Frederik Backaert, koersende boerenzoon: ‘Ik vertrouw mijn koeien meer dan sommige coureurs’

Frederick Backaert: 'Ze vragen me dikswijls wat er lastiger is: de Tour of de boerderij? Een Tour duurt slechts drie weken, zeg ik dan. Boeren is 24/7. © Wouter Van Vaerenbergh

Nog meer dan op zijn prestaties in de Ronde van Frankrijk stoelt de plotse populariteit van Frederik Backaert op een hardnekkig archetype. Wie is deze koersende boerenzoon, die deze week de BinckBank Tour smaak geeft?

‘Ervoor waren mijn aders al duidelijk zichtbaar, nu zie ik ze nog beter.’

Met zijn rechterhand wrijft Frederik Backaert over zijn linkerbeen, dun en aspergeachtig. Het mondt uit in een fluogeel schoenhoesje. Ik heb hem net gevraagd welke impact drie weken Ronde van Frankrijk op een rennerslijf hebben.

Voor de Tour stopten zijn aders precies halfweg zijn bovenbeen. Meer dan 3500 kilometer later komen ze bijna tot aan de knie. ‘Mijn motor zal serieus gegroeid zijn. Goed voor mijn carrière.’

We zitten in sporthal De Witte Molen in Sint-Niklaas. Backaert is bezig aan zijn ‘vierde week’, gevuld met na-Tourcriteria in Aalst, Roeselare, Herentals, Mechelen, Ninove, Antwerpen en Putte-Kapellen. Zijn naam was telkens een van de eerste die de organisatoren op papier zetten.

In zijn allereerste Tour reed Backaert zich in de kijker. Met 566 aanvalskilometers eindigde hij derde in het klassement van de baroudeurs. Tussendoor vertederde hij met eerlijke en welgezinde interviews. Over de koeien op de boerderij van vader en moeder. Zijn rode haar. Het koolblad dat hij in een weiland plukte en als pantser tegen de zon gebruikte.

‘Het is ongelooflijk’, zegt hij. ‘Opeens kent iedereen mij. Dat had ik nooit verwacht.’

De Omloop of de Ronde van Vlaanderen, dat zijn de koersen waarin ik me wil tonen. Meer dan de Tour

Elke dag stonden er meer journalisten aan de bus dan de dag ervoor. De krant L’Equipe wijdde een volledige pagina aan ‘la double vie de Frederik Backaert, cycliste et fermier’. Ook een reporter van het Britse wielerblad Rouleur klampte hem aan. Ze spraken over Backaerts lievelingswedstrijd: de Tro-Bro Léon in Bretagne, een cultkoers over onverharde wegen.

‘Je moest gewoon in de ontsnapping van de dag zitten en ’s anderendaags sprak iedereen over je. Ik besef goed dat ik waarschijnlijk gehypet ben, bij gebrek aan andere verhalen. Maar wat dan nog? Ik blijf wie ik ben, een underdog.’

Zijn populariteit stoelt minder op journalistieke bloedarmoede dan op een hardnekkig archetype. Dat van de simpele boerenzoon die op een fiets met een omgekeerd stuur het erf af rijdt, klompen en koeienmest achter zich latend, de grote wereld in.

Cyrille Van Hauwaert, ‘De Leeuw van Vlaanderen’ uit Moorslede, maakte de blauwdruk. Briek Schotte volgde. Fausto Coppi. Hennie Kuiper. In het huidige peloton naast Backaert ook Yves Lampaert en Edvald Boasson Hagen.

Hij zegt dat hij begrijpt dat het tot de verbeelding spreekt, een boerenzoon die koerst. ‘Het heeft iets nostalgisch. In de beginjaren van de sport waren het bij wijze van spreken allemaal boerenzonen. Vandaag zijn we een uitzondering.’

Tijdens de Tour kwam Imanol Erviti van het Spaanse Movistar Team naast hem rijden. Hij had gehoord dat Backaert een boerenzoon was en begon over de boerderij van zijn familie, in het Baskenland. ‘Ze hadden vetbeesten, zei hij. Maar ja, wat stelt dat ginder voor, vetbeesten?’

Terwijl Backaert zich voor ons gesprek omkleedde in dezelfde kleedkamer als Greg Van Avermaet, Thomas De Gendt, Oliver Naesen en Iljo Keisse, sloeg ik een praatje met Serge van café ’t Bierpotje in Michelbeke, het supporterslokaal van de nieuwe publiekslieveling. Hij vertelde dat het dorp al weken op zijn kop staat, dat er de dag ervoor zelfs Britten naar ‘Backie’ zijn komen vragen en dat het ledenverzoek voor de supportersclub amper bij te houden is.’Straks moeten we uitbreiden.’

Zijn toon is die van een Galliër uit het dorp van Asterix. Kennelijk staan de Romeinen voor de deur.

Chris Froome vloog in een privéjet naar het na-Tourcriterium van Aalst. Backaert reed naar Sint-Niklaas in een kleine grijze wagen. In de koffer stak zijn fiets, de wielen losgemaakt. Naast hem zat zijn vriendin. Amper zes weken zijn ze samen. Alleen al dit jaar reed ze 11.000 kilometer met de fiets. Volgens Backaert zijn er profs die minder trainen.

‘En jij?’

‘Geen idee, ik hou dat niet bij. Strava, de app waarmee je je prestaties kunt bijhouden, heb ik ook nog niet. De Tour heb ik zelfs zonder vermogensmeter gereden.’

‘Je reed op vlinders?’

'Ik let niet zo op mijn voeding. Ik heb een razendsnel metabolisme. Drie keer per week eet ik rijstpap met karnemelk.'
‘Ik let niet zo op mijn voeding. Ik heb een razendsnel metabolisme. Drie keer per week eet ik rijstpap met karnemelk.’© Belga

Hij lacht eens. ‘Tijdens de voorbereiding kan het handig zijn, maar in de koers ben je met al die wattages niet veel. Ik rij liever op het gevoel.’

Was de Tour een West-Vlaams dorp, laten we het Bevergem noemen, dan speelde Frederik Backaert de rol van Wantje: altijd kalm, door iedereen geliefd. Hij hield de groepssfeer hoog, drie weken lang. Voor de start en na de aankomst klikte hij in de bus de juiste muziek aan. Otherside van de Red Hot Chili Peppers, iets van Queens of the Stone Age of Muse kon ook.

Het hielp. Slechts zeven van de twintig ploegen kwamen met negen renners in Parijs aan. Wanty-Groupe Gobert was er één van. Had hij in de lastige laatste week moeten opgeven, hij was er een heel jaar ‘ambetant’ van geweest.

Een bons. We kijken op. In de sporthal maakt Primoz Roglic, winnaar van de koninginnenrit over de Galibier, een flikflak.

Backaert applaudisseert.

‘De ontsnappingen gingen echt heel gemakkelijk’, gaat hij verder. ‘Daar ben ik van geschrokken. Je moest gewoon in de eerste kilometers vooraan blijven en je was mee.’

Het leverde hem aanzien en populariteit op, een medaille en 1000 euro aankomstpremie in Parijs. ‘Veel renners lachen daarmee, ik vind het mooi meegenomen. In totaal hebben we met de ploeg 40.000 euro prijzengeld verzameld. Weliswaar te delen door negen renners en de staf, maar in de fabriek mag je voor dat bedrag een maand gaan werken. Of zelfs twee.’

2017 is zijn doorbraakjaar. Hij eindigde elfde in de Omloop Het Nieuwsblad, tweede in de Tro-Bro Léon en derde in een rit in de Dauphiné. Vlak voor de Tour verlengde hij zijn contract bij Wanty-Groupe Gobert. Voor een rol als knecht in een ProTour-ploeg vindt hij zichzelf nog te jong. In de BinckBank Tour, die volop aan de gang is als u dit leest, wil hij zijn vorm verzilveren.

‘De komende jaren wil ik in de voorjaarsklassiekers mijn kans gaan. De Omloop of de Ronde van Vlaanderen, dat zijn de koersen waarin ik me wil tonen. Meer dan de Tour.’

‘Backie!’

Een schreeuw vult de sporthal, leeg inmiddels. Serge van café ’t Bierpotje. ‘Waar zit jij, gast? Ze gaan starten. Iedereen is al weg.’

Backaert klikt zich in de pedalen vast en sprint naar de Grote Markt, twee kilometer verderop. Die staat vol aanhangers van dé revelatie van de jongste Ronde van Frankrijk, de man die alle wielerharten veroverde, niet alleen door zijn manier van koersen maar vooral door zijn sympathieke voorkomen, geef hem een warm applaus dames en heren: Backie!

Twee dagen later. Het is iets voor tien. Stilte hangt overMichelbeke, deelgemeente van Brakel. Slagerij Antoine is dicht. Dorpsschool Stella Matutina is dicht. Café ’t Bierpotje is dicht. Over de Groenstraat is een spandoek gespannen: ‘Proficiat, Frederik Backaert’.

‘Ik woon in de boerderij naast de kerk’, had Backaert gezegd. ‘Een grote poort, je kunt niet missen.’

De dood van zijn favoriete koe, Mickey, zat weken in zijn hoofd. ‘Een boer zit in met zijn beesten.’

De poort van de Sint-Michaëlshoeve, gebouwd in 1866, staat wijd open. Op het binnenerf doolt een hond. Balen stro zijn als Jenga-blokken opeengestapeld. Aan de rupsbanden van de tractor kleeft modder.

Vader Christian komt me tegemoet. Hij roept zijn zoon en vertelt dat er veel werk is, in deze tijd van het jaar. Augustus breekt aan, oogstmaand. Ik vraag wat hij kweekt. ‘Suikerbieten, tarwe, gerst, maïs, patatten, boontjes. Ben je geïnteresseerd in landbouw, misschien?’

Zoon Frederik komt de trap af. Hij wijst me de weg naar de voorkamer. We gaan aan een zware eikenhouten tafel zitten. Aan de muur zie ik een schilderij van een paard. Backaert draagt zwarte sportschoenen, All Stars.

Vader Christian leunt tegen de buffetkast. Moeder Christine komt de kamer binnen en gaat naast haar zoon zitten. ‘Wat een belevenis’, zegt ze. ‘De hele Tour van zijn ploeg, met al die verschillende karakters en met Hilaire Van der Schueren als ploegleider: precies een stripverhaal. Het is toch waar?’

Backaert zet een koffiekan en een koekjesdoos met de beeltenis van het koningspaar op tafel. Als kind supporterde hij voor Peter Van Petegem, hij woont vlakbij. De Ronde van Vlaanderen was de belangrijkste dag van het jaar. Van op het erf van de Sint-Michaëlshoeve zie je de Berendries liggen, een springschans tussen het groen. Edwig Van Hooydonck, op wie hij lijkt, zag hij er nooit. Van Petegem wel. Museeuw, Bartoli en VDB ook.

Lachend vertelt moeder Christine over zijn allereerste fietsritten. ‘Weet je nog, die keer dat je niet meer kon remmen, hier op het erf?’ Op zijn elfde reed hij zijn eerste wedstrijden, op de mountainbike. Filip Meirhaeghe inspireerde hem. Na een paar jaar schakelde hij op de weg over. Hij sloot zich bij Onder Ons Parike aan en reed koersen in het hele land. Zijn sterke punten? Aanvalslust en lang hard kunnen rijden. Snel aan de meet is hij helaas niet. Een veelwinnaar zal hij nooit worden.

Aan de landbouwschool in Roeselare studeerde Backaert agro- en biotechnologie.Hij leerde er over bijen en de opslag van aardappelen.

Tegenwoordig eet hij vooral pasta en rijst, zegt hij lachend. ‘Maar voor de rest let ik niet zo op mijn voeding. Ik heb een razendsnel metabolisme. Drie keer per week eet ik rijstpap met karnemelk.’

Zijn wielerdroom heeft lang aan een zijden draadje gehangen. Pas eind 2013 tekende hij een eerste profcontract, hij was al 23. Zes profploegen stopten er in die periode mee, de plaatsjes in het peloton waren duur.

Anders was hij nu al boer?

Achter hem begint vader Christian heftig te knikken.

‘Allee’, zegt hij. ‘Ik ga verder werken. Doe dat goed, hè, Frederik.’

De boerderij beslaat 95 hectare. In de stallen en de omliggende weiden liggen momenteel 205 koeien te herkauwen. Backaerts favoriete koe, Mickey, werd onlangs naar het slachthuis gebracht. Er zat niets anders op.

De dood van Mickey zat weken in zijn hoofd. ‘Een boer zit in met zijn beesten. Hij zal het onderste uit de kan halen om ze zo lang mogelijk gezond te houden. Als mijn kameraden koeien vergelijken met de bakstenen van een bouwvakker, dan krijg ik het. Bij ons is er veel meer sentiment mee gemoeid.’

Als iedereen biologisch zou telen, aardappelen bijvoorbeeld: wat gaat er dan gebeuren, denk je? Plagen alom en veel minder opbrengst

Hij moet toegeven dat hij de laatste maanden weinig heeft geholpen. Hij was voltijds met de koers bezig. Maar in rustige periodes springt hij overal bij. ‘De koeien melken en eten geven, pedicure van hun poten, de bomen snoeien, hout hakken, de afsluitingen van de weiden maken, de koeien die droog staan naar een aparte weide brengen, ze ontwormen en behandelen tegen vliegen, als ze hun oormerk verliezen een nieuw oormerk insteken, appels plukken en er appelsap van maken… Op een boerderij is er altijd werk.’

De hoeve heeft een winkel met verschillende soorten kaas en melk. Op vrijdag en zaterdag is er karnemelk te koop. Een kortere voedselketen vindt Backaert een nobel streven, maar dan moeten ook stedelingen over de brug, niet enkel de mensen in het dorp. ‘Anders is het sop de kool niet waard.’

De concurrentie met landen als Polen of Hongarije vindt hij hoe dan ook oneerlijk. ‘Dat beseffen ze in Brussel blijkbaar nog altijd niet. Met de armoede in de rest van de wereld zijn ze erg begaan. Prima, maar wat met de boeren hier bij ons?’

‘Maak je je zorgen?’

”Tuurlijk. Kijk naar de zelfmoordcijfers in de landbouw. Ze vragen me dikwijls wat er lastiger is: de Tour of de boerderij? Een Tour duurt slechts drie weken, zeg ik dan. Boeren is 24/7, zeven dagen per week. Keihard.’

Zwijg hem over vegetariërs.

‘Wat is dat eigenlijk voor iets? Een mens is toch een carnivoor?’

‘Er bestaan intussen veel goede vleesvervangers.’

‘En dan pilletjes B12 slikken, zeker? Ecologische voetafdruk, nog zo’n gezever. Als iedereen biologisch zou telen, aardappelen bijvoorbeeld: wat gaat er dan gebeuren, denk je? Plagen alom en veel minder opbrengst.’

Een echte boer herken je aan zijn gemor over de regels van Europa en zijn afkeer van de groenen. ‘Als er iemand met de natuur begaan is, is het wel de boer.’

Nog vijf jaar, zegt Backaert, en dan is het aan hem. Langer zal hij wellicht niet koersen. ‘Mijn pa is 67. Ik ben de enige zoon. Ik zal het graag doen, maar het is toch jammer. Na je tweeëndertigste kun je nog schone koersen winnen. Kijk naar Philippe Gilbert of Mathew Hayman.’

Tijd voor een rondleiding op de boerderij. Zwaluwen maken krasjes in de lucht. Koeien grazen. Op een mountainbike rijdt Backaerts oom voorbij. Hij gaat de koeien op de wei aan de Zwalmbeek controleren. ‘Een jonkman‘, zegt Backaert. Hij woont in en werkt mee.

Ik vraag wie er het properst is, een renner of een koe?

Backaert twijfelt niet. ‘De beesten. Cleaner kan niet.’

De controles zijn streng, zegt hij, te streng soms. Als ze per ongeluk een koe meemelken die een microdosis antibiotica heeft gekregen, moeten ze de hele melkvoorraad weggooien. De mensen vragen hem soms: zo’n gespierde stier, die zit toch vol doping? Dan wordt hij kwaad. ‘Dat is pure fokkerij.’ Ze doen er alles aan om zo veel mogelijk ‘vleesaanzet’ op een zo klein mogelijk areaal te verkrijgen.

‘Nu, de koers is ook wel properder geworden dan vroeger, denk ik. Als je zoals ik de Tour al zuiver kunt uitrijden, dat zegt toch veel. Maar voor sommige renners durf ik mijn hand niet in het vuur te steken. Dan vertrouw ik mijn koeien toch nog meer.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content