Flagey eert Arvo Pärt: voor de ene emotioneel, voor de andere sentimenteel

Arvo Pärt. © Kaupo Kikkas

Om de twee jaar zet Flagey een van de Baltische staten in de kijker tijdens het Baltic Sea Festival. De spots staan dit keer op de Est Arvo Pärt gericht – eervol derde in Klara’s top 100. Een gesprek met zijn zoon Michael over onhoorbare filmmuziek en de nalatenschap van een levende legende.

‘Is het tijd om Arvo Pärt te laten rusten?’ vroeg de krant The Guardian zich in 2008 af. De Britten hadden even genoeg van de componist. Pärts muziek werd al in tientallen documentaires en films gebruikt – een jaar eerder nog zat de compositie Fratres in de Oscarwinnaar There Will Be Blood van Paul Thomas Anderson. De recordhouder was het stuk Spiegel im Spiegel uit 1978: goed voor veertien soundtracks. The Guardian kreeg een ‘nee’ als antwoord. Pärts contemplatieve muziek bleef opduiken, in logische (La grande Bellezza van Paolo Sorrentino, 2013) en onwaarschijnlijke (Avengers: Age of Ultron van Joss Whedon, 2015) combinaties. Spiegel im Spiegel werd na 2008 nóg eens veertien keer in films en documentaires gebruikt.

Als filmmuziek opvalt, is het omdat er zich een storing voordoet tussen soundtrack en verhaal. Muziek is de emotieknop van de film.

En ook bij ons is Pärt ongemeen populair. De luisteraars van radio Klara stuwden Spiegel im Spiegel dit jaar naar de derde plaats in de top 100, en de internationale muziekdatabank Bachtrack bekroonde Pärt voor het zevende jaar als de meest uitgevoerde nog levende componist ter wereld.

Pärt zelf is notoir moeilijk voor de microfoon te krijgen. ‘Hij komt graag naar buiten, gaat naar concerten en praat met mensen, maar op andere vlakken is hij zeer gesteld op zijn privacy’, zegt zijn zoon Michael. Die ‘andere vlakken’ moet u tamelijk breed zien: Pärt spreekt zelden of nooit over de inspiratie of bedoelingen van zijn muziek. Al is zijn belangrijkste inspiratiebron overduidelijk, met titels zoals Credo, De profundis, Missa Syllabica en Salve Regina. De tot de orthodoxe godsdienst bekeerde componist wordt samen met zijn collega’s Henryk Górecki en Sir John Tavener weleens, al dan niet smalend, een ‘holy minimalist’ genoemd. Pärt zelf kreeg vorig jaar nog de Ratzinger-prijs voor Religieuze Kunst uit de handen van paus Franciscus.

Voor de Estse componist was de keuze om een halve eeuw geleden zijn religiositeit te uiten niet vanzelfsprekend. Als toenmalig deel van de Sovjet-Unie werd ook in Estland elk kunstwerk door een ideologische luizenkam gehaald. De experimentele twaalftonige muziek die Pärt in het begin van de jaren zestig maakte, kon nog net. Maar het werk Credo, waarmee hij in 1968 zijn geloof openlijk beleed, overtrad alle voorschriften. Het stuk werd verboden, hij werd persona non grata en voor hem persoonlijk leidde het tot een diepe existentiële crisis die acht jaar zou duren. In die periode ontwikkelde hij de stijl die hem uiteindelijk beroemd zou maken. Zijn handelsmerk: de klassieke westerse drieklank doet in zijn composities aan het geluid van bellen of klokken denken. Naar dat gerinkel noemde hij zijn stijl tintinnabuli. De muziek is transparant, contemplatief en meditatief, zonder meteen te verwijzen naar een bepaalde cultuur of religie. De teksten doen dat natuurlijk wel, maar ze zijn in het Latijn, voor de meeste luisteraars even abstract als de muziek zelf. Centraal in Pärts werk is de rust. De eenvoudige harmonieën en de bewuste leegte werpen je terug op jezelf. Daardoor beleef je de muziek tegelijkertijd als universeel en uiterst individueel. Voor veel luisteraars is Spiegel im Spiegel bijvoorbeeld een heel emotioneel stuk, voor sommigen zelfs sentimenteel, en een reden om Pärts composities niet onder de ‘ernstige’ of ‘hedendaags klassieke’ muziek te klasseren. Het zal de componist worst wezen.

***

Arvo’s zoon Michael Pärt stapt deels in het voetspoor van zijn vader, al is hij geen monnik maar een globetrotter, en geen componist maar muziekproducer. Hij werkte voor Björk en Arcade Fire, maar sleutelde ook aan muziekscores van regisseurs zoals Francis Ford Coppola en Peter Jackson.

Arvo Pärt

– 1935: geboren

– 1954-1957: hogere muziekopleiding in Tallinn ?

– 1957-1963: studeert aan conservatorium van Tallin

– 1958-1968: eerste creatieve periode, experimentele composities ?

– 1968: brengt Credo uit, dat wordt verboden

– 1968-1976: ‘de stille periode’, Pärt ontwikkelt zijn unieke tintinnabuli-stijl.

– 1976: wordt zeer productief en uiteindelijk wereldberoemd

– 1980: emigreert naar Wenen, één jaar later naar Berlijn

13 eredectoraten (o.m. in Luik), 6 erelidmaatschappen van kunstacademies (ook in België), en een eindeloze wereldwijde reeks prijzen en decoraties

Kunt u uitleggen wat uw vaders werk zo filmisch maakt?

Michael Pärt: Zoals ik het zie, draagt zijn muziek een spanning in zich die niet steeds meer energie opeist om ze vol te houden, maar die net energie geeft. Vergelijk het met een zweefvliegtuig: als het in de lucht is, is er geen krachtbron meer nodig om te zweven, terwijl een zwaar motorvliegtuig wél voortdurend energie vraagt. Als je zijn muziek in een film gebruikt, zal daardoor het tempo vertragen en de spanningsboog van een scène uitrekken. Dat is precies wat regisseurs vaak willen: voor de kijker een spanning creëren, een verwachting, die zo lang mogelijk onvervuld blijft. Daarbij komt nog dat zo’n vertraging gebeurtenissen en dialogen versterkt. Muziek is de emotieknop van de film.

Maar vaak merkt het publiek ze tijdens de film amper op.

Pärt: Dat hoort ook zo. Als ze opvalt, is het omdat er zich een storing voordoet tussen muziek en verhaal. Tenzij dat effect gewild is, natuurlijk.

Behalve met muziek bent u ook bezig met de oprichting van een Arvo Pärt-centrum in Estland. Waarom heeft de voltooiing tien jaar geduurd?

Pärt: Het begon met de vraag wat we moesten doen om de nalatenschap van onze ouders te beschermen. Tijdens de ‘stille’ periode in mijn vaders leven, toen hij op zoek ging naar zijn eigen stem, hield hij bijvoorbeeld trouw een dagboek bij vol ideeën, in tekst en muziek. Vaak zijn dat maar schetsen. We wilden niet alleen die dagboeken vastleggen, maar ook zijn uitleg erbij. Mijn moeder speelt een belangrijke rol bij het conservatieproces. Ze houdt alles onder controle, terwijl mijn vader vooral bezig is met de creatieve kant.

Het idee voor het gebouw ontstond later. De Estse overheid was bereid om de oprichting volledig te subsidiëren. De beslissing heeft wat voeten in de aarde gehad, maar nu is het gebouw in zijn eindfase, in oktober gaat het open.

Veel archieven ontstaan na het overlijden van een kunstenaar, maar dit materiaal wordt nog actief gebruikt door uw vader.

Pärt: Precies, en dat maakte het een stuk moeilijker. Hij haalt oude partituren boven, hergebruikt ze, scheurt er een pagina uit, schrijft er iets bij of past ze aan… Het was een uitdaging om een goede systematiek te vinden die ook bruikbaar is voor het publiek, maar tegelijkertijd het geheel vloeiend houdt. Gelukkig kon de digitalisering helpen. De eindstructuur is een soort web geworden.

Het centrum ligt niet bij de hoofdstad Tallinn, maar op een schiereiland tussen de dennenbossen. Waarom?

Pärt: Om te beginnen verblijven mijn ouders daar, en mijn vader moet het materiaal dat er opgeslagen is ter beschikking hebben. Er is in het gebouw ook een polyvalente zaal voor zo’n 140 mensen, waar zijn en andere werken opgevoerd kunnen worden. Vanuit Tallinn is het zo’n 40 minuten rijden tot het centrum. Dat is geen toeval: je neemt tijdens die rit de rustgevende omgeving in je op, je tempo vertraagt, en op die manier kom je in de juiste sfeer als je hier aankomt. Dat effect is helemaal de bedoeling.

Arvo Pärt Weekend, 26-28/01 in Flagey, Elsene. Info: www.flagey.be

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content