Expo Bozar: Het vroege oeuvre van Kandinsky

Kandinsky schiep een wondere wereld die, doordrongen van zijn Russisch verleden, met felle kleuren en wilde vormen de aandacht van de toeschouwer opeist.

Een apocrieve anekdote vertelt dat de poetsvrouw van de schilder Wassily Kansinsky (Moskou, 1866-Neuilly-sur-Seine, 1944) een aquarel van de kunstenaar per vergissing op z’n kop stelde en de schilder toen merkte dat het een volmaakt abstract beeld werd. Zo werd het eerste niet-figuratieve beeld uit de kunstgeschiedenis geboren. E non e vero, è ben trovato.

Toen Kandinsky zijn fundamenteel boek schreef “Ueber das Geistige in der Kunst” (1910) poneerde hij daarin dat in de kunstexpressie de spiritualiteit de oorsprong en basis diende te zijn van een kunstwerk. Hij sprak dan nog niet over abstractie maar het was wel de aanzet daartoe. Ook de kunsthistoricus Wilhelm Worringer (1885-1965) in zijn hoofdwerk “Abstraktion und Einfühlung” (1917) en het in datzelfde jaar verschenen werk van de filosooof Henri Bergson “Evolution créatrice” hadden de basis gelegd voor een theorie die eveneens de weg zou openen voor een kunst die zich zou verwijderen van de figuratieve weergave van de werkelijkheid. Alle drie kwamen ze tot de conclusie dat het onderbewustzijn en het intellectuele de inhoudelijke basis voor een kunstwerk moesten bepalen. In die context schilderde Kandinsky in 1910 zijn eerste abstracte werk (Schilderij met cirkel).

Het was een experiment en een tussenstadium en in 1912 volgden dan, meer doorwerkt, zijn eveneens abstracte “Improvisationen”. Om enig inzicht te krijgen in de démarche van de kunstenaar vinden we in zijn boek de vergelijking van het ontwaken van de ziel met het zien van een lichtpuntje in een grote zwarte cirkel. Het letterlijk uitbeelden daarvan zien we in een schilderij uit 1912 “Zwarte Vlek”. Citaat van Olga Musakova “Dit zwakke licht is niet meer dan een vermoeden van de ziel, die de moed ontbeert om het te zien en twijfelt of het licht geen droom is en de zwarte cirkel niet de werkelijkheid.”.

Kandinsky begrijpen kan men pas wanneer men zijn curriculum erop naleest. Zijn roots liggen uiteraard in zijn geboorteland Rusland waarvan de tradities, zowel muzikaal als religieus, hem blijvend zullen boeien. Bovendien studeert hij rechten met een specialisatie politieke economie. Reizen maakt ook een bestanddeel uit van zijn leven en hij pendelt constant tussen Frankrijk, Duitsland en andere landen. Het is trouwens in München dat hij zich verder perfectioneert in het schilderen aan de plaatselijke academie waardoor hij bekend werd met de artistieke actualiteit. We mogen niet vergeten dat toen, het begin van de vorige eeuw, het Duits expressionisme in opgang was.en toen als experimenteel werd beschouwd. In 1922 wordt hij docent aan het Bauhaus in Weimar en later (1925) in Dessau en nog later in Berlijn (1932). In 1937 worden 57 werken van hem door de Nazi’s bestempeld als entartete Kunst en verbeurd verklaard. Hij wijkt uit naar Frankrijk, ziet af van zijn Duitse nationaliteit en wisselt die voor de Franse. Een bewogen leven dus met vele leidende taken, zowel eerder in Rusland als later in Duitsland wat hem niet belet een uitgebreid oeuvre tot stand te brengen dat nu erkend wordt als een van de meest belangrijke bijdragen tot de moderne kunst.

De huidige tentoonstelling in Brussel beperkt zich tot de periode 1901-1922 waarin de Russische spiritualiteit nog terug te vinden is in bijvoorbeeld de trance van de Sjamanen, het spontane gebruik van kleuren in de landelijke isba’s (houten woningen) en de theologische betekenis van de iconen. Het is dan ook niet ongewoon dat Kandinsky die elementen, wellicht onbewust en vooral spiritueel, aanvankelijk incorporeerde in zijn toen nog meer figuratieve schilderijen en aquarellen. Idem dito voor de rol van de populaire Russische liederen, de fantastische legenden en mythen die mede bepalend waren voor wat men de Russische ziel noemt. Zijn werk uit de eerste decennia van de vorige eeuw is nog enigszins figuratief met felle kleurpartijen en expressionistisch van factuur net zoals dat van Jawlensky, Franz Marc en andere leden van de Duitse groep Die Blaue Reiter. Daartegenover staat dat in dezelfde periode kunstenaars als Kasimir Malevitsj op hun beurt zochten naar een uitgepuurde vorm van schilderkunst die, eigenzinnig, los stond van zowel het Duits expressionisme als het Franse impressionisme. Maar figuren als Marc Chagall bleven dan weert trouw aan het verhalende figuratieve.

Kandinsky schiep een wondere wereld die, doordrongen van zijn Russisch verleden, met felle kleuren en wilde vormen de aandacht van de toeschouwer opeist. Het zijn geen strenge structuren maar vaak speelse elementen die in een nauwelijks vatbaar systeem uitdeinen tot buiten de lijst van het schilderij. De toeschouwer wordt als het ware meegezogen in een werveling van vormen en kleuren. Het gaat dan wel om een zeer specifieke periode uit het oeuvre want later krijgen ook geometrische patronen hun plaats in het schilderij. Er ontstaat dan een zekere verwantschap met het oeuvre van Paul Klee, die hij kende van zijn verblijf in het Bauhaus, maar minder verfijnd dan dat van de Zwitser. Binnen alle experimenten die de eerste jaren van de 20e eeuw kenmerken neemt Kandinsky een aparte en unieke plaats in. Zijn sterke persoonlijkheid manifesteerde zich in de kracht waarmee hij zijn theoretische inzichten in beeld heeft gebracht.

Ludo Bekkers
Tentoonstelling : “Kandinsky & Russia”, Brussel BOZAR, nog tot 30 juni.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content