Hockey legt zijn elitaire jasje af

© Image Globe

Het Belgische hockey boomt. In augustus begint in Boom het EK. Een uitgelezen kans om het chique imago wat te temperen, beseft bondscoach Marc Lammers.

De Lions zitten in de lift. Dat is voor een groot deel de verdienste van de nieuwe bondscoach: de Nederlander Marc Lammers, die in oktober 2012 aan de slag ging. Dat de Belgische hockeybond zo’n grote naam wist te strikken, is al een aanwijzing voor het gestegen prestige van hockeyland België. Lammers won de wereldtitel én olympisch goud met de Nederlandse vrouwen. Hij staat bekend als een kampioenenmaker en innovator, maar stapte er na het succes van de Spelen van Peking vier jaar uit om tijd te maken voor zijn gezin. Hij legde zich toe op bedrijfspresentaties en lezingen en schreef Yes! Een Crisis, onder coaches een populair handboek (voetbaltrainers Marc Brys en Glen De Boeck zijn fan).

Bij zijn aanstelling verklaarde Lammers ‘niet naar België te zijn gekomen voor vijfde plaatsen’. Een uitspraak die hij voor Knack graag herhaalt: ‘Ik ga er geen datum op plakken, maar met al dit talent en deze fantastische omkadering moet België de komende jaren toch een keer op een groot podium belanden. Duitsland, Nederland en Australië zijn normaal nog net iets beter. Maar als wij een goeie dag hebben en zij een slechte, dan winnen we zelfs van de absolute toplanden. Maar noem ons nog geen gevestigd topteam: als we niet als team spelen, kunnen we ook van veel ploegen verliezen. Samenwerken is de sleutel van alles. We heten niet voor niets de Red Lions. Leeuwen vangen een hertje door met z’n allen samen te werken, als team.’

Olympiërs na de werkuren

Het komt er vlotjes uit bij Lammers, een half uur na de 5-0-overwinning tegen Engeland. Een groot deel van zijn spelerskern is dan al de hort op, om te studeren of hun werkgever te plezieren met een late shift. Elf van de achttien Lions zitten nog achter de boeken, zes van hen klussen bij als (jeugd)trainer – om van hockey te kunnen leven, niet om het grote geld te verdienen. De overige twee zijn junior manager van een Delhaize-filiaal en financieel expert private banking. Bankier Jérôme Truyens, kapitein en met zijn 25 trouwens de derde oudste bij de Lions, neemt de komende vier maanden onbetaald verlof.

‘Gelukkig heb ik een flexibele werkgever die heel hockeyminded is. De firma sponsort ook de hockeyclub waar ik speel’, legt Truyens uit. ‘Ik had ook deeltijds coach kunnen worden, zoals veel andere internationals. Daar kun je hier en nu wel van leven, maar dat vond ik te weinig. Ik wou investeren in mijn toekomst, niet alleen om geld te verdienen maar ook om iets op te bouwen. Aan zo’n keuze zijn natuurlijk consequenties verbonden: het put een mens uit als je van training naar vergadering naar ploegstage naar klantenbezoek moet rennen. Tot Rio hou ik het vol, daarna ga ik voltijds werken.’

Het is de eeuwige handicap van het Belgische hockey: geld valt er niet mee te verdienen. Prille twintigers kun je paaien met een statuut van topsportstudent, maar internationals van 25 die vaststellen dat leeftijdsgenoten al een paar jaar aan het werk zijn en doorgroeien, krijgen van hun omgeving te horen: ‘Ga jij maar eens werk maken van je toekomst.’ ‘We proberen met alle macht die trend te keren’, zegt de bondscoach.

‘Er moet iets klaarstaan eens de jongens stoppen met hockeyen. Het is vooral zaak om toekomstige werkgevers van hun meerwaarde te overtuigen, want wie hockeyinternational is geweest, heeft doorzettingsvermogen, een goeie mentaliteit en maakte positieve keuzes in het leven. In Nederland is het gelukt om de bedrijfswereld daarvan te overtuigen. Alle internationals die ik daar gecoacht heb, hebben nu een goeie baan.’

De hockeybond voerde een systeem van interimarbeid in die het financiële verlies tijdens buitenlandse stages of toernooien een beetje compenseert. Maar geld is niet het enige. Er wordt van de Lions en de Panthers een verschuiving in de mentaliteit verwacht. Een offer voor de sport, en dat is voor Belgen niet vanzelfsprekend. Adam Commens, gewezen Belgisch bondscoach die als Australisch international een stevige erelijst bijeen sloeg, verwoordde het een tijd geleden zo in Knack: ‘Toen ik nog jeugdspeler was, heb ik jarenlang op kip, brood, melk en cornflakes geleefd, omdat er gewoon geen geld was voor iets anders. Brood, melk en cornflakes kregen we van de bond, kip kocht ik bij een restaurantje dat eens in de week korting gaf. Niemand uit mijn omgeving vond dat vreemd of zielig. Maar tegen een Belgische jongere die zoiets meemaakt, zeggen ze: “Ga jij maar studeren en zoek een echte job.” In Australië is het een respectabele keuze om je leven aan sport te wijden, hier krijg ik soms de indruk dat men een sporter die er echt voor gaat een dommerik vindt.’

Sinds de komst van Lammers wordt van amateursporters een professionele inzet verwacht. En dat botste in het begin. Hij schudt er het hoofd bij: ‘Dan kreeg je van die excuses: ja maar, coach, hockey doe ik er maar even bij. Dat kan dus niet. Topsporter ben je 365 dagen per jaar. Ook als ze bij hun club zijn, wil ik niet dat ze na de wedstrijd biertjes gaan drinken. Hockey staat op één.’

In januari zette Lammers zelfs drie gevestigde internationals uit de kern omdat ze ‘niet het hele jaar als prof wilden leven’. Een fase waar het team doorheen moest, bevestigt speler Florent Van Aubel. ‘Als je een topper wilt zijn, dan moet je ernaar leven’, zegt de student communicatiewetenschappen en Gouden Stick van 2012. ‘Studie, werk en plezier komen nu op de tweede plaats. Ik plan mijn examens op basis van het hockey, niet andersom.’

Jongens uit goed families

Studenten handelswetenschappen, economie en kinesitherapie, een specialist private banking: de hockeyinternationals hebben een ander profiel dan pakweg onze voetballers of wielrenners. Iemand uit het technisch of beroepsonderwijs zit er niet bij. Spelers die vanwege de sport geen diploma behalen – wat niet ongewoon is bij verdiensporten – al helemaal niet. En voor wie wat in voornamen wil lezen: je vindt bij de Red Lions sneller een Cédric, Elliot, Florent of John-John dan een Kenny, Keanu of Randy.

‘Het zijn allemaal goeie jongens die uit goeie families komen. Straatschoffies hebben we niet. Hockey is nog altijd een iets elitairdere sport, al proberen we de sport open te breken en bereikbaar te maken voor iedereen’, zegt Marc Lammers. De bondscoach ziet natuurlijk ook dat het elitairdere karakter van het hockey zijn talentenreservoir gevoelig inperkt. Alle internationals komen uit hockeyfamilies. Er bestaat bij ons niet zoiets als straathockey. Jong talent dat de smaak te pakken krijgt door op een pleintje te spelen, met jassen als doelpalen, zijn er niet. Laat staan dat er een multiculturele inbreng is – terwijl de Rode Duivels pas begonnen te boomen toen de Lukaku’s en de Dembélés erbij kwamen.

In Nederland begint het hockey zijn reputatie van elitesport af te schudden, beweert Lammers, in België is daar nog werk aan. Lammers’ landgenoot Eric Verboom coacht Dragons Brasschaat en verbaasde zich in NRC Handelsblad niet voor niets over de vele Belgische ‘clubhuizen met oesters en champagne’.

Dragons Brasschaat, Léopold Ukkel, de Waterloo Ducks: het hockey floreert eerder in de rijkere gemeenten. Als je het positief wilt formuleren, kun je hockey netjes noemen: een sympathieke sport, zonder schwalbes of elleboogstoten, en de scheidsrechter is de baas. Supporters schreeuwen niet eens iets over de moeder van de arbiter. Sport zoals sport moet zijn, dus? Lammers kan zich best vinden in die omschrijving. ‘Hockey blijft voor alles een familiegebeuren, een plek waar normen en waarden nog belangrijk zijn. Niemand wordt uitgelachen, niemand wordt beledigd. Die cultuur van respect is in het hockey vanzelfsprekend.’

Intussen is hockey méér dan een nichesport. Er zijn nu 31.000 Belgische hockeyers, 20.000 mannen en 11.000 vrouwen. Alleen al in de laatste vier jaar kwamen er 8000 nieuwe spelers bij. De olympische aandacht hielp. De bond vond een manier om nog meer in de picture te komen: in augustus organiseert ze in Boom het Europees Kampioenschap. Sporza zendt het toernooi integraal uit. De organisatie heeft een werkingsbudget van 1 miljoen euro en hoopt 60.000 tickets aan de man te brengen. Een uitgelezen gelegenheid om de sport te promoten, fans te winnen en nieuwe spelers aan te trekken. ‘We moeten gebruikmaken van het momentum’, zegt Lammers. ‘De sport groeit, de jeugd ontdekt het hockey: natuurlijk wil je dan schitteren op zo’n thuis-EK. Maar ik hoop vooral dat mijn spelers die weken respect en waardering krijgen voor het harde werk dat ze al jaren doen, ver weg van de schijnwerpers. Het is tijd om mijn jongens iets terug te geven.’

Over resultaten op het EK wil Lammers niets kwijt, dat leidt de aandacht maar af van de World League. Toch even polsen bij Tom Boon, sterspeler bij de Red Lions en net verkast naar een Nederlandse topclub. ‘Van de trainer mag het niet, maar natuurlijk denkt iedereen aan het EK’, lacht hij. ‘De fans zullen ons daar een boost geven, het zal de hockeysport in ons land op een ander niveau tillen. Ik zie het als een stappenplan. Eerst kwalificeren we ons in Rotterdam voor het WK – dat is geen kwestie van hopen of proberen, dat móét. Daarna genieten we van het EK in eigen land, met de ambitie daar zeker een medaille te pakken. En dan trekken we dat door naar de Olympische Spelen in Rio.’

Jef Van Baelen

Partner Content