Johan Van Overtveldt (N-VA)

Het concurrentiepact gaat over u en mij

Johan Van Overtveldt (N-VA) Europarlementslid, voormalig minister van Financiën en ex-hoofdredacteur Trends en Knack.

Vandaag discussiëren onze regeringen over een mogelijk concurrentiepact. Niet de ondernemingen zijn daarbij de meest betrokken partij. Dat zijn u en ik.

Vandaag komen de federale en regionale regeringen samen om zich te bezinnen over maatregelen die het concurrentievermogen van onze ondernemingen zouden moeten aanzwengelen. Buiten de (zeer terecht) omstreden verlaging van de btw op elektriciteit ligt er bitter weinig aan concrete voorstellen op tafel. Zeker ook met het perspectief van de steeds dichter komende moeder aller verkiezingen is de kans zeer groot dat het streven naar een concurrentiepact in de feiten op een sisser uitdraait. Dat zou zeer betreurenswaardig zijn en dit om redenen die in het thans gevoerde discours rond dat concurrentievermogen niet altijd duidelijk gearticuleerd worden.

België is een kleine, zeer open economie. Over 2012 bedroeg ons bbp (Bruto Binnenlands Product, zijnde de waarde van alle goederen en diensten in de loop van dat jaar voortgebracht) 377 miljard euro terwijl de waarde van onze export van goederen en diensten op 319 miljard euro lag en die van onze import op 313 miljard euro. Het spreekt voor zich dat binnen een dergelijke constellatie onze ondernemingen enkel kunnen overleven en groeien mits een solied internationaal concurrentievermogen. De overheid speelt daarbij een belangrijke rol. De uitbouw van een gedegen infrastructuur (wegen, ICT, …) is absoluut noodzakelijk voor de competitiviteit van een land. De overheid kan een significante rol spelen in de aansporing tot onderzoek en ontwikkeling. Via haar belastingen en reglementen kan de overheid het kostenplaatje van ondernemingen sterk beïnvloeden.

Het concurrentiepact gaat over u en mij

Dat we als België op het vlak van het internationaal concurrentievermogen met een probleem opgezadeld zitten, wordt nog door weinigen in twijfel getrokken. Dat probleem bestaat uit verschillende elementen. Loonkosten zijn het meest besproken onderdeel maar zeker niet het enige element. Ook qua bijvoorbeeld energiekosten, belastingdruk en rechtszekerheid scoort, zo blijkt uit diverse internationale onderzoeken, ons land niet goed. Er is dus met andere woorden stof te over om tijdens een ernstige oefening rond een concurrentiepact op tafel te leggen. Het zou ook zeer helpen daarbij de zaken klaar en duidelijk te stellen inzake de finaliteit van die oefening.

Het kenmerkende van ondernemingen is de directe actie, de grote mate van pro-activiteit. Ondernemers en hun naaste medewerkers spelen steeds weer snel in op de opportuniteiten en de bedreigingen die vanuit de omgeving tot hun komen. Lopen, bijvoorbeeld, de loonkosten fors op ten aanzien van de productiviteit dan zullen ondernemingen zich aanpassen. Zij zullen jobs schrappen en overgaan op meer kapitaalintensieve productiemethoden. Volstaan die ingrepen niet dan zullen ondernemingen geheel of gedeeltelijk verhuizen naar oorden met een betere verhouding tussen productiviteit en kosten. Finaal kan een te zwaar kostenplaatje ook gewoon het einde van een onderneming betekenen.

In de discussie over een concurrentiepact moeten dus maatschappelijk niet zozeer de ondernemingen op zich centraal staan maar wel de gevolgen van hun onvermijdelijke reacties op de kenmerken van de omgeving zoals die in belangrijke mate vorm gegeven wordt door de overheden. Bij een discussie over het concurrentievermogen gaat het ten gronde over hoeveel jobs we willen en hoeveel welvaart we willen. Het is geen kwestie van voordelen toekennen aan bedrijven of niet. Het gaat om een fundamentele maatschappelijke keuze over welzijn en perspectieven naar de toekomst toe.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content