Getwijfeld over België

Bert Bultinck

Eerst waren er de aanslagen van 22 maart. Na die zwarte dag viel de halve wereld over ons heen, inclusief onze Amerikaanse beschermheren, van de FBI tot The New York Times. Het oordeel was hard: dit driehoekje aan de Noordzee was de laatste decennia naar de filistijnen gegaan door een eindeloze reeks staatshervormingen. Een gouden medaille in institutionele navelstaarderij, met dodelijke gevolgen. Een onontwarbaar kluwen, dat was nog een van de vriendelijkste omschrijvingen van onze staat – en dat er snel orde op zaken gezet moest worden. Of het beheer van nationale crisissen niet beter opnieuw federaal zou worden geregeld? Minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon (N-VA) was deze zomer duidelijk in de parlementaire onderzoekscommissie: ‘Dit land is complex en we weten dat er bevoegdheden liggen op verschillende niveaus. Maar het beheer van de crisissen opnieuw federaliseren zou de vaders van de staatshervormingen in hun graf doen omdraaien. Dat wil ik absoluut niet op mijn geweten hebben.’ Stel u voor: bevoegdheden weer naar het federale niveau overhevelen. Het idéé.

De afgelopen dagen was er opnieuw een majeure institutionele crisis, naar aanleiding van het Waalse verzet tegen de Europees-Canadese vrijhandelsakkoorden CETA. Er vielen geen doden, maar de kritiek op het staatsbestel was internationaal zo mogelijk nog harder. De Frankfurter Allgemeine van afgelopen zaterdag had één beeld op de frontpagina: de Waalse haan, het symbool van Wallonië dat, luidens de krant, ’tot algemene verbazing niet enkel een eigen parlement heeft, maar met dat parlement bovendien ook nog eens heel Europa op de zenuwen kan werken’. Ongeveer overal is Paul Magnettes demarche uitgelegd als een politiek spel: een zet van het Waalse parlement, dat in handen is van de PS, tegen de Zweedse federale coalitie, waarin de MR de enige Franstaligen zijn. En hier en daar grinnikten enkele Belgen, liefhebbers van de ironie, hoe grappig het was dat de voorvechters van de regionalisering, met name de N-VA, nu het slachtoffer dreigden te worden van hun eigen enthousiasme. De N-VA is een grote voorstander van CETA, dat nu in het water dreigde te vallen omdat in dit land ondertussen ook de regio’s hun zegje mogen doen over intercontinentale vrijhandelsakkoorden.

Nu ja, grappig. Zodra het gegrinnik zal zijn weggestorven, zullen ook de Belgen tot de jaren van verstand komen. Of dat mag je toch hopen. Lichtpuntjes zijn er in alle geval. Deze zomer was het Open VLD’er Alexander De Croo die een lans brak voor een federalisering – waarmee hij vrolijk knalhard tegen zijn Vlaams-nationalistische coalitiepartner inging. Zijn simpele vaststelling hakte erin. Voor mobiliteit, klimaat, energie en buitenlandse handel heeft België telkens maar liefst vier ministers: een Vlaamse, een Brusselse, een Waalse en een federale. Dat krijg je niet alleen niet in het buitenland uitgelegd, ook in eigen land begint de absurditeit te dagen. De Croo vertolkte het gevoel van velen: ‘Ik ben geen Vlaams-nationalist en ook geen belgicist. Mij gaat het niet om ideologie. Mij gaat het om efficiëntie.’

Of neem, ten slotte, twee andere dossiertjes die de voorbije weken tot commotie hebben geleid. Het ‘werkbaar en wendbaar’ werken van Kris Peeters (CD&V) – een gedrocht van een naam voor een flexibilisering van onder meer de arbeidsduur. Het was de bedoeling dat die maatregel – met onder meer overwerk tot 45 uur per week – samen met de begroting door het overleg werd geloodst, maar net als de vennootschapsbelasting, de meerwaardebelasting en de stimulus voor investeringen in kmo’s ging het wendbaar werk zeer weinig wendbaar ten onder. Ongeveer tegelijkertijd was er ophef over de buitenschoolse opvang, die door een beslissing van de Vlaamse minister van Werk Philippe Muyters fors duurder dreigde te worden. Een niet-Belg zou kunnen denken dat het handig is om beide problemen op hetzelfde niveau te behandelen: ouders die een week of twee van tevoren te horen krijgen dat ze een 45-urige werkweek moeten draaien, zouden die wendbaarheid wellicht makkelijker kunnen opbrengen als de buitenschoolse opvang van hun kroost juist goedkóper zou worden gemaakt. Nu zat de ene discussie op het federaal niveau en de andere op het Vlaamse.

De ironie wordt de laatste maanden wel heel bitter: de hooggeëerde vaders van de staatshervormingen zijn zo ijverig geweest dat de knoeiboel ondertussen meer tragisch dan komisch is geworden. Vlaams-nationalisten zien er hun gelijk in: België werkt niet, en steeds minder. Maar pragmatische Vlamingen willen vooral één ding voor het geld dat ze elk jaar naar de fiscus werpen – de enige olympische discipline waar we altijd in winnen. Mogen we alstublieft een staat die goed draait? Dogma’s, dwangneurosen en andere volksmetafysica’s moeten op de schop. Federaliseren mag geen vloek meer zijn.

BERT BULTINCK is hoofdredacteur van Knack.

De knoeiboel van de staatshervormingen is ondertussen meer tragisch dan komisch.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content