‘Empathie kan een gevaarlijk wapen zijn’

‘Empathie is niet typisch links of rechts. Toch geven beide kanten van het politieke spectrum er een eigen invulling aan’, schrijft Bieke Verlinden. ‘Dat merk je niet alleen aan de beleidskeuzes die eruit voortvloeien, ook in de strategische omgang met het thema tekent zich een ideologische breuklijn af. Meer nog: in een samenleving die steeds feller uit elkaar gespeeld wordt, dreigt die breuklijn een onoverbrugbare en zelfs vervaarlijke kloof te worden.’

Al wordt ze nog zo vaak exclusief geclaimd, empathie beperkt zich niet tot een bepaald deel van onze bevolking. De vaardigheid waarbij men zich kan inleven in de situatie en gevoelens van anderen toont zich in de beeldvorming eerder ambivalent. Nu eens is het een kunde waar enkel links-progressieven mee belast zijn, dan weer zouden enkel rechts-conservatieven zich er werkelijk mee inlaten.

Dat het begrip zich moeilijk laat vangen door welk politiek discours dan ook, heeft waarschijnlijk alles te maken met het feit dat inlevingsvermogen een eigenschap is die zo goed als alle mensen bezitten. Iedereen heeft immers de capaciteit om zich te verplaatsen in de gevoelens van anderen en zich in te leven in andermans situatie. De vraag is alleen: op wie is onze empathie gericht en welke consequenties zijn we bereid daaraan te verbinden?

Empathie heeft een richting

Ons empathisch vermogen wordt aangedreven door wat we nabijheid zouden kunnen noemen: verbondenheid en herkenbaarheid spelen een doorslaggevende rol in de richting die onze empathie uitgaat. Wie nabij is appelleert aan ons: een vaak onbewust proces, waarbij we het object van onze empathie niet gericht kiezen, maar waarbij we passief onze intuïtie lijken te volgen. Het gaat daarbij vaak om een proces dat helpt om ons op individueel en collectief niveau te beschermen en te rechtvaardigen, maar het kan ons ook stimuleren om op ontdekking te gaan en verandering en vooruitgang na te streven. Het eerste zou je een conservatieve reflex kunnen noemen, het tweede een progressieve.

Empathie kan een gevaarlijk wapen zijn

Maar we moeten voorzichtig blijven en niet alles in hokjes willen stoppen. Want iedereen is in meer of mindere mate conservatief én progressief. Links, rechts, progressief en conservatief: het zijn veel minder strikt afgebakende categorieën dan men vandaag soms laat uitschijnen. Door de band genomen kunnen we stellen dat wie zich met rechts identificeert, vaak meer gericht is op het behoud van datgene wat er is en zich erg hecht aan groepswaarden. Wie zich links noemt, ziet geen graten in het verkennen van nieuwe wegen en zit veelal in met universele waarden zoals mensenrechten. Maar er bestaan natuurlijk ook mengvormen zoals links-conservatieven en rechts-progressieven. De manier waarop de strikte tegenstelling tussen links en rechts in het publieke debat vandaag steeds feller benadrukt wordt, doet niet alleen afbreuk aan het belang en de waarde van ieders plek in het politieke continuüm, het is vooral een communicatiestrategie die de maatschappelijke verscheidenheid wil tegengaan en verschillen wil uitvlakken.

Politieke communicatie

Want als het over empathie gaat, kan de rol die politieke communicatie speelt niet genoeg benadrukt worden. Zo creëert en stimuleert men voortdurend heel bewust vormen van nabijheid waarop ons inlevingsvermogen zich richt. In eenzelfde beweging worden andere vormen van nabijheid daarmee ook weggeduwd en afgezwakt. Naast eigen ervaringen en contacten met anderen, speelt die politieke communicatie vaak een doorslaggevende rol: sluimerend en heel gericht kan ze een bepaalde sfeer creëren en manipulatief werken.

Zo wordt vaak te kennen gegeven met wie we beter niet in contact komen, wie precies in de groep met profiteurs dient ondergebracht en wie zich al dan niet een hardwerkende Vlaming mag noemen. Men vertelt ons wat gepast is en wat niet. Wat vinden we, bijvoorbeeld, van shampooreclame met een gesluierde vrouw? De antwoorden die politici op dat soort vragen geven, en de manier waarop ze die antwoorden communiceren, beïnvloedt vaak die ene centrale vraag: met wie hoor je je nabij te voelen?

Meestal is dat soort communicatie gericht op het versterken of verzwakken van elementen die al in ons mensbeeld aanwezig zijn en heeft ze als doel de mogelijkheid tot identificatie en inleving voor bepaalde groepen te vergoten, maar ook vaak om die voor anderen te verkleinen. Terwijl links poogt om iedereen aan boord te houden, zien we hoe men zich ter rechterzijde inspant om mensen op te delen in groepen waarmee we ons verbonden moeten voelen, maar vooral met welke groepen niet. Op die manier worden verschillen uitgesloten, komen groepswaarden boven universele waarden te staan en wordt onze democratie in het nauw gedreven.

Progressief en conservatief

Links en rechts: het is en blijft een continuüm. Maar het antwoord op de vraag welke van de twee polen in meer of mindere mate aanwezig is, bepaalt ons mensbeeld en onze visie op de wereld. Het verraadt de kijk die we hebben op onze medemens en het dicteert de handelingen die daaruit voortvloeien: eenmaal ze een richting is uitgegaan, vloeien uit onze empathie keuzes voort die onze maatschappij op een welbepaalde manier willen inrichten en ordenen.

Richt onze empathie zich op iedereen, dan zijn we eerder geneigd om er een progressief wereldbeeld op na te houden, waarbij we in gelijke kansen de motor van de vooruitgang zien. We gaan dan uit van een mensbeeld dat de gelijkwaardigheid van mensen voorop stelt: mensen zijn sociaal geboren en ieder van ons kan heel wat van zijn leven maken als we allemaal dezelfde kansen krijgen om ieders unieke talenten te ontwikkelen en de kans krijgen om te schitteren.

Via een solidair systeem dat voor iedereen werkt, houdt men die kansen gaaf. Zijn we eerder geneigd om enkel nabijheid te voelen met specifieke groepen, dan is de kans groot dat we een eerder conservatief mensbeeld hebben dat ervan uit gaat dat mensen gedreven worden door hun eigenbelang: omdat talenten ongelijk verdeeld zijn en mensen dus per definitie ongelijk zijn, moeten we ons daarbij neerleggen. Dat is nu eenmaal de natuurlijke orde der dingen. Conservatieven vinden het vanzelfsprekend dat er een sterke, leidende klasse is – een elite – die boven de massa staat.

Om die orde te bewaren zullen ze zich via liefdadigheid ontfermen over de ‘écht kwetsbaren’ in onze samenleving – zij die er écht niets aan kunnen doen en écht geholpen moeten worden. Verder is links eerder antiautoritair, terwijl rechts veel hecht aan gehoorzaamheid en volgzamer is met betrekking tot het belang van de eigen groep.

Anders gezegd: wie links is, streeft naar een eerlijke verdeling van kansen en opbrengsten, want ze gelooft dat herverdeling de wereld beter zal maken. Wie rechts is, ziet rechtvaardigheid als proportionaliteit: wie ‘harder werkt moet meer verdienen’. Het individu staat voorop en een ‘voor wat hoort wat’-mentaliteit regeert. Het is ook vanuit die optiek dat rechts een afkeer heeft van uitkeringsgerechtigden en belastingen: de elite moet vrij zijn om zich te kunnen manifesteren, de economie moet zuurstof krijgen en mensen moeten worden aangezet tot hard werken. Liefst aangepord met de boodschap dat als ze niet luisteren, de techniek van het droog brood zal worden toegepast zodat ze wel in actie zullen móeten schieten.

Normaal doen

Dat in zowat de hele westerse wereld het rechts-conservatief beleid in opmars is, heeft in de eerste plaats te maken met een algemeen gevoel van onzekerheid en angst: de overheid trekt zich steeds verder terug, de sociale zekerheid neemt af, de jobonzekerheid groeit en de zorgkosten stijgen. Tel daarbij een globalisering die heel wat culturele en ecologische vraagstukken met zich meebrengt en je hebt een voedingsbodem voor intolerantie en een wereld waarin men terugplooit op de eigen groep en het individu. Het geloof in de meritocratie kent hoogdagen en de vragen die opspelen zijn: ‘Wie gaat dit allemaal betalen?’ en ‘Wie heeft recht op onze welvaart?’

In een context waarin mensen over de hele wereld bescherming zoeken en op zoek zijn naar een veilig bestaan, zien velen de dreiging vooral van buitenaf komen en zijn het anderen die onze welvaart in gevaar brengen. Met onheilspellende berichten over de toekomst van onze kinderen worden mensen tegen elkaar opgezet en verhardt het discours. Empathie wordt teruggedrongen tot de eigen groep. Nabijheid bestaat enkel nog voor ‘wie normaal doet’ en ‘onze normen en waarden respecteert’, welke die ook mogen zijn. Het bruggetje naar een identiteitsdiscussie is dan snel gemaakt.

Vanuit diezelfde kijk verantwoordt en rechtvaardigt men dan het ontnemen van rechten voor bepaalde groepen. De politieke communicatie spreekt dan niet over zieken en werklozen, maar van profiteurs die onze steun niet verdienen. Kinderen wordt het recht van onderwijs ontnomen omdat hun ouders niet over de juiste papieren beschikken. Dementerenden mogen geen knieprothese meer krijgen omdat men vindt dat de samenleving zulke kost niet moet dragen. Je bestaanszekerheid of kindergeld wordt afgenomen als je geen arbeidsdagen kan aantonen en armoede wordt als individueel gebrek aanzien dat je door hard werken heus wel zelf kan oplossen. Het samenleggen van gemeenschapsmiddelen om herverdeling ten voordele van iedereen te organiseren (via sociale bijdragen en belastingen) stelt men gelijk met geld gooien in bodemloze putten. Solidariteit wordt diefstal en gratis bestaat niet.

Verder klinkt het nog dat het pamperbeleid van onze welvaartsstaat mensen lui maakt, dat ‘sociale hangmatten’ ervoor zorgen dat mensen niet meer bereid zijn om zelf naar oplossingen te zoeken. Waarom zouden we de miserie van onze buren oplossen? Waarom moet ik betalen voor de terugbetaling van chemotherapie voor de longkankerpatiënt? Waarom moet ik solidair zijn met de werkloze die de godganse dag spelletjes zit te spelen op een smartphone? Toch geen kinderopvang voor werkzoekenden die waarschijnlijk de godganse dag op café hangen? Neen, het geld is op en er is geen alternatief!

We worden platgeslagen met leuzen die geen steek houden. Maar een ding staat vast: wie de riedeltjes vaak genoeg herhaalt en daarmee de nabijheid tot een selecte groep weet te beperken, weet asociale maatregelen vanuit een streng meritocratische en kapitalistische gedachte te verkopen als zoete broodjes.

Afleidingsmanoeuvre

Paradoxaal genoeg vergróót net dat beleid en dergelijke communicatie de onzekerheid en moeten er steeds nieuwe zondebokken gezocht worden: ‘Zolang we elkaar kunnen herkennen als spelers van dezelfde ploeg’, zegt men dan, implicerend dat alle anderen tegenstanders zijn waarmee we ons niet nabij hoeven voelen, laat staan enige empathie voor moeten opbrengen. Wat verkocht wordt als cultuurprotectionisme, is eigenlijk verdoken etnocultureel nationalisme. Onder het mom van het behoud van onze welvaart duwt men niet alleen ondoordachte besparingen door, men bedient zich ook van ontmenselijkende neoliberale reflexen. Ook wanneer de dreiging niet van buitenaf komt.

Want wat te denken van de communicatie dat we de sociale zekerheid moeten afbouwen om ze te redden? Omdat er profiteurs tussen zitten die we niet langer mogen ondersteunen, bouwen we het welzijn af voor de overgrote meerderheid. We zouden liever de stekker uit het ganse systeem trekken dan dat we mee betalen voor enkele valsspelers. Dan neemt blinde antipathie het over.

De mens is tot veel wreedheid in staat eenmaal in een modus die hem rechtvaardigt ‘het goede’ na te streven.

En dan zijn we er. De identitaire terugval is een afleidingsmanoeuvre van de kern van de zaak: hoe organiseren we ons om er met zijn állen op vooruit te gaan? Rechts-conservatieven gebruiken empathie om te verdelen en te polariseren. Ze maken een opdeling tussen ‘de goeden en de slechten’, nemen zichzelf als norm en bepalen wie gehoorzaam is en wie niet, welke rechten wie toekomen en wie niet. Zij beslissen wie ‘flink’ is en wie niet, welke partij ‘flink’ is en welke niet.

Dergelijke classificatie en ordening zorgt ervoor dat je met bepaalde groepen mensen geen morele verbinding meer hoeft te maken, dat het gerechtvaardigd is om afstand te nemen en niet nabij te zijn. Dat je best wat mag vervreemden en van je hart een steen maken. Want, zo klinkt het dan, het is de enige manier om jezelf en onze welvaart te beschermen. De zwakte en machteloosheid krijgt op die manier een rechtvaardiging opgeplakt.

Zo lijkt het alsof we maar een beperkte hoeveelheid empathie hebben die we enkel kunnen aanwenden voor de eigen groep. Maar wanneer je gevoel van nabijheid zich beperkt tot een enkele kring, dan zijn alle anderen een bedreiging en verdacht. En dat is gevaarlijk. Erg gevaarlijk. Want dan komt het wij-zij-denken voorop te staan en nemen polarisering en radicalisering de bovenhand. Dan zijn universele rechten ver weg en is gelijke behandeling geen optie. Elke groep op een eigen eiland. Ieder voor zich, in concurrentie met de ander.

Wie verdient je empathie?

Wanneer men Socrates vroeg waar hij vandaan kwam, antwoordde hij niet ‘Uit Athene’, maar ‘Uit de wereld’. We moeten verder kijken en gezonde nieuwsgierigheid en respect aan de dag leggen voor wat anders is en voor wat je kan leren om het leven in al zijn complexiteit te relativeren en omarmen. We moeten buiten ‘het eigen normaal’ durven denken. Want wie zichzelf als norm neemt en verheft tot ‘het normale’, vindt al gauw dat iedereen die niet aan die norm voldoet ofwel ‘genormaliseerd’ moet worden, ofwel dient weggezet als ‘afwijkend’ of ‘ondeugdelijk’.

De mens is tot veel wreedheid in staat eenmaal in een modus die hem rechtvaardigt ‘het goede’ na te streven. Er was de ontmenselijking van joden en zigeuners, afvalligen en andersgezinden in de Tweede Wereldoorlog of de inzet van geweld en honden in de toenmalige DDR, waar het andere uiterste van het politieke spectrum heerste, voor afvallige communisten.

Vandaag bestaat die verheffing van ‘identiteit’ vanuit een angst voor verlies van zekerheden, en het beleid dat daar paradoxaal geen antwoorden op weet te bieden, maar die angst net nog meer voedt. In zo’n extreme omstandigheden kan empathie ons net voorschrijven met wie we géén nabijheid moeten voelen. Met wie we niet moeten meevoelen. Met wie we geen gewetenswroeging moeten hebben. Empathie kan in een gepolariseerde context dus een ronduit gevaarlijk wapen zijn.

Universele politiek

De dreiging van dat wapen bestaat ook vandaag: het toenemende aantal extreemrechtse impulsen in een neoliberale context levert een erg gevaarlijke cocktail op. De voortdurende referenties, knipogen en dog whistles van de grootste partij van het land zijn de alarmfase al even voorbij. De universele rechten van de mens lijken steeds vaker aan de kant geschoven te worden voor een eigengereide, angstige politiek die zich presenteert als ultieme verdediger van ieders welvaart.

De combinatie van extreemindividuele verantwoordelijkheidsdrang, de efficiëntiefetisj om steeds meer met steeds minder te doen, de concentratie van rijkdom bij enkelen, het geloof in een elite en de overtuiging dat ieder enkel voor eigen deur moet vegen, heeft zich stilaan geïnstalleerd in onze samenleving. Het is een ideologie van machteloosheid, die angst voedt en exploiteert en die empathie enkel selectief toepast.

Een andere weg inslaan is zeker mogelijk. Een pad dat leidt naar een politiek die niet ontmenselijkt door de eigen norm als enige goede te verkopen. Een richting die opnieuw kiest voor elkaar en die elkaar – hoe verschillend ook – als gelijkwaardig ziet. Voor mij is dat een weg die waarde boven geld plaatst, moedige keuzes durft maken, en bouwt aan een stabiele samenleving. Een samenleving die investeert in het welzijn van iedereen door de middelen over iedereen te verdelen, en van ieder naar eigen vermogen een bijdrage vraagt. Betaalbare gezondheidszorg, onderwijs op maat, verlichte wegen, politie en brandweer die samen bouwen aan een verbonden samenleving in plaats van schijnveiligheid te creëren met politionele snufjes en stoere tanks. Het moet gaan over zekere en volwaardige pensioenen en een sterke, eerlijke sociale zekerheid. En dat kan, via een solidair systeem: een mechanisme dat ons allen rijker maakt – in de verschillende betekenissen van het woord – en dat niemand achterlaat.

We moeten kiezen voor een politiek die – empathie overstijgend – onpersoonlijk en daardoor universeel is. Net zoals de grootste kunstwerken tot ons spreken zonder ons te kennen, moeten we beleid voeren door wetten te maken die iedereen vooruit helpen zonder elk individu persoonlijk te hoeven kennen. Dat kan door actief op zoek te gaan naar wat ons allen bindt en ons leert omgang en nabijheid te vinden met wat van ons verschilt. Dat betekent bouwen aan een samenleving – en bij uitbreiding aan een wereld – die aan elkaar hangt, en die uitgaat van de liefde voor elkaar in plaats van een door angst gedreven antipathie.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content