Vlinks

‘Een identiteit kan je niet aanleren of opdringen en al helemaal niet opleggen’

Vlinks Vlinks streeft naar een sociaal, rechtvaardig en inclusief Vlaanderen met maximale autonomie.

Tom Garcia van Vlinks vertrekt van zijn eigen situatie om het te hebben over identiteit. ‘Ondanks een caleidoscoop van nationaliteiten en invloeden, voel ik mij Vlaming.’

Identiteit. Daar blijkt het tegenwoordig allemaal om te gaan. De ene hecht er onnoemelijk veel belang aan, de ander vindt het maar voorbijgestreefd gezwets. Een en ander leidt dan wel eens tot verhitte discussies, die nergens toe leiden, vooral omdat alles op een hoopje gegooid wordt. Er zijn immers verschillende soorten ‘identiteit’: individuele, sociale, culturele,… Ze hangen samen, maar zijn wel degelijk verschillend. Ieder mens is uniek en heeft dus ook een unieke individuele identiteit. Die individuele identiteit past dan weer in de sociale identiteit, die het individu toelaat te functioneren in de groep waartoe hij/zij behoort. Die sociale identiteit wordt dan weer sterk bepaald of beïnvloed door de culturele identiteit. Identiteit is met andere woorden een veelgelaagd gegeven. Het lijkt allemaal complex, maar het komt erop neer dat je je als individu goed voelt in de groep waartoe je behoort of wil behoren. Identiteit is dus iets waar je niet aan ontsnapt.

Maar laat me het anders illustreren met een persoonlijk voorbeeld.

Ik ben een in België geboren zoon van een Spaanse vader en Italiaanse moeder, beide migranten van de eerste generatie die elkaar leerden kennen in de bruisende metropool die Antwerpen toen ongetwijfeld al was. Mijn prille jeugdjaren bracht ik door op het Kiel, ook toen al een smeltkroes van culturen. Mijn tienerjaren bracht ik dan weer door in de Noorderkempen, tussen oer-Vlaamse plattelandsjongens en -meisjes. Na mijn hogere studies verhuisde ik naar de gezellig groene, maar communautair woelige Vlaamse Rand.

‘Een identiteit kan je dus niet aanleren of opdringen en al helemaal niet opleggen’

Ondanks die caleidoscoop van nationaliteiten en invloeden, voel ik mij Vlaming. Of eerder door toedoen van of zelfs dankzij. Want mijn Vlaamse identiteit, daar heb ik hard en heel bewust aan gewerkt. De eerste taal die ik leerde, was Spaans, want inderdaad: mijn beide ouders zijn er nooit in geslaagd die vreemde, Germaanse taal onder de knie te krijgen. In de kleuterklas bleek die taalachterstand niet onoverkomelijk. Wellicht was de taalvoorsprong van mijn Nederlandstalige vriendjes niet zo heel groot. Pas in de lagere school begon ik te voelen dat mijn beperktere woordenschat en mijn vreemde tongval ervoor zorgde dat ik er niet echt bij hoorde. Mijn besluit lag al snel vast: ik zou die taal onder de knie krijgen. Sterker nog: ik zou er de beste in worden. En zo geschiedde. Steevast haalde ik de hoogste scores op Nederlands.

Maar dat bleek niet te volstaan. In de klas mocht ik dan al uitblinken in de taal van Vondel, op de speelplaats heerste de taal van de sinjoor. Ik hoorde er dus nog altijd niet echt bij, want daarvoor klonk ik niet Antwaareps genoeg. En later moest ik mij ook de Noordelijke variant van het Kempens eigen maken. En nog later een onbestemde tussentaal zodat ik in Vlaams-Brabant niet eeuwig “dienen van Antwerpen” zou blijven.

Met al die taalvariaties slorpte ik ook een hoop gebruiken en gewoonten op, die als ze niet specifiek Vlaams zijn, er toch ontegensprekelijk deel van uitmaken. Ik ging me steeds meer vereenzelvigen met die bonte gemeenschap waarin ik opgroeide. En zonder het te merken of er doelbewust naar te streven, gleed ik steeds verder weg van mijn ‘aangeboren nationaliteit’. Meer nog, een zekere liefde voor die voor mij staatsrechtelijk gezien vreemde gemeenschap waar ik in opgroeide, nestelde zich in mijn hart. Of in mijn geest. Of in beide, wie zal het zeggen. Want ja, ik ben wat algemeen omschreven wordt als een Vlaamsgezinde.

Dus ja, identiteit -en in casu de Vlaamse identiteit- is belangrijk voor mij. Wat die precies inhoudt, is zelfs irrelevant: voor mij bestaat ze. Ik heb ze bestudeerd, gekopieerd en geassimileerd. Ik voel mij er goed bij, ze is mijn veilige thuishaven. Het is dan ook mijn eigen persoonlijke Vlaamse identiteit, mijn eigen versie ervan. Dat is meteen ook mijn antwoord op de smalende dooddoener: “Wat mag dat dan wel zijn, die Vlaamse identiteit?”.

‘De enige reden, naar mijn bescheiden mening, waarom ik mij zo heb vereenzelvigd met de gemeenschap die toevallig dit stukje van de aarde bewoont, is dat de mensen die er deel van uitmaken mij zo vriendelijk, open en gastvrij hebben ontvangen.’

De enige reden, naar mijn bescheiden mening, waarom ik mij zo heb vereenzelvigd met de gemeenschap die toevallig dit stukje van de aarde bewoont, is dat de mensen die er deel van uitmaken mij zo vriendelijk, open en gastvrij hebben ontvangen. En dat kostte hen geen enkele moeite. Dat gevoel van er bij horen, is onmetelijk sterk. Het gaf mij als puber en jongvolwassene de basis om zelfzeker en zelfbewust mijn studies te volbrengen, vrienden te maken, de liefde te ontdekken, een gezin te stichten en een carrière op te bouwen.

Een identiteit kan je dus niet aanleren of opdringen en al helemaal niet opleggen. Als je wil dat anderen zich die identiteit eigen maken, moet je ervoor zorgen dat ze aantrekkelijk genoeg is. Dat ze er bij wíllen horen, dat ze fier zijn om deel uit te maken van zulk een warme, open en gastvrije gemeenschap. Dat lukt niet als je ‘identiteit’ verengt tot nationaliteit, of tot stambomen en bloedbanden, of tot nieuwkomersverklaringen en burgerschapsexamens. Maar dat lukt net zo min als je die identiteit telkens weer relativeert, kleineert, negeert of zelfs koudweg neermaait met uithalen als “Rot toch op met je Vlaamse identiteit!”.

Mijn persoonlijke ervaring leert ook dat identiteit geen vast gegeven is. Een mens evolueert, neemt zaken in zich op en laat andere weg. Dat is met identiteit net zo. De enige gezonde manier om daarmee om te gaan, is om het evenwicht te vinden tussen onbezonnen openheid en verkrampte geslotenheid. Evolutie hou je niet tegen, hoe hard je ook probeert, maar je kan ze ook niet forceren. Hoogstens kan je ze bijsturen. En wat je zeker kan, is ze omarmen of minstens aanvaarden en respecteren. Precies hetzelfde geldt voor identiteit.

Gezien de veelgelaagdheid en fluïditeit van identiteit, heeft het dus weinig zin om je erin op te sluiten, niet als individu en niet als groep. Maar je hebt wel een eigen identiteit nodig als referentiekader en hoe sterker dat kader is, hoe makkelijker je met andere identiteiten kan samenwerken. Als we willen samenleven, zullen we dus rekening moeten houden met elkaars identiteit.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content