De blokken die geschiedenis schreven

MAUD VANHAUWAERT 'Ook voor mij was het eerst maar een hoop stenen.' © SASKIA VANDERSTICHELE

Dichteres Maud Vanhauwaert maakte een prachtige voorstelling over de Fierensblokken. Het Antwerpse stadsbestuur wilde de sociale woningen vorig jaar slopen. Na een revolte van de buurt mogen ze toch blijven staan. Ze werden zowaar een van de meest modieuze plekken in de stad.

Het lege appartementsgebouw aan de Nationalestraat in Antwerpen was me vaak opgevallen, tijdens spijbeltochten door de stad. Het leek op het blok uit de film Una giornata particolare. Die waar Sophia Loren Marcello Mastroianni probeerde te verleiden. Hun blok was ook leeg, want iedereen was die 8e mei 1939 naar Hitler en Mussolini gaan kijken. Op de achtergrond scandeerde het volk ‘Duce! Duce! Duce!’ En ‘Führer! Führer!’

Het woonblok uit de Nationalestraat heeft dezelfde allure als dat van Loren en Mastroianni, hetzelfde bouwjaar ook. Aan de zijkant hangt een bord: ‘Gustave Fierens – architect’. Een volksverheffer van de oude stempel. In 1939, het jaar van Una giornata particolare, vond hij dat de mageren recht hadden op lucht, licht en kunst. Op een badkamer ook, ongehoord en ongezien toen. Het blok aan de Nationalestraat moest al zijn idealen verbeelden. Het werd een icoon uit de socialewoningbouw: modernisme met een scheut art deco. De bewoners vormden een hechte groep, het volk van Fierens. Zoals hij het had gewild.

Maar tijden veranderen. Het laatste decennium was niet het meest glorieuze uit de geschiedenis van de Fierensblokken. Sociale huurders werden buitengezet. De overblijvers moesten leren samenleven met krakers. Tot uiteindelijk iedereen eruitvloog. Zo werd het volk van Fierens uit elkaar gespeeld. Het verval begon.

Vorig jaar schreef ik al over deze blokken. Het Antwerpse stadsbestuur wilde ze toen afbreken, ondanks een uitstekend erfgoedrapport. ‘Een mottig ding’, oordeelden een paar gezagsdragers.

In een jaar kan veel gebeuren. Het volk begon te revolteren, met dossiers in de hand. Uiteindelijk zwichtte het bestuur: de blokken worden straks gerenoveerd en er zullen nieuwe bewoners komen.

In afwachting van hen zijn de Fierensblokken zowaar modieus geworden. Er zijn galeries, er is een café, en een serre waar vaak gefeest wordt. Vorige zondag gaf dichteres Maud Vanhauwaert er een voorstelling over het blok en zijn bewoners. Het hoosde die avond, maar dat leek niemand te deren. Haar monologen waren weergaloos mooi. Una giornata particolare.

Ze fietste vroeger weleens voorbij de blokken, vertelde ze me achteraf. ‘Misschien ben ik een zombie, of ben ik niet alert genoeg voor architectuur, maar ik heb er nooit halt gehouden. Tot CoSta, het cultureel ontmoetingscentrum Sint-Andries, contact met me opnam. Drie weken heb ik er gewoond, van negen tot vijf. Het was zoals een liefdesrelatie: hoe meer tijd ik eraan ging besteden, hoe meer ik me eraan ging hechten.’

De blokken, die haar eerst onverschillig lieten, pakten haar in. ‘Op den duur vond ik ook dat ze niet afgebroken mochten worden. Natuurlijk is het maar een hoop stenen, waar alleen maar mensen gewoond hebben met hun problemen. En toch. Hun geschiedenis, die geen enkele architect kon nabouwen, begon me meer en meer te fascineren. Er zitten zo veel op elkaar gestapelde levensverhalen vervat in die blokken. Dat zie je alleen al aan de verschillende lagen behang. Voor mij is dat een poëtische meerlagigheid.’

Ze vond resten van levens: een verdwaalde schoen, een zompige matras, een halve Koran, een pornocollectie op VHS. ‘We hadden een oproep gedaan. Of iemand een verhaal had over de blokken. Plots stonden overal mensen op.’

Ze vertelden over hun leven in de blokken. Waar ze roddelden, van balkon tot balkon, en koekendozen doorgaven. Of water naar beneden gooiden op warme zomeravonden, tot jolijt van de kinderen op het binnenplein.

Ze hadden het ook over die ene huilbaby die ze ‘Maria Callas’ noemden. Over de strenge conciërge die hen verbood om op het dak te gaan, want dat was gevaarlijk (Wat ze stiekem toch deden. Om naar de Duitse bommenwerpers te kijken. Of naar het vuurwerk op oudejaar).

En dan was er ook die vrouw die haar bovenbuur geregeld Bach hoorde spelen op piano. Ze nam dan altijd haar dwarsfluit, om mee te doen op haar verdieping. Zo klein waren de muren van Fierens, zo groots waren zijn concerten.

Een dag na de voorstelling van Vanhauwaert praatte ik met Gustave Fierens. Niet de maker, die tekent al lang elders, maar zijn kleinzoon. Als kind ging de jonge Gustave soms mee met de oude, om zijn landmeter vast te houden. Hij herinnert zich zijn grootvader als een warme, visionaire man die tot zijn laatste dag fierwas op zijn Fierensblokken. Hij tekende niet alleen voor het volk, hij was ook een man van het volk. Ooit wilde een bank een filiaal openen in de Fierensblokken. Ze hadden aan de oude Gustave gevraagd of ze tralies mochten zetten voor het raam. ‘Niet vanbuiten, wel vanbinnen’, had hij geantwoord.

‘Het geheugen is toch iets vreemds’, zei Vanhauwaert me later. ‘Een heel mensenleven, en dan blijft die ene anekdote over tralies over.’

De blokken hadden haar doen nadenken. Over haar engagement, over de stad ook. Vroeger was dat gewoon een plaats waar haar bed stond, waar ze thuiskwam na een of ander poëziefestival in Zuid-Afrika of Mexico. Vandaag is haar Antwerpen groter geworden. Ze houdt af en toe halte bij plekken waar ze vroeger voorbijreed. ‘Dingen zijn op zich niet belangrijk, je moet ze belangrijk maken.’ Zolang je ze maar niet romantiseert. Ook dat had het volk van Fierens haar geleerd: het leven in de blokken was niet altijd fijn, verre van. Ze vertelden haar over een vrouw met een koffertje, die drie dagen op het dak had gekampeerd. Al die tijd had niemand naar haar omgekeken. Of toch, met vertraging.

‘Wat ik me het meest herinner van mijn periode in de blokken is niet tante Wies met haar afstervende tenen, maar wel de vrouw die van het dak sprong. Ik heb haar zien vallen langs mijn raam. Velen geloofden dat niet, omdat ze ’s nachts gevallen is en ik dan al lang sliep. Maar wat ze niet wisten, is dat ik ’s nachts de slaap niet kon vatten en dan maar aan het venster zat. Ik zag haar vallen en meen me te herinneren dat ze even recht in mijn ogen keek. Maar dat heb ik misschien verzonnen. Zodra we over de geschiedenis spreken, wordt de grens tussen realiteit en fictie opgeheven en zijn er alleen verhalen waar je in kunt geloven of niet.’

P.S. Maud Vanhauwaert wil, op algemeen verzoek, een bisnummer geven. De huidige eigenaar, AG Vespa, ziet dat voorlopig niet zitten, het vastgoedbedrijf wil er opruimen. Brand een kaars, stuur een smeekbede naar Vespa en kruis 23, 24 en 25 augustus aan in uw agenda. In potlood, voorlopig.

DOOR STIJN TORMANS, FOTO’S SASKIA VANDERSTICHELE

‘Ik zag haar vallen, de vrouw die van het dak van de blokken sprong.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content