Joris Vandenbroucke (SP.A)

‘Eigen kweek eerst: waarom we de rechtstreekse band tussen boer en consument best herstellen’

Joris Vandenbroucke (SP.A) Kamerlid voor Vooruit

‘De Vlaamse overheid moet de ruim 100 miljoen euro aan landbouwsteun die zij jaarlijks uitkeert, inzetten om boeren te helpen met de overstap naar duurzame landbouw’, schrijft Joris Vandenbroucke (SP.A) naar aanleiding van de start van de week van de korte keten.

Zaterdag start de ‘week van de korte keten’, een landbouwmodel waarbij er een rechtstreekse band is tussen boer en consument. Een week lang worden ter promotie acties en evenementen georganiseerd. Een mooi initiatief, maar wat met die korte keten tijdens de andere 51 weken per jaar? Zonder shift naar een fundamenteel andere en duurzame landbouw in Vlaanderen, blijft het rommelen in de marge.

Eigen kweek eerst: waarom we de rechtstreekse band tussen boer en consument best herstellen.

Wellicht zet de “week van de korte keten” een aantal mensen aan het denken. Wie weet nemen sommigen een groentenabonnement, een lidmaatschap bij de zelfplukboerderij, of bij het plaatselijk voedselteam. De aanhang groeit. In mijn eigen stad Gent zijn er zelfs zelfplukboerderijen met wachtlijsten. Ook bioproducten worden steeds populairder. Maar, duurzame landbouw gericht op korte keten blijft beperkt tot nog geen 2% van onze totale landbouw in Vlaanderen. Rommelen in de marge dus.

De kortenketenlandbouw is vandaag een verhaal van enkele duizenden gezinnen in Vlaanderen die respect en aanmoediging verdienen. Ze maken individueel de keuze – en ze hebben de mogelijkheid daartoe – voor eigen kweek van boeren uit hun buurt. Die boeren krijgen een eerlijke prijs voor hun groenten, fruit, zuivel en vlees. Die boeren kunnen investeren in landbouw met minder chemische bestrijdingsmiddelen, minder kunstmest, en meer ruimte en betere voeding voor hun dieren. Prachtig, maar niet toegankelijk voor een breed publiek, waardoor het zich afspeelt in de marge. Een “week van de korte keten” zal daar niet veel aan veranderen.

Want na de “week van de korte keten” gaat het landbouwbeleid terug over naar de orde van de dag. Onze boeren worden met Europese en Vlaamse subsidies opnieuw aangemoedigd om verder te draaien in de ratrace richting een voedselproductie die alsmaar grootschaliger, intensiever, en internationaler wordt. Onze boeren worden geplet tussen een moordende, internationale concurrentie enerzijds, en de prijzenslag tussen de supermarkten anderzijds. Onze boeren houden amper iets over aan hun harde werk.

De supermarkten blijven hun rekken vullen met Pink Lady’s die na een milieuvervuilend transport van 15.000 kilometer vanuit Chili aan dezelfde prijs verkocht worden als een Limburgse Elstar-appel. Minister Schauvliege blijft vergunningen uitreiken voor industriële vleesproducenten, tegen protest van omwonenden en negatieve adviezen van lokale besturen in. En we gaan weer even met z’n allen stil staan bij wat er op ons bord ligt wanneer er nog maar eens huiveringwekkende beelden uit slachthuizen opduiken of onze eieren vergiftigd blijken met Fipronil.

Het herstel van de rechtstreekse band tussen ons en onze boeren, is de beste garantie voor het dierenwelzijn, het inkomen van de boer, de gezondheid van de consument, en het milieu. We moeten dus af van het traditionele landbouwbeleid. Die kar keren, mag niet langer afhangen van individuele keuzes, maar vraagt een collectieve keuze, met een Vlaamse overheid die aan de kar trekt. Zij moet de ruim 100 miljoen euro aan landbouwsteun die zij jaarlijks uitkeert, inzetten om boeren te helpen met de overstap naar duurzame landbouw. Zij moet werk maken van de afbouw van de industriële vleesproductie in Vlaanderen. Zij kan ervoor zorgen dat in al onze crèches, scholen, rusthuizen en ziekenhuizen lokaal en duurzaam geproduceerde voeding wordt geserveerd. Want onze boeren kunnen dat, als ons landbouwbeleid het toelaat.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content