Respect voor onze inlichtingendiensten

Jonathan Holslag

De manier waarop minister-president Bourgeois een nota van de Staatsveiligheid minimaliseerde is onaanvaardbaar, vindt JONATHAN HOLSLAG.

Het debat over de Chinese participatie in Eandis werd op het scherp van de snee gevoerd. Een van de meest verrassende momenten vond ik de uithaal van minister-president Geert Bourgeois (N-VA) naar de Staatsveiligheid. De dienst had een korte nota opgesteld die onderstreepte dat China State Grid banden onderhoudt met het Volksbevrijdingsleger en een spionagerisico met zich mee zou kunnen brengen. Bourgeois opperde dat we misschien nog wat op de Staatsveiligheid moesten besparen. Ik begrijp dat de afwikkeling van het Eandis-debat geen prettige ervaring was voor de minister-president, maar eigenlijk zou ook Vlaanderen gebaat zijn bij méér middelen voor de Staatsveiligheid.

Om te beginnen was er helemaal geen reden om smalend te doen over de nota die bij enkele Vlaamse ministers belandde. Veel informatie uit de nota kon je gewoon terugvinden op het internet, was de kritiek. De Staatsveiligheid had nochtans zelf aangegeven dat het onderzoek berustte op ‘open bronnen’, informatie die publiekelijk toegankelijk is dus, zoals kranten en andere nieuwsmedia. En dat is helemaal niet uitzonderlijk: inlichtingendiensten over de hele wereld werken met zulke informatie. Vaak is er ook een groot verschil tussen de inleidende correspondentie naar kabinetten, die (zoals bleek) gevoelig is voor lekken, en de achterliggende dossiers die op een meer vertrouwelijke manier worden gedeeld.

Er is meer aan de hand. Onze Staatsveiligheid is wat heet een ‘defensieve inlichtingendienst’ wiens reikwijdte beperkt is tot het Belgische grondgebied. In tegenstelling tot de Nederlandse AIVD, bijvoorbeeld, heeft hij dus veel minder mogelijkheden om proactief op zoek te gaan naar gevoelige informatie in het buitenland door agenten uit te sturen of door elektronische spionage. Bovendien is de opdracht om onze economische belangen te bewerken beperkt. De dienst moet vooral economische spionage in kaart brengen en bestrijden – het ontfutselen van commercieel belangrijke informatie dus. Daarom hoeft het niet te verbazen dat de nota zich vooral beperkte tot de beschrijving van het spionagerisico, en bijvoorbeeld niet uitweidde over de mogelijke impact van de participatie van State Grid op onze energieveiligheid.

De kern van de zaak is dat politici zaaien wat ze oogsten. Verschillende regeerperiodes lang hebben ze het mandaat van de Staatsveiligheid in economische kwesties aan banden gelegd. De dienst heeft binnen dat mandaat in het geval van Eandis naar goed vermogen informatie afgeleverd. En het moet gezegd: dat doet hij met weinig mensen, in vergelijking met de inlichtingendiensten in de buurlanden. We hebben natuurlijk ook een militaire inlichtingendienst, maar die houdt zich overwegend bezig met de ondersteuning van militaire operaties en het vergaren van militaire informatie in het buitenland.

Met een relatief kleine binnenlandse inlichtingendienst moeten we dus de honderden spionnen in de gaten houden die rond de internationale instellingen in Brussel cirkelen. Een Britse diplomaat zei me ooit: er zijn hier minstens vijftig buitenlandse spionnen voor elke Belgische contraspionageofficier. Daarnaast zijn er het terrorisme, extremisme, de bescherming van kritische infrastructuur, de veiligheid rond de ontelbare hoge gasten die naar onze hoofdstad komen. Het water staat de Staatsveiligheid bijna permanent aan de lippen.

En dat heeft gevolgen voor onze economische belangen. België is een van de meest open markten ter wereld, met een bijzonder grote afhankelijkheid van buitenlandse bedrijven en enorm veel uitwisselingen in technologisch onderzoek. Die openheid is goed, maar ze maakt ons land ook kwetsbaar voor spionage. Aangezien landen steeds agressiever te werk gaan om economische belangen door te drukken en technologische informatie in te winnen, is dit het uitgelezen moment om onze economische veiligheid ernstig te nemen. Bedrijven zouden veel behoedzamer moeten zijn wanneer ze hun spitstechnologie delen, en universiteiten zouden veel beter moeten waken over hun wetenschappelijke potentieel. Vaak is die kennis het resultaat van grote maatschappelijke investeringen, waardoor ze ook verantwoording verschuldigd zijn aan de samenleving. Agenten van de inlichtingendienst ervaren vaak dat hun advies door bedrijven en universiteiten wordt weggelachen. Dat is onaanvaardbaar in de wereld waarin we leven. De houding van minister-president Bourgeois, die toch een voorbeeldfunctie heeft, is al helemaal te betreuren.

Jonathan Holslag (°1981) is professor internationale betrekkingen aan de VUB.

Dit is het uitgelezen moment om onze economische veiligheid ernstig te nemen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content