Vrijdaggroep

‘Hoe maken we van jongeren burgers? Niet dankzij het vak burgerschap van het Gemeenschapsonderwijs’

‘Wat voor burgers wil men vormen, en hoe?’ schrijft Arthur Ghins van de Vrijdaggroep als reactie op het Gemeenschapsonderwijs dat een vak burgerschap toevoegde aan het leerprogramma.

Een teken des tijds: aan het leerprogramma van het gemeenschapsonderwijs wordt in beide Belgische taalgemeenschappen het vak burgerschap toegevoegd. Dit initiatief vond zijn weg in een wereld waarin asociaal gedrag en integratie een bijna dagelijkse bekommernis geworden zijn, wat mensen naargelang hun politieke kleur min of meer zullen beamen. Officieel klinkt het dat men ‘burgers’ wil maken van jongeren, hun kritische geest wil aanscherpen en hen wil aanmoedigen om deel te nemen aan het maatschappelijke leven. Maar wat voor burgers wil men vormen en hoe?

Duizelingwekkende leegte

In het Franstalige landsdeel beschouwt men de burgerschapslessen als een lege doos nog voor ze van start zijn gegaan. Ik wilde mezelf graag van het tegendeel overtuigen: dat het vak burgerschap – vanaf september 2018 ook op het programma in het Gemeenschapsonderwijs (GO!) in heel Vlaanderen – wel degelijk zinvol is. Helaas moest ik vaststellen dat de inhoud nogal vaag aanvoelt. De richtlijnen over de burgerschapsles die terug te vinden zijn op de website van het Gemeenschapsonderwijs klinken allemaal even hol: ‘in het GO! geniet iedereen de vrijheid om zelf keuzes te maken en kritisch te zijn’; ‘superdiversiteit’; ‘het samen leren samenleven’ … Streven alle vakken op school deze doelstelling al niet na? Als je deze tekstregels leest, waan je je al snel in een Orwelliaanse wereld waar woorden geen betekenis meer hebben, waar mensen zich van hun eigen gelijk overtuigen door populaire leuzen te herhalen. Toch een beetje paradoxaal voor een vak dat leerlingen moet helpen zelfstandig na te denken, vindt u ook niet? Gelooft men echt dat men burgers kan vormen met holle frasen van het type “think out of the box”, die zo banaal klinken dat ze zelfs al als reclameslogans dienstdoen?

Pedagogische illusie

En wanneer zo’n vak inhoud ontbeert, zal de methode de inhoudelijke leegte moeten opvullen. Als men niet weet waarover te praten, dan moet men toch minstens op een bepaalde manier leren praten. Maar ook daar wringt het schoentje. Het vak burgerschap zoals GO! het invoert, legt de hoofdrol in het leerproces weg voor de leerlingen zelf, door ze te verheffen naar het niveau van de leerkracht, die daardoor nog nauwelijks iets in te brengen heeft. Niet dat er geen ruimte moet bestaan om onderwijsmethodes te vernieuwen. Maar in dit precieze geval berust de voorgestelde leermethode op de illusie dat het volstaat om adolescenten rond de tafel te zetten en een vaag gedefinieerd onderwerp te bespreken opdat ze collectief het licht zouden zien. Deze aanpak vloeit in feite voort uit een grove ontkenning van de realiteit: alsof een gemeenschappelijke denkoefening uit het niets ontstaat, zonder voorafgaande kennis, en iedereen zich vervolgens achter dezelfde zienswijze schaart, onvatbaar voor meningsverschillen en de groepsdynamiek. Zo’n aanpak is bovendien bijzonder elitair: je moet niet al te veel onderwijservaring hebben om te weten dat deze benadering voordelig uitdraait voor sterke karakters en meer gevorderde leerlingen. Zij zullen al snel de bovenhand krijgen op leerlingen met minder uitgesproken meningen of een leerachterstand.

Oeverloos leren relativeren

Wat mij het meest trof bij het lezen van de voorgestelde richtlijnen was hoe ver de cursus gaat om de zienswijze te verspreiden dat alle opvattingen gelijkwaardig zijn, dat er geen betere of mindere waarden zijn, maar alleen uiteenlopende standpunten die je moet respecteren. Zo verkondigt de webpagina voor het pedagogische project van het Gemeenschapsonderwijs dat men de ambitie heeft om ‘jongeren te laten ontdekken dat er geen universele waarheid is om filosofische, ideologische en godsdienstige vragen te beantwoorden.’ Onder het mom van de neutraliteit distilleert men hier een relativistische instelling die regelrecht neerkomt op een filosofisch vooroordeel. En onderweg raakt men overigens veelvuldig verstrikt in contradicties: enerzijds bevestigt men dat er geen universele waarden bestaan, anderzijds beklemtoont men daarna dat er desalniettemin bepaalde waarden bestaan, zoals verdraagzaamheid en respect, waaraan niet te tornen valt.

Los van de filosofische incoherentie lijkt deze visie me op zijn minst problematisch wanneer men echt de bedoeling heeft om geëngageerde burgers voort te brengen. De democratie moet het immers hebben van tegenstrijdige ideeën. Ze stelt ons in staat om met conflicterende visies in de wereld te staan. Om je te engageren in de politiek moet je in iets geloven, waarden aanhangen, opkomen voor een bepaalde levenswijze. Welnu, precies het idee dat alles evenwaardig is, doet de bron van de burgerparticipatie opdrogen. Burgerschap kan men niet herleiden tot het tolereren van de mening van anderen, want burgerschap beantwoordt aan strengere eisen. Het vak burgerschap zoals ze er zal uitzien fnuikt politieke participatie aan de basis. Wat baat het om een debat te voeren wanneer alle zienswijzen gelijkwaardig zijn? Wat baat het om rechten te hebben en ze te kennen als je geen ideaal hebt om voor te vechten?

Echte honger naar ideeën

Dit ideaal ontstaat uit geschiedkundige en politieke praktijkkennis. Het ontspruit aan iemands fascinatie voor cultuur die leidt tot liefde voor wat mooi en goed is. Het ontwikkelt zich door Belgische en buitenlandse auteurs te lezen die mensen bewust maken van onze complexe wereld. Dergelijke materie wordt al onderwezen, maar er kan nooit genoeg over gepraat worden omdat ze de kiem van burgerzin vormt. Deze burgerzin komt tot ontplooing dankzij voortreffelijke leerkrachten die een overtuiging uitdragen en tegelijk ruimte laten voor kritiek en anderen respecteren.

Ze hoeven geen kant-en-klare intellectuele opinie op te dringen aan leerlingen, maar moeten hun honger naar een eigen zienswijze opwekken. Om je eigen oordeel te vellen, moet je eerst bepaalde kennis verwerven, zodat je over de nodige bagage beschikt om te oordelen. Om je in het politieke debat te storten, moet je een standpunt hebben. In haar huidige vorm reikt het vak burgerschap deze kennis niet aan en voedt ze evenmin het verlangen om zich te engageren voor bewust gekozen waarden. Ze vormt slechts een afleidingsmanoeuvre in een tijd waarin kennisoverdracht een scheldwoord geworden is en waarin men vooral tracht om de vele gevoeligheden te sparen in plaats van jongeren intellectuele kwaliteiten bij te brengen.

Als men werkelijk de bedoeling heeft om leerlingen op te leiden tot vrije en verantwoordelijke burgers, dan moet men het vak burgerschap vervangen door extra uren politieke, religieuze en kunstgeschiedenis. Als politici de benaming ‘burgerschap’ willen behouden, laat ze dan. Maar alsjeblieft, geef leerlingen materiaal om over na te denken. We moeten hen dringend de sleutels tot samenhorigheid aanreiken, zodat ze zich vervolgens een eigen weg kunnen banen. Geschiedenis en cultuur zullen het enthousiasme van jonge mensen op zoek naar sterke ideeën aanwakkeren en boeiende klasdebatten op gang brengen die interessanter zijn dan een holle rondetafel over samenleven.

Arthur Ghins doctoreert over politieke theorie aan de universiteit van Cambridge en is lid van de vrijdaggroep, beleidsplatform voor jongeren van diverse pluimage ondersteund door de Koning Boudewijnstichting www.vrijdaggroep.be @Friday_Group

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content