Ex-wereldkampioenen Stefan Everts en Joël Smets: ‘In België is er amper nog plaats voor motorcross’

Stefan Everts (l.) en Joël Smets: 'Het heeft nooit echt gebotst tussen Joël en mij. Het wederzijds respect was en is groot.' © WOUTER VAN VAERENBERGH
Jef Van Baelen
Jef Van Baelen Journalist voor Knack

Dit weekend wordt in Lommel de Grote Prijs van België gereden. Coryfeeën Stefan Everts en Joël Smets trekken aan de alarmbel: overdreven reglementering en klachten van burgers brengen de motorcross in gevaar. ‘De ruimtelijke ordening is in België een drama, maar moet onze sport daarvoor boeten?’

‘Weet je nog die keer dat wij het WK beslisten op vijf vierkante meter, Stefan?’ vraagt Joël Smets met blinkende ogen. Een retorische vraag, want natuurlijk herinnert Stefan Everts het zich maar al te goed. ‘Genk 2001’, lacht hij. ‘Ik val aan en jij schuift onderuit. Bij het uitwijken beland ik in een modderpoel van zeker een halve meter diep. Gas gegeven alsof mijn leven ervan afhing.’ Smets grinnikt. ‘En mijn motor startte niet. Met de moed der wanhoop probeer ik de machine weer aan de praat te krijgen. Stefan was (houdt wijsvinger en duim vlak tegen elkaar) juist iets sneller weg. Ik haalde hem niet meer in: weg grand prix, weg titel. Het Duel in de Modder noemde de pers het.’

De motorcross heeft 50 jaar lang wereldkampioenen geleverd. Van welke andere sport in België kun je dat zeggen?

Stefan Everts

Beide rivalen stopten in 2006 en zijn nu achter de schermen belangrijke powerbrokers in de internationale motorcross. Smets werd Belgisch bondscoach en verzorgt de sportieve omkadering bij topploeg KTM. Everts leidt het fabrieksteam van Suzuki en gaf zijn uitzonderlijke crossgenen – vader Harry won vier wereldtitels – door aan tienerzoon Liam, die stilaan zelf naam maakt. De jongste Everts is een schaars lichtpunt, want voor de rest gaat het niet goed met de Belgische motorcross, hoewel ons land in die sport een indrukwekkend verleden heeft. België won 52 wereldtitels op brullende zandmotoren, geen enkel ander land komt in de buurt, maar de laatste tien jaar droogde de goudstroom op. Everts (10 keer wereldkampioen) en Smets (5 keer wereldkampioen) publiceerden vorig jaar een vlammende open brief over de teloorgang van motorcrossland België. ‘Onze nationale trots is afgegleden naar de marginaliteit’, schreven ze. ‘Eigenlijk dateren de problemen al van voor onze tijd’, vertelt Stefan Everts. ‘In de jaren tachtig begonnen ze kaarten in te kleuren en wetten aan te nemen waardoor het ene circuit na het andere moest verdwijnen. De motorcrosswereld heeft daar te laat op gereageerd. Milieuvergunningen werden ingetrokken, vaak onder impuls van klagende buren. Ondertussen is de situatie zo dramatisch dat je als amateurcrosser in België amper nog een plek vindt om te rijden. De generatie die na ons kwam, kon zich onmogelijk ontwikkelen zoals Joël en ik dat hebben gedaan.’

‘Onze sector is verwend geweest en daardoor een beetje laks’, vult Joël Smets aan. ‘Alles leek vanzelf te gaan. Was de ene topper uitgebloeid, dan vonden we wel een nieuwe kampioen. Maar toen begonnen de circuits weg te vallen, stokte de instroom van talent en stonden er geen kampioenen meer op. Waarom waren de Belgen zulke straffe motorcrossers? Omdat je hier binnen een straal van honderd kilometer alle grondsoorten vindt waar op te crossen valt: zand in de Kempen, grind in Limburg, klei in Brabant, rotsen en stenen in de Ardennen. Een half mirakel, dat bestaat nergens anders ter wereld. Belgische crossers werden als allrounders geboren. Wie ons wou verslaan, moest op zijn minst hier komen wonen, en omdat de buitenlandse toppers allemaal hier trainden, trokken ze het niveau van de Belgen nog verder op. Nu er zo veel circuits zijn verdwenen, is dat kaartenhuisje in elkaar gestuikt. Van het best mogelijke land voor een crosser zijn we geëvolueerd naar een land waar voor motorcross amper nog plaats is.’

Geven jullie het op?

Joël Smets: Dat nooit. Een paar jaar geleden hebben we met gewezen coryfeeën de werkgroep Red de Motorcross opgericht. Mijn ervaring is dat de politiek onze grieven begrijpt, maar zelf evenmin opkan tegen de bureaucratie en de drang om overal een rechtszaak van te maken. In essentie is het een verhaal van onverdraagzaamheid, maatschappelijke verzuring en een gebrek aan democratie. Een kleine groep kan de zaak helemaal lamleggen. Wanneer er in de buurt een actiecomité wordt opgericht, kun je het al bijna vergeten.

Ex-wereldkampioenen Stefan Everts en Joël Smets: 'In België is er amper nog plaats voor motorcross'
© Wouter Van Vaerenbergh

Stefan Everts: De klagende burger heeft te veel macht gekregen. Ik ben opgegroeid langs het circuit van Neeroeteren, een vroegere grindgroeve waar tientallen jaren werd gecrost. Neeroeteren is altijd een motorgemeente geweest, met de legendarische Jef Teuwissen en mijn pa Harry Everts. Tot er iemand kwam wonen die van motorcross niks moest weten. Die man trok een paar buren mee in zijn verhaal en voor je het wist, moest het circuit dicht. Door één persoon! Het parcours moet nu worden teruggebracht naar de staat van voor er werd geracet, toen ze er nog kiezel delfden. Te belachelijk voor woorden. Jef Schrijvers, de man die alles bestierde voor de Neeroeterse motorcross, is eraan gestorven, door te zien hoe zijn levenswerk kapot werd gemaakt. Ik mag er niet aan denken of ik word woest. Tijdens mijn carrière stonden de politici in de rij om mij te vieren. Nadien lieten ze mijn sport in de steek.

Smets: In Nederland lukt het wel. De Nederlanders hebben 62 circuits, wij nog een vijftal. Nederland is ook dichtbevolkt en toch vind je er open ruimte. Daar rijd je een dorp in en weer uit, terwijl Vlaanderen één grote dorpskern is. De ruimtelijke ordening is hier een drama, maar moet onze sport daarvoor boeten?

Everts: De weinige Belgische parcours die nog open zijn, zijn overbevolkt. 120 deelnemers: dat is niet aangenaam en niet veilig. Vroeg of laat vindt er een ernstig ongeval plaats en komen we weer negatief in de krant. Sinds Joël en ik zijn gestopt, ligt de motorcross bij de pers ook niet meer in de bovenste la. Wel integendeel.

Smets: Vier jaar geleden won België de Motorcross der Naties, het officieuze WK. Een superstunt, maar het haalde amper de krant. Bij de viering van de Sportman en Sportploeg van het Jaar stonden we zelfs niet op de gastenlijst. Niet winnen, tot daar, niet genomineerd is al een schande, maar zelfs niet mogen komen? Toen besefte ik pas hoe laag het respect voor de motorcross gezonken is.

Everts: De motorcross heeft 50 jaar lang wereldkampioenen geleverd. Van welke andere sport in België kun je dat zeggen ? Dat erfgoed is blijkbaar niks waard.

Valt er iets te doen aan het lawaai? Waarom breekt de elektrische motor niet door?

Everts: Er was een tijd dat het kabaal de mensen net naar de cross lokte. Toen reden ze met loeiharde open vlampijpen, en iedereen vond dat geweldig. Dat hoefde uiteraard niet, en dat kon ook niet blijven duren. Het aantal decibels is de laatste jaren spectaculair verminderd.

Smets: We werken er keihard aan, maar omdat het probleem nergens zo acuut is als in België, valt het niet mee om de fabrikanten te sensibiliseren. Motorcross is maar een klein onderdeeltje van de grote auto- en motorindustrie en pas als die in een stroomversnelling komt, verandert er bij ons ook iets. Hetzelfde verhaal met de elektrische motoren. Die zijn de toekomst, zoveel is duidelijk, maar wanneer? Ik hoor dat Volvo tegen 2025 één miljoen elektrische auto’s wil verkopen. Dat is al een stap in de goeie richting.

Een kleine groep kan de zaak helemaal lamleggen. Wanneer er in de buurt een actiecomité wordt opgericht, kun je het al bijna vergeten

Joël Smets

Everts: Tijdens de GP van Lommel houden we met Red de Motorcross een actie waarbij we onze vijftigduizendste boom planten. Een idee van Eric Geboers: elke vergunninghouder geeft een bedrag voor een jonge boom die de uitstoot van zijn motor compenseert. Er staan al zeven motorcrossbossen, van in Henegouwen tot aan de kust.

Hoe loopt het dit seizoen bij jullie teams: KTM en Suzuki?

Smets: Wij staan met KTM aan kop in allebei de klassen (MXGP en MX2, nvdr), maar dat is met bewezen kampioenen, van wie je verwacht of zelfs eist dat ze uitblinken. Antonio Cairoli rijdt voor ons team: acht wereldtitels, en hij staat nu weer op één. Natuurlijk ben ik daar tevreden mee, maar het is ook niks uitzonderlijks. Was ik in Stefan zijn plaats, dan zou ik ook tevreden zijn. Zijn Team Suzuki is dit jaar de revelatie.

Everts: We doen het met jonge jongens die alles nog te bewijzen hebben. Een mooie uitdaging voor hen, maar ook voor mezelf. Men vraagt me vaak of ik hier mijn ei evengoed in kwijt kan als in mijn eigen carrière, maar je kunt de twee niet vergelijken. Zelf winnen wekt andere emoties op dan iemand anders helpen winnen. Wij zijn managers geworden, hè. Ik run een team van twintig man.

De motorcross ging mondiaal: er zijn WK-manches in Qatar, Indonesië en Argentinië. Leeft de sport daar ook?

Everts: In Qatar totaal niet. Er is maar één reden waarom een sporter daarheen trekt. (knipoogt) Indonesië was slecht georganiseerd, maar wie houdt er ook een grand prix midden in het regenseizoen? Toch moeten we daarnaartoe: in dat deel van Azië bestaat er een grote markt voor motoren. In Argentinië zaten we in het hol van Pluto, de dichtstbijzijnde stad was op twee uur rijden. Toch staan daar 20.000 dolle Argentijnen langs de kant. Geen idee hoe ze allemaal daar geraakt zijn, want er woont geen kat. Dat was een van de hoogtepunten van het seizoen.

Smets: De Belgische grand prix blijft wel de allermooiste. Veel volk, en de ambiance valt met niks te vergelijken. Het circuit van Lommel is gruwelijk zwaar. Je ziet de piloten lijden op hun motor.

Everts: Ik verwacht een strijd tussen de KTM-mannen Jeffrey Herlings en Antonio Cairoli. Die twee willen elkaar de loef afsteken. Hopelijk gaat Arminas Jasikonis van Suzuki als derde hond met het been lopen.

Hoe doen de Belgische crossers het dit seizoen?

Everts: Clément Desalle had een opflakkering en won twee grand prixs, maar hij lijkt nu weer weg te zakken. Jeremy Van Horebeeck stond lang in de subtop maar viel uit met een blessure. Ook Kevin Strijbos was lange tijd out.

Smets: Desalle had de capaciteiten om wereldkampioen te worden: sterk karakter, fysiek in orde, gave rijstijl. Alleen is hij ook behoorlijk koppig, hij had meer naar goeie raad moeten luisteren. Ondertussen lijken zijn kansen verkeken. Clément draait al een tijd mee en begint zich af en toe in te houden: ‘C’est dangereux, ça.’ Een jonge sporter denkt daar niet bij na. Maar ik wil ook niet te negatief zijn. Desalle en Van Horebeeck staan in de top tien van de WK-stand en de Belgen wonnen dit jaar al twee grand prixs. Slecht is dat niet voor een klein land, maar met onze historie verwacht je natuurlijk meer.

Joël Smets
Joël Smets© BelgaImage

Everts: Gelukkig is er talent op komst. Jago Geerts werd wereldkampioen in de jeugdreeksen en rijdt nu voor het eerst MX2. Daar is hij een beetje op de sukkel, maar dat was te voorzien in zo’n overgangsjaar. Van hem mag je toch verwachten dat hij een heel degelijke WK-rijder wordt. Buiten hem zie ik enkel Liam, maar hij is nog maar dertien.

Hoe goed is Liam Everts?

Everts: Technisch staat Liam sterk en hij heeft ambitie voor tien: hij moet en zal de opvolger van zijn papa worden. Mijn zoon is klein voor zijn leeftijd, maar laat hem maar knokken tegen de grotere jongens. Die hardheid komt hem later zeker van pas. Belangrijk is dat hij het plezier behoudt. Ik dwing hem nooit om te trainen, de motivatie moet uit hemzelf komen. Op zijn leeftijd mag sport nooit als een verplichting aanvoelen. Hoe doet jouw zoon het, Joël? Wordt Greg prof?

Smets: Zeg nooit nooit, maar ik vermoed van niet. Greg heeft een knappe stijl, maar ik proef weinig ambitie. Hij geniet van zijn motor, maar voorlopig alleen als recreant.

Kruipen jullie zelf nog op de motor?

Everts: Bijna nooit. Als ik nog eens cross, verzuren mijn armen na één rondje en denk ik: wat ben ik hier eigenlijk aan het doen.

Smets: Je wilt nog wel maar je kunt niet meer: dat herken ik. (lacht)

Jullie hebben legendarische duels uitgevochten. Maar toen jullie in dezelfde categorie uitkwamen, was het Stefan die de titels won. Hoe kwam dat?

Smets: Omdat hij beter was, zeker? (lacht luid) Elk seizoen heeft zijn eigen verhaal en het hing vaak van details af, maar dat Stefan telkens het laken naar zich toe trok, zal geen toeval zijn geweest. Je moest top zijn om hem te kloppen, en vooral ook heel constant. Ik herinner me een seizoen waarin ik eigenlijk sneller was, maar ik had dat jaar één keer mechanische pech en Stefan nooit. De vogel was gaan vliegen.

Everts: Op de belangrijke momenten de zege pakken, is evengoed een kunst. (lacht)

Smets: 2001 en 2002 waren de spannendste seizoenen. Daarna werd de cilinderinhoud beperkt en kon ik onmogelijk op tegen Stefan, die een veel verfijndere rijder was dan ik. Het heeft met onze achtergrond te maken. Stefan is een klassiek geschoolde motorcrosser die eerst racete met 80 cc, dan 125, dan 250 en dan 500. De natuurlijke evolutie die ik iedereen zou aanraden. Ik begon pas op mijn zeventiende en reed direct op een zware 500 cc. Op een lichtere motor voelde ik mij half geamputeerd.

Stefan werd tien keer wereldkampioen en is een legende in onze sport. Ik ben trots dat ik hem de duvel heb kunnen aandoen. Vlak achter ons had je nog Marnicq Bervoets: ook een topper. Marnicq werd nooit wereldkampioen, maar waren Stefan en ik er niet geweest, dan had hij nu misschien wel het record.

Everts: Hoewel we beiden fanatieke winnaars zijn en het in de race hard tegen hard ging, heeft het nooit echt gebotst tussen Joël en mij. Het wederzijdse respect was en is groot.

Smets: Een keer per jaar verbroederden we: na de Motorcross der Naties, die we samen meermaals hebben gewonnen. Maar de rest van het seizoen? Ik zou hem verdorie kapot hebben gemaakt. (lacht)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content