Het vrij definitieve einde van de progressieve frontvorming

Yasmine Kherbache, Tom Meeuws, Meyrem Almaci en Wouter Van Besien © Belga
Walter Pauli

De voortijdige implosie van het roodgroene bondgenootschap Samen overstijgt de Antwerpse gemeentepolitiek. Het is gedaan met het naïeve geloof in progressieve eenheidslijsten: roodgroene kartels zijn op z’n best opportunistische projecten met ideologische retoriek gebleken.

Toen Samen in oktober vorig jaar het levenslicht zag, moest het volgens de initiatiefnemers vooral een inhoudelijk project zijn: niet tegen Bart De Wever maar vooral vóór een beter Antwerpen. Daarom ook werd de pers aangemaand vooral niet van een kartel te spreken, maar over een ‘bondgenootschap’ – een dapper Tolkieniaans gezelschap dat het kwade wil bestrijden. Zelfvertrouwen was er wel: ‘Deze lijst is solid as a rock‘, noteerde De Morgen uit de mond van Groen-kopman Wouter Van Besien. Al geloofde natuurlijk niemand de uitleg dat Samen geen linkse krachtenbundeling was met uiteindelijk één echte doelstelling: Bart De Wever en de N-VA’ers al na één legislatuur van ’t Schoon Verdiep trappen. Vandaar krantenkoppen als ‘Samen tegen De Wever (al mogen we dat niet zeggen)’ (Het Laatste Nieuws), ‘Niet tegen Bart De Wever. Dat zal wel’ (Gazet van Antwerpen) of, zakelijker, ‘Groen en SP.A mikken samen op regimewissel’ (De Standaard).

Al bij de afkondiging van dit ambitieuze project werd weliswaar duidelijk dat er nog een paar haren in de boter zaten. Zeker in Antwerpen zien de socialisten zich als dé beleidspartij. Ook al hadden ze in 2012 een fameuze optater gekregen, met ongeveer 28,6 procent (in kartel met CD&V) waren ze nog altijd een paar keer groter dan de 7,9 procent van Groen bij diezelfde verkiezingen.

Maar in politiek is vijf jaar een eeuwigheid, en in 2017 begon Groen stevig te stijgen in de peilingen: in heel Vlaanderen, en ook in Antwerpen. Meer nog, een recente poll in de Gazet van Antwerpen toonde Groen bijna even groot als de N-VA, en alleszins vele keren groter dan de SP.A. De rollen leken omgewisseld. Zowat alle groene kopstukken verklaarden dan ook dat zij (versta: dus niét de socialisten) de marktleiders zijn op links.

Tom Meeuws begreep dat Samen er alleen maar kon komen als hij dat gevoel dat zo sterk leefde bij zijn groene vrienden ook uitdrukkelijk erkende. Door Groen-kopman Van Besien de leiding te laten van Samen versterkte hij dat groene zelfbeeld, en bij sommigen ook wel die eigenliefde, ook al leidde dat tot wat tandengeknars in eigen rangen. Maar bij gebrek aan een écht socialistisch boegbeeld, en om latente interne tegenstellingen niet opnieuw op de spits te drijven, ging hij akkoord met een bescheidener plaats voor de socialisten.

Progressieve bondgenootschappen zijn lokale projecten van partijen die nationaal gedoemd zijn elkaar de loef af te steken.

Toen al kon men de vraag stellen of dat niet iets te veel berekeningen waren voor een project dat toch vooral op enthousiasme moest bogen, op durf, op geloof in eigen kunnen, in de wil tot verandering, in het beste geval op woede en verontwaardiging. Niet op rancune en wantrouwen. Zelfs toen de Antwerpse groenen met zeer ruime meerderheid hun fiat gaven aan Samen, bleef er een partij-interne oppositie van dik twintig procent. Het bekendste gezicht is oud-minister Mieke Vogels, die Samen afdeed als een inhoudelijk ‘zwak’ project. De Morgen noteerde: ‘De strategische overwegingen wonnen het van de afkeer van de socialisten.’ Afkeer – zo stond het er echt.

Bij de generatie-Vogels – de oude garde van Groen die zichzelf ooit nog Agalev noemde – is er nog altijd iets blijven hangen van het trauma van 2003, toen SP.A en Agalev samen in de paarsgroene regeringen van Guy Verhofstadt (federaal) en Patrick Dewael (Vlaams) zaten, maar de groenen bij de federale regeringsverkiezing ineens de kiesdrempel niet haalden en uit Kamer en Senaat verdwenen.

Steve Stevaert deed toen zijn uiterste best om de restanten van Agalev aan de SP.A te lijmen. Dat was geen eerlijk aanbod tot samenwerking, vonden de meeste groenen, maar een vileine poging tot opslorping: de in zogezegde camaraderie vermomde ‘uitgestoken hand’ was in hun ogen in werkelijkheid een met grenzeloos gebrek aan respect beraamde moord op het groene project. Hoewel Stevaert echt groen dacht, klopte wel iets van die kritiek – links en rechts liet hij vallen dat hij erop uit was om alleen ‘sympathieke’ Agalev’ers op te vissen, de ‘zeurpieten’ mochten wat de SP.A-voorzitter betrof achterblijven in zelfgekozen isolement. Vandaar nadien het succes van die pijnlijke bijnaam voor Stevaert: het schijnheilig paterken uit Hasselt. Bij de verkiezingen van 2004 bleek Groen wél levensvatbaar, en begon al de fikse daling van het socialistische succes. Stevaert zou later zeggen dat hij dit beschouwde als de grootste mislukking uit zijn politieke leven: het niet kunnen komen tot een grote en duurzame progressieve partij, beweging, koepel, kartel of bondgenootschap in Vlaanderen.

Sindsdien is het verschil tussen rood en groen steeds kleiner geworden. In recente peilingen stak Groen de SP.A zelfs nadrukkelijk naar de kroon. Na al die jaren leek het uur van de Antwerpse groenen geslagen, en nu mochten ze de revanche vergeten waarop sommigen na al die jaren zo verlekkerd waren. Vengeance est un plat qu’on mange froid.

Daartegen staat dat veel socialisten het vaste aanvoelen hebben dat groenen weliswaar progressieven zijn, maar toch een wezenlijk andere mensensoort. Vergelijk het met Vlamingen en Nederlanders: ze spreken dezelfde taal, maar anders. Niemand die dat zo kort en bondig formuleert als Louis Tobback: ‘Een Vlaamse progressief die toetreedt tot Groen, heeft eerst voor zichzelf uitgemaakt dat hij geen socialist is. En daarom kiest hij Groen.’

Sociologisch komt zeker de eerste generatie Groenen niet uit de kleinere socialistische maar uit de veel grotere katholieke zuil (en zelfs uit Vlaams-nationale middens). In de jaren tachtig trof je bij de groene parlementsleden een volle neef van de toenmalige CVP-voorzitter Frank Swaelen aan (Ludo Dierickx), een oud-journalist van de toen nog uitgesproken katholieke Gazet van Antwerpen (Paul Staes), een stafmedewerkster van katholieke ngo’s als Misereor, de Bouworde en Broederlijk Delen (Magda Aelvoet), de zoon van een KWB-wijkmeester (Jos Geysels), en een flinke dame die in latere interviews vertelde dat ze haar carrière te danken heeft aan ‘Zuster Gemma van het zesde leerjaar, want ze heeft mijn moeder ervan overtuigd dat ik met mijn paar hersenen beter naar Sint-Ludgardis kon gaan, en niet naar de huishoudschool’ (Mieke Vogels).

Vandaar ook de aanvankelijke sympathie van de socialisten voor de groenen: het waren duidelijk ‘linkse’ Vlamingen met progressieve ideeën, maar tegelijk waren het geen concurrenten voor de socialisten van toen. Integendeel, elke stem voor het groene Agalev, was er vooral eentje minder voor de toen almachtige CVP. Dat zagen de socialisten graag.

Na verloop van tijd groeide bij steeds meer roden en groenen het besef en het aanvoelen dat de achterban van de twee partijen minder met elkaar te maken had – of wilde hebben – dan afgeleid kon worden uit de steeds dichter bij elkaar aanleunende standpunten van beide partijen. Dat is de grote paradox in het verhaal van socialisten en groenen in Vlaanderen. Hoe meer rood en groen naar elkaar keken en van elkaar opstaken, hoe argwanender de wederzijdse relaties werden. Frank Vandenbroucke begon ineens erg groene klemtonen te leggen in zijn geschriften, Steve Stevaert spande zich zelfs in om zich in de pers te laten opvoeren als ‘de socialist die groener is dan Agalev’. Dat vonden de groenen niet leuk. Tegelijk profileerde groenen als Jos Geysels zich als de eerste bondgenoot van het Vlaamse middenveld, oude en nieuwe sociale bewegingen samen. Dat zagen de socialisten dan weer als een bedreiging.

Sindsdien kan de relatie tussen socialisten en groenen omschreven worden als ‘it’s complicated’: een steeds weerkerend spel van aantrekken en afstoten. In Hasselt en Gent houden de roodgroene kartels (relatief) goed stand, elders (Sint-Niklaas) niet, en op andere plaatsen (Oostende, Mechelen, Leuven ook wel) staan groenen en roden soms verbeten tegenover elkaar. In de Kamer en het Vlaams Parlement trekken SP.A en Groen meestal aan dezelfde kar, zeker nu ze beiden in de oppositie zitten. Al valt dat ook te vertalen als ‘ze geven elkaar geen duimbreed toe’ of ‘ze willen niet onderdoen voor elkaar’: niet op de meeste sociale thema’s, niet inzage eerlijke fiscaliteit, niet betreffende energie, niet op de gedeelde afkeer voor kerncentrales.

Ze zijn beiden ook zeer promulticulturaliteit, al vallen hier eigen klemtonen op: Groen blijft in de ogen van veel Vlamingen de partij van Mieke Vogels-met-hoofddoek, en de SP.A die van het hoofddoekenverbod van Patrick Janssens. Dat zijn clichés die niet helemaal kloppen, maar wel in leven gehouden worden. Maar toen het Vlaams Parlement vorig jaar het verbod op onverdoofd slachten goedkeurde, waren de fractieleiders Joris Vandenbroucke (SP.A) en Björn Rzoska (Groen) even beslist in hun steun daarvoor.

Tegen die achtergrond is het volkomen begrijpelijk en politiek logisch, én een waar huzarenstukje dat uitgerekend in Antwerpen SP.A en Groen beslisten om de krachten te bundelen. Het was dan ook niet zonder fierheid dat Van Besien kon zeggen: ‘We bewijzen dat we onze partijbelangen kunnen overstijgen in het belang van de Antwerpenaar en de stad.’

Geen half jaar later ligt dat hele project in duigen. Waarom eigenlijk? Ten eerste: omdat er interne tegenkanting was. Alvast in de twee belangrijkste districten, Antwerpen-Stad en Deurne, zouden SP.A en Groen hoe dan ook niét als Samen naar de kiezer stappen, maar apart. Dat betekent dus dat er geen of minder gemeenschappelijke plak- en actieploegen van Samen zouden zijn, maar dat Groen en SP.A goeddeels los van elkaar zouden optreden – en dat dus in een historische kiesstrijd waar ze het hoofd moeten bieden tegen Bart De Wever en zijn stevig geleide N-VA-legioenen. De progressieve bondgenoten gingen er blijkbaar van uit dat ze dit varkentje wel zouden kunnen wassen, ook al maken ze het zich moeilijk door tegelijk reclame te moeten maken voor Samen, SP.A én Groen. Beetje ingewikkeld, en niet de beste manier om Samen als geloofwaardige merknaam in de markt te zetten, nota bene door mensen die zichzelf alleen Samen noemen maar niet kunnen verbergen dat ze eigenlijk tégen elkaar zijn.

Ten tweede, en ten gronde: om niks. Om opgewarmde buzz over Tom Meeuws. Zijn WhatsApp-bericht naar Land Invest Group na het Apache-filmpje over het feestje in restaurant ’t Fornuis was weliswaar bijzonder dom en zette hem te kijken als een te handige harry, maar zijn politiek zo veel belangrijker analyse over de ‘paaitaks’ was de nagel op de kop: het Antwerpse stadsbestuur heeft een paar weken later, zonder er al te veel ruchtbaarheid aan te geven, trouwens afscheid genomen van die betwiste techniek. Dat Meeuws in 2015 had moeten opstappen bij De Lijn omwille van een zware professionele fout, was dan weer algemeen gekend en geweten. Zeker, er was niet publiek gecommuniceerd over de details, en vooral niet over de bedragen. Maar wie naaldje en draadje had willen weten van dat vertrek, was dat te weten gekomen, zeker in de microkosmos die de Antwerpse politiek nu eenmaal is. Bovendien bleek het feestje dat Meeuws in Borgerhout had georganiseerd, zo te zien in foto’s en persberichten van destijds, zéér in te smaak te vallen bij N-VA’ers als Bart De Wever, Ben Weyts, Koen Kennis, Annick De Ridder en Mark Descheemaecker. De festiviteiten waarover men vandaag zo opschrikt, waren duur, maar duidelijk niet zonder meer fout.

Met andere woorden, als het politieke project achter Samen écht zo belangrijk, zo essentieel en hoognodig was ter vrijwaring van de democratie in Antwerpen en bij uitbreiding in Vlaanderen dan had Samen het twee jaar oude nieuws over Meeuws rustig kunnen overleven. (Twee dagen later al bleek het de zoveelste storm die opstak en weer ging liggen.)

Dat is niet gebeurd. Omdat men het niet echt wilde. Omdat in Antwerpen duidelijk werd wat eigenlijk overal in Vlaanderen te zien is: dat roodgroene of groenrode kartels in essentie opportunistische projecten zijn. Ze worden gelegitimeerd met grote woorden en linkse retoriek, maar ze zijn alleen duurzaam als er voldoende instant-succes is. Ze doorstaan geen tegenslagen, stormen of te grote persoonlijke ambities. Progressieve bondgenootschappen zijn lokale projecten van partijen die nationaal gedoemd zijn elkaar de loef af te steken. Door hun ideologische verwantschap zijn ze vaak gedoemd om ongeveer hetzelfde te zeggen, te willen of te doen, maar dat maakt hen vaak alleen maar wantrouwiger tegenover elkaar, en zelfs gemener.

Dat alles werd zichtbaar in Antwerpen. Samen is gebarsten, ontploft noch opgegeven. Samen heeft geen doodsstrijd gekend, juist omdat Samen nooit echt heeft geleefd. Samen is geïmplodeerd, zomaar. In de media stak er ineens wat wind op, en het kaartenhuis lag prompt op de grond. Dat is bijzonder veelzeggend. Over de hoogdringendheid en vooral de ernst van het project zelf – die waren er niet: Samen was meer schil dan inhoud, en veel wil om te slagen was er niet. Over de wijze waarop SP.A’ers en Groenen elkaar bejegenen ook, over het wederzijdse gebrek aan empathie.

Neem alleen al de respectloze manier waarop na de breuk werd en mogelijk nog wordt gecommuniceerd. ‘De SP.A is niet de partner gebleken die we hadden verwacht’, zegden de groenen. Echt? En dat na meer dan dértig jaar op elkaars lip politiek te hebben gevoerd, dag in dag uit? De Standaard berichtte dat de top van Groen zat te wachten tot zich ook bij de socialisten het definitieve doodvonnis van Tom Meeuws zou voltrekken. Een van de aanwezige groenen vertelde het zonder veel erg – en schetste zo het beeld van een tenenkrullende scène: de vergadering bij de SP.A ‘duurde en dat duurde maar. We hebben op een gegeven moment eten besteld bij El Warda, en samen onze tajines opgegeten. De sfeer was gezellig. Een beetje spannend, zoals op een verkiezingsavond.’ Spreek je zo over de politieke liquidatie van een bondgenoot? Het is een hallucinante scène, die doet denken aan de tijd van de verlekkerde menigte onder aan een schavot: waar is de kar met de veroordeelde? Houdt hij zich sterk, of niet?

De socialisten waren het al even moe om nog altijd glimlachend en nederig te moeten doen tegen de groenen – de tijd dat ze zich moesten voordoen als Turkse tapijtenverkopers tegenover Westerse toeristen om zo wat geld uit te zakken te kloppen, was eindelijk voorbij. Haast met een zucht van opluchting stemden ze voor Meeuws, en tegen Samen. Ook voor hen was dat bondgenootschap geen hoge prijs waard. Het is ook veelzeggend dat de Gazet Van Antwerpen beslag kon leggen op een interne mail van Tom Meeuws, waarin hij de socialistische mandatarissen en bestuursleden aanmaant: ‘Haal niet uit naar Groen’. Dat is keurig van Meeuws, maar het betekent tegelijk dat er goesting alom is om dat wél te doen. Tot zover het bondgenootschap, en de valse liefde tussen rood en groen. Wat een treurspel. Wat een zielepoterij.

Partner Content