een ?inke hap uit je budget. Ze hebben geen keuze.’ Het lijkt contradictorisch, maar om hier te overleven moet je een auto hebben. Anders ben je totaal ge­isoleerd.

Er woont heel wat volk in zo’n volkswijk, wel 12.000 à 15.000 mensen. Zo­veel als in een gemiddeld Belgisch dorp. Nigel wijst op de troosteloosheid van de wijk waar hij vanaf zijn vierde levensjaar woonde. ‘Hier valt niets te beleven. Er zijn een paar lokale winkels, maar geen sociale voorzieningen, jeugdclubs of dergelijke.’ In die enkele lokale winkels vind je wat voedingsmiddelen, me­dicamenten, auto-onderdelen en de klassieke ?sh and chip. Gokliefhebbers kunnen zich in de Coralwinkel uitleven. En dat is het zowat.

Nigel maakt ons attent op een gebouw met gesloten rolluiken voor de ra­men en de deuren. ‘In dat gebouw was vroeger een bibliotheek. Die rolluiken zijn er niet om de mensen te beletten de boeken te stelen. Neen, de bibliotheek is gesloten omwille van besparingen. Dat wil zeggen dat er geen enkele moge­lijkheid meer is om zich te ontplooien. In de bib was ook gratis wi?. Ook dat kanaal is voor een groot aantal kansarme jongeren de?nitief afgesloten.’

We stappen hier even uit om te ?lmen. Als bij toeval komt er een politiehelikop­ter over gevlogen. ‘Fluorescerend groen, zo zien ze er allemaal uit. Ze vliegen re­gelmatig over de wijk om de boel in de gaten te houden.’

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Nigels verhaal over Bristol is niet alleen kommer en kwel. Het stadscentrum is helemaal opgeknapt en bloeit open. Wie Londen wil ontvluchten wegens te duur en te groot komt naar hier. Universiteiten breiden uit, er komen hogescho­len bij. Er is ook veel interesse vanuit het Europese vasteland. Maar voor de jon­geren uit deze wijken is Bristol geen optie.

Nigel wijst naar het ouderlijk huis. Het is een doodgewoon huis in een rij van drie woningen. Er staat een bruine auto op de oprit. Voor de huizenrij ligt een pas afgemaaid grasplein met enkele bomen aan de straatkant. ‘Niet uitstap­pen en zeker de camera niet bovenhalen’, waarschuwt hij. ‘Enkele jaren gele­den was ik hier met wijlen Patrick De Witte [pdw], columnist en producent van televisieprogramma’s. Ik heb hem verwittigd voor de gevaren om hier te ?lmen. De cameraploeg is toch uitgestapt. Tot er een paar gasten buitenkwa­men, de ploeg klappen kreeg en in allerijl moest vluchten.’ De argwaan voor vreemden die de wijk bezoeken is groot. Geen wonder, de overheid stuurt re­gelmatig controleurs uit om mensen op te sporen van wie ze de uitkeringen willen schrappen. De wijk is ook achterdochtig omdat politiemensen en an­dere pottenkijkers de illegale handel en wandel van sommige buurtbewoners willen opdoeken. Die clandestiene praktijken zijn voor een deel te verklaren.

Door de jarenlange verwaarlozing van deze wijken en het ontbreken van enig toekomstperspectief werd een sociale klasse gecreëerd die niet meer aan de maatschappij deelneemt en zich opsluit in haar buurt. Deze mensen lezen niet, gaan niet stemmen, gebruiken wiet, coke of alcohol en hangen wat rond. Er is ook een alternatieve ondergrondscène die het daglicht schuwt. Dealen en ste­len zijn hier schering en inslag. Het is een situatie die groeide in de laatste 30 à 35 jaar. Sommige mensen leven generatieslang in hetzelfde huis. Er is geen so­ciale mix. Het zijn jongens en meisjes die nu dertig zijn en niets anders gekend hebben. Jongeren die geen enkele verwachting koesteren, en alle hoop op een beter leven verloren hebben.

‘Als je hier ’s avonds komt, is de buurt ge­vaarlijk. Natuurlijk, al dat groen oogt vredig. Maar van gras kan je niet leven, of je moet een koe zijn.’

Overdag lijkt het inderdaad alsof alles peis en vree is, zeker op een zonnige dag als vandaag. Nigel herhaalt nog eens: ‘Als je hier ’s avonds komt, is de buurt ge­vaarlijk. Natuurlijk, al dat groen oogt vredig. Maar van gras kan je niet leven, of je moet een koe zijn. Geloof me, alle faciliteiten zijn weg. Het is triestig om hier te leven. Hier is niks leuks. Het zijn wijken waar je best niet komt.’

‘Kunnen we iets gaan drinken in een cafeetje aan de rand van de wijk?’, vra­gen wij. ‘Dat kunnen we doen, op voorwaarde dat ik als eerste uitstap en wat praat met de locals. Maar laat de camera alsjeblieft in de auto’, drukt Nigel ons op het hart. De tijd vliegt. Om 9 uur deze ochtend dronken we voor het laatst kof?e. Inmiddels is het middag en het zal wellicht nog even duren voor we terug naar het centrum rijden. We hopen dat Nigel niet denkt dat ook wij op dieet zijn. We rijden kriskras door de straten en komen zo telkens in een andere lus van de wijk terecht.

Om opnieuw op de hoofdweg te raken, moeten we helemaal terugrijden. Het valt ons op dat Nigel de hele tijd geconcentreerd is. Hij kijkt schichtig rond en waarschuwt ons geregeld voor eventueel gevaar. Het klopt dat we opvallen in onze Berlingo met Belgische nummerplaat. Als we ergens stoppen of uitstappen, begluren de mensen ons achter de gordijnen. Wij zien hen niet, maar zij zien ons wel. Een eigenaardige gewaarwording.

‘Deze volkswijk is een labyrint waar je niet meer uitraakt.’

Deze volkswijk is een labyrint waar je niet meer uitraakt. Figuurlijk, én letterlijk door de infrastructuur van het stratenplan. Nigel vertelt ons dat Thatcher – na de rellen van 1983-1984 – totale controle wou uitoefenen op de volkswijken. ‘Hier is slechts één way in en één way out. Zo kan de politie in een-twee-drie de wijk afsluiten. Dat gebeurt regelmatig, wel een paar keer in de maand. Eén enkele politiewagen is afdoend om de hele wijk te barricaderen. Het gebeurt dat een politiehelikopter nachtenlang rondjes draait boven de buurt. Als de ?ikken op zoek zijn naar de daders van een misdrijf, dan raak je er met een ge­stolen auto nooit uit.’ We vragen Nigel of de politie zomaar een huiszoeking kan verrichten. ‘Ze moeten zogezegd een “goede reden” hebben, en die goede reden bepalen ze natuurlijk helemaal zelf: “We had reasons to believe! Ja, alles is toegelaten. Voor zover alles rustig is, laat de politie betijen. Helaas ontspoort de situatie geregeld in geweld … Maar zolang de buurtbewoners uit het stads­beeld blijven en geen schade berokkenen aan het imago van de toeristische sec­tor is alles oké.’

(Opgetekend door Trees Heirbaut)

Fuck TINA wordt vanavond voorgesteld om 20u, in boekhandel De Groene Waterman (Wolstraat 7, 2000 Antwerpen): Filmvoorstelling + nabespreking met de makers (Trees Heirbaut en Jef Maes) door acteur Dirk Tuypens.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content