Marc Vandepitte (PVDA)

‘Een zoveelste besparing zal de job van leerkracht niet aantrekkelijker maken’

Marc Vandepitte (PVDA) Auteur en leerkracht

‘Hilde Crevits stevent af op haar tweede buis van dit jaar’, schrijft leerkracht Marc Vandepitte.

Lesgeven is een roeping. Je moet een voldoende dosis idealisme in je hebben om dag in dag uit voor de klas te staan. Maar met idealisme alleen geraak je er niet. De job moet ook nog voldoende aantrekkelijk zijn, en daar knelt het schoentje.

Minister Crevits zegt wel dat ze de leraren job weer aantrekkelijk wil maken d.m.v. een Loopbaanpact. Maar dat moet gebeuren in een dwingende context van besparingen en dan weet je al op voorhand waar het op uitdraait.

‘Een zoveelste besparing zal de job van leerkracht niet aantrekkelijker maken’

Bij de onaantrekkelijkheid van de job zijn er minstens vier knelpunten: 1) de hoge werkdruk, 2) de pensioenregeling, 3) de werkonzekerheid voor starters en 4) de loonkloof bij masters.

1. Werkdruk

Het lesgeven is de laatste decennia lastiger geworden. De leerlingen worden mondiger, de ouders veeleisender, en zij stappen ook steeds sneller naar de rechtbank. Het aantal zorgleerlingen neemt alsmaar verder toe en de diversiteit en taalachterstand stijgen, terwijl daar geen of nauwelijks middelen voor voorzien worden. Ook de papierberg wordt jaar na jaar groter.

De werkdruk heeft daardoor een alarmerend hoog peil bereikt. Volgens het Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving van de KU Leuven, bedraagt de gemiddelde werkweek van een leraar net geen 45 uur, met pieken die veel hoger liggen. Bovendien is de stressbelasting tijdens het lesgeven zelf bij heel wat leerkrachten bijzonder groot omwille van de hoge kwaliteitseisen en vooral omwille van het management van ‘moeilijke’ klassen op gebied van tucht. Andere klasgroepen vragen dan weer zware inspanningen en kosten veel energie om ze dagelijks te blijven motiveren.

‘Nu al loopt één op acht leerkrachten kans op burn-out, een risico dat boven de vijfenvijftig jaar nog sterk toeneemt.’

De gevolgen zijn er naar. De leraren zijn bijzonder vatbaar voor burn-out. Nu al loopt één op acht leerkrachten kans op burn-out, een risico dat boven de vijfenvijftig jaar nog sterk toeneemt. Als zestigplus de regel wordt dan zal het aantal burn-outs een veelvoud worden van het huidig reeds hoge aantal. Veel meer werknemers zijn nu langdurig ziek door burn-out, depressie en rugklachten dan tien jaar geleden. Deze toename is “niet onder controle”, zegt het RIZIV onomwonden in een nieuw rapport. Het gaat om een stijging met 50 procent voor burn-out en depressie, en met meer dan 60 procent voor rugklachten. Vorig jaar was het aantal ziektedagen gestegen met liefst 10% in vergelijking met het jaar daarvoor.

2. De pensioenregeling

Geen enkele sector werd zo zwaar door de pensioenhervormingen getroffen als het onderwijs. De pensioenleeftijd werd opgetrokken tot 67 jaar en het veel gebruikte brugpensioen botweg afgeschaft. Dat betekent dat personeelsleden tot 7 jaar langer zullen moeten werken om nog aan een deftig pensioen te geraken. Dat kan niet goed aflopen. Nu al swingt het aantal langdurige zieken boven de 55 jaar uit de pan en de verlenging van de loopbaan moet eigenlijk nog beginnen. “Het verlengen van de actieve loopbaan, zonder aangepaste begeleidingsmaatregelen, alsook het afbouwen van de vervroegde uitstapregelingen, doen het aantal arbeidsongeschikten (zieken en langdurig zieken, red.) eerder toenemen dan verminderen”, waarschuwt de ziekteverzekering in haar nieuw rapport.

In het onderwijs zijn de lonen een stuk lager dan in de privé en er zijn geen voordelen zoals een bedrijfswagen, aanvullend pensioen, hospitalisatieverzekering, computer of laptop, enz. Dat werd gedeeltelijk gecompenseerd door een mooi pensioen, dat beschouwd wordt als een uitgesteld loon. Met de huidige maatregelen zal de toekomstige gepensioneerde leerkracht 15 procent moeten inleveren. Als daar bovenop de pensioenberekening zal gebeuren op basis van de volledige loopbaan i.p.v. op de eindjaren, zal dat nog eens een verlies betekenen van 15 procent. Deze maatregelen zijn een mokerslag voor de aantrekkelijkheid van het lerarenberoep.

3. Werkonzekerheid bij starters

Beginnende leerkrachten worden geconfronteerd met een zeer hoge werkdruk omdat voor hen alles nieuw en onwennig is. Zij moeten cursussen en lesvoorbereidingen maken terwijl ze de stiel van ‘klasmanagement’ moeten aanleren. Heel wat starters geven in verschillende scholen les en hoppen van de ene interim naar de andere, dit gedurende vele jaren.

Daarom houden velen het snel voor bekeken. In het secundair onderwijs kapt één op de vier starters er al binnen de vijf jaar mee. En dat aantal zou nog veel hoger zijn indien de jeugdwerkloosheid lager zou zijn. Heel wat aarzelende starters blijven enkel in het onderwijs omdat er in andere sectoren weinig kansen zijn.

De opkomende generatie kiest hoe langer hoe minder voor het onderwijs. In de lerarenopleiding stelt men vast dat de job van leraar voor 40 procent van de studenten ’tweede keuze’ is en dat aantal neemt gestaag toe.

4. De loonkloof bij de masters

Vooral bij masters is de job zeer onaantrekkelijk. De loonkloof met de privé is voor hen het grootst. Zij kiezen in elk geval steeds minder voor het onderwijs. Nu al vindt men geen gekwalificeerde leerkrachten meer voor wiskunde, Frans en aardrijkskunde. Ook vindt men vaak geen interimarissen bij langdurige afwezigheid.

Ondersteunend personeel maximaal inzetten

De plannen van de minister bevatten een aantal goede elementen. Zo wil ze de zogenoemde instellingsgebonden taken van de leerkrachten beperken tot vier uur. Het gaat dan over toezichten, vervanging van zieke collega’s, klassenraden, oudercontacten, enz. Dat zou gebeuren door het ondersteunend personeel, in de volksmond gekend als studieleraars, maximaal in te zetten, eventueel met bijkomende middelen. Extra-uren boven het maximum zouden bezoldigd worden of ondergebracht in de instellingsgebonden taken.

Beginnende leerkrachten zouden minder uren moeten presteren. Ook voor de oudere collega’s gaat er wat van af: 55-plussers een uur minder en 60-plussers twee uur minder. Praktijkleerkrachten zouden nog 27 uur moeten lesgeven i.p.v. 29 uur.

De starters zouden gecoacht worden door mentoren en al na één jaar een voltijdse aanstelling kunnen krijgen door middel van een soort vervangingspool.

Maar, om dat allemaal te financieren zouden masters 22 uur i.p.v. 20 uur moeten lesgeven en bachelors in de tweede graad ook 22 uur i.p.v. van de huidige 21 uur.

Onvoldoende en contraproductief

De plannen zijn in hun geheel genomen ruimschoots onvoldoende of zelfs contraproductief.

Of in de toekomst onderwijs minder tweede of derde keus wordt bij de lerarenopleiding is zeer de vraag als we kijken naar de globale werkdruk, de pensioenregeling en de verhoging van het aantal uren voor masters.

Dat startende leerkrachten minder uren zullen moeten presteren en gecoacht worden, is een goede zaak. Die coaching bestond echter in het verleden, maar werd bij een van de vele besparingsrondes geschrapt.

Ook de twee uur minder voor praktijkleerkrachten is op zich een goede zaak. Het compenseert echter langs geen kanten de sterk toegenomen werkdruk als gevolg van het geïntegreerd lesgeven, waardoor heel wat uren ‘praktijk’ in de feiten ’theorie’ zijn met alle voorbereiding en opvolging van dien.

De beperking van de instellingsgebonden taken tot vier uur is in de praktijk heel gering en compenseert helemaal niet de sterk toegenomen werkdruk van de laatste decennia. Om de toename van de langdurig zieken weer “onder controle” te krijgen zullen meer drastische maatregelen nodig zijn dan wat nu voorligt. Het is bovendien de vraag of de werkdruk niet sterk zal toenemen bij het ondersteunend personeel dat nu meer van die taken op zich zal moeten nemen.

De oudere leraars moeten nu een tot twee uur minder presteren, tenminste als ze geen master zijn of in de tweede graad lesgeven. Maar die twee uur minder is een doekje voor het bloeden als je weet dat ze tot zeven jaar langer moeten werken, en dat terwijl de loopbaanonderbreking is afgeschaft. Het zal heel snel blijken dat het inzetten van opa’s en oma’s voor de klas onhoudbaar is. Wellicht gaan ze die pensioenmaatregelen noodgedwongen ook weer moeten terugschroeven. Maar ondertussen zal een hele generatie leerkrachten zwaar ingeboet hebben op haar gezondheid om nog maar te zwijgen van het kwaliteitsverlies voor het onderwijs. In die zin is het loopbanpact zoals het er nu uitziet een gemiste kans.

De grote verliezers zijn de masters: zij ‘betalen’ voor de compensaties bij hun collega’s. Een master zal voortaan nog eens extra nadenken om leerkracht te worden. Het zal dus in de toekomst nog moeilijker worden om goed gekwalificeerde leraars te vinden voor een hele rits vakken.

C-attest voor Crevits

De lang aangekondigde onderwijshervorming, met de bedoeling om een brede eerste graad te maken en de grote schooluitval ongedaan te maken, wordt door mensen op het terrein als een complete mislukking gezien. Ook dit loopbaanpact dreigt een maat voor niets te worden.

En dat kan ook niet anders. Koken kost nu eenmaal geld. Met een zoveelste besparingsronde (op een deel of het geheel van het korps) kan je de job van leerkracht niet aantrekkelijker maken. Er is juist het tegenovergestelde nodig, namelijk een dringende herfinanciering van het onderwijs.

Ik hoop dat mijn collega’s zich schrap zetten en dat ze de minister een C-attest afleveren. Het is in elk geval hoog tijd voor actie.

Marc Vandepitte, leerkracht secundair onderwijs

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content