Ann Peuteman
‘Hebben we echt een liefelijk duwtje in de rug nodig om ons niet als een bende vuilakken te gedragen?’
Lenteschoonmaak gebeurt tegenwoordig niet alleen meer in huis, maar ook op straten en stranden. ‘Heel nobel allemaal, maar uiteindelijk is het niet meer dan afval oprapen achter de kont van asociale viespeuken’, schrijft Knack-redactrice Ann Peuteman. ‘Is het nu écht zo moeilijk om je arm uit te strekken naar een vuilnisbak?’
‘Dat komt doordat er een paar paardenbloemen groeien.’ Dat was de verklaring die een kennis me onlangs gaf voor de snoepwikkels, blikjes en etensresten die ik constant naast mijn garagepoort vind. Ook het feit dat de bewoners van het steegje vlakbij hun vuilnisbakken op vrijdag naast die garage zetten, hielp volgens hem niet. Als ik van dat afval af wou, moest ik meer inspanningen doen om voorbijgangers sluitstorten te ontraden.
Nudging heet dat tegenwoordig. Een beetje zoals supermarktketen Colruyt wil doen om klanten ervan te weerhouden de parking tot een stort te herleiden. Als ik elk ontluikend sprietje onkruid wied, de vuilnisbakken uit het zicht zet en een olijke maar afradende boodschap op mijn garagepoort hang, zouden passanten minder geneigd zijn om er hun viezigheid achter te laten. Wérkelijk? Zijn we met z’n allen zo onvolwassen dat we een liefelijk duwtje in de rug nodig hebben om ons niet als een bende vuilakken te gedragen?
Is het nu écht zo moeilijk om je arm uit te strekken naar een vuilnisbak?
Blijkbaar gaan we daar tegenwoordig inderdaad vanuit. Sterker nog: in het kader van mediagenieke lenteschoonmaken in wijken, langs bermen en op stranden ruimen we welwillend op achter de asociale kont van sluikstorters. Nu getuigt dat natuurlijk van lovenswaardig burgerschap en wakkeren dergelijke initiatieven het samenhorigheidsgevoel nog aan ook, maar mensen gaan er hun afval niet minder door op straat dumpen.
‘Als je je spullen meteen op de juiste plek legt, hoef je achteraf geen uren op te ruimen’, zei mijn moeder vroeger altijd. In de beslotenheid van mijn huis heb ik dat advies eerlijk gezegd vaak in de wind geslagen, maar in de buitenwereld vind ik het een kwestie van ecologische zorgzaamheid en beleefdheid. Daar gooi ik verpakkingen en ander afval in een vuilnisbak of stop ik het desnoods in mijn tas tot ik weer thuis ben. Tijd verlies ik er niet mee, en levenskwaliteit ook al niet.
Toch denken veel mensen daar blijkbaar anders over. Zoals die chauffeur die afgelopen week op de Brusselse ring het raam van zijn Peugeot opendraaide om een koffiebeker weg te gooien. Of de moeder die haar kleuter de opdracht gaf om de wikkel van zijn ijsje ‘daar bij die boom’ te leggen. En gisteren keilde een man die zijn hond uitliet zomaar een leeg sigarettenpakje naast me op de grond. Weer durfde ik er niets van te zeggen, terwijl dat net is wat we massaal zouden moeten doen.
Het resultaat van al die nonchalance circuleert dezer dagen op sociale media in de vorm van stuitende foto’s van de Gentse Graslei of het Noordzeestrand na de eerste warme lentedagen. ‘Stadsbestuur, neem uw verantwoordelijkheid’, luidde het bijschrift bij een close-up van plastic dat op de Leie drijft. Nu is het inderdaad de taak van besturen allerhande om voor voldoende vuilnisbakken te zorgen en die ook op tijd en stond te laten leegmaken, maar in dit geval kunnen we de verantwoordelijkheid echt niet op hen afschuiven.
Het is niet doordat lokale besturen niet genoeg in nudging investeren dat er overal viezigheid ligt.
Het is niet doordat lokale besturen niet genoeg in nudging investeren dat er overal viezigheid ligt. Nee, dat komt door gemakzuchtige viespeuken voor wie het al te veel gevraagd is om hun arm uit te strekken in de richting van een papiermand. Net zoals die koekjesverpakkingen, dat plastic flesje en die oude schoen echt niet naast mijn garagepoort liggen omdat ik er geen kleurige prullenbakjes en kunstige graffiti heb aangebracht.
Ik denk trouwens dat ik die paardenbloemen dit jaar maar gewoon laat staan. Bij wijze van statement.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier