Matthias Somers

‘Dertigste verjaardag Schengenverdrag: Verbaast het gebrek aan vuurwerk en klaroengeschal?’

Matthias Somers Wetenschappelijk medewerker van de progressieve denktank Minerva

Matthias Somers blik terug op de verlaten grensposten die hij als kind voorbij bolde, op weg naar het zuiden. ‘Zij waren het slachtoffer van het Schengenverdrag dat dit weekend in alle stilte zijn dertigste verjaardag vierde.’

Niet meer dan een onzichtbare streep in het zand, een schijnbaar verdwaalde paal aan de rand van het strand, een ander wegdek: een ander land aan de overkant. Je stapt er zo overheen, geen douanier houdt je staande, vordert je papieren op, verklaart dit land verboden terrein voor ongenode gasten.

Ik ging zelden op reis, toen ik nog klein was; ik herinner me er alleszins niet te veel van. Wel weet ik nog: de auto die over de autostrade naar het zuiden bolt, en ik was opgewonden, want we zouden de grens oversteken, Frankrijk in, en niets kon ons nog tegenhouden: de grenscontroles waren opgeheven, de slagbomen zouden openstaan, nu waren we nog in België, zo in het buitenland. Een magische vorm van vrijheid – voor de eerste keer een ander land, en dat maakte tegelijk niets uit, en toch alles. Toen we er voorbijraasden lag de grenspost er verlaten bij, slachtoffer van het Schengenverdrag dat dit weekend in alle stilte z’n dertigste verjaardag vierde.

‘Dertigste verjaardag Schengenverdrag: Verbaast het gebrek aan vuurwerk en klaroengeschal?’

Verbaast het gebrek aan vuurwerk en klaroengeschal? Twee wereldoorlogen hadden een Europa in de as gelegd dat in het vuur van de vernietiging haast mythische vormen had aangenomen – op z’n minst in de geest van een liberale elite die het vooroorlogse Europa nog beleefd had en het in vlammen had zien opgaan. Een grens in dat vooroorlogse Europa was vaak niet meer dan een halfvergeten steen in een wei, nauwelijks een realiteit voor wie aan weerskanten woonde: het leven speelde zich af in het dorp aan gene zijde, daar huisden familie en kennissen, daar werd gekocht en verkocht, daar werd men verliefd en roddelde men over de buren – met hen was men verwant, niet met de de verre stad, waar men soms vreemde talen sprak. Het was een Europa waar gegoede burgers, in de woorden van J.M. Keynes, “op elk moment, als ze het zo wensten, goedkoop en comfortabel transport naar eender welk land en eender welk klimaat konden regelen, zonder paspoort of enige andere formaliteit.”

Opgerolde prikkeldraad

Het was een Europa waar de intelligentsia met elke hoofdstad correspondeerde, zich in elke hoofdstad thuis kon voelen. Maar het was een Europa dat vanaf 1914 door de vlammen verteerd werd, bovenal aangewakkerd door wat Stefan Zweig “die oerpest” noemde, “het nationalisme, die de bloei van onze Europese cultuur vergiftigd heeft.” En toen de vlammen in 1918 even doofden en de asse enkel nog smeulde, werden de stippellijnen op de nieuw gefabriceerde kaarten met prikkeldraad nagetekend op het land, de grensposten het symbool van een binnenland dat mensen binnen en een buitenland dat mensen buiten wilde houden. Dit was de erfenis waarmee Schengen definitief moest breken. Het prikkeldraad moest opgerold, de grensposten afgeschaft, de stippellijn weer niet meer dan een onzichtbare streep in het zand.

Verlaten grensposten

Het Schengenverdrag was zo ook een opgestoken middelvinger naar de dag in 1961 waarop Oost-Duitse politieagenten en soldaten een keten vormden die zich om West-Berlijn heen slingerde, het gezicht naar de eigen burgers gekeerd, terwijl in hun rug het werk begon dat van hen gevangenen zou maken in eigen land. Stippellijn werd prikkeldraad, prikkeldraad werd muur, en de Muur werd een grens waar menig mens de dood vond op zoek naar geluk, vrijheid, en een beter leven. Zij raakten nooit in dat andere land aan de overkant, dat voor hen alles uitmaakte. In het verkeerde land geboren hadden zij niet de juiste papieren, en wat was een mens zonder papieren na 1914? De namen van sommigen van hen staan op witte kruisen op de kade van Spree, uitkijkend over het water dat Berlijn voorbijstroomt richting Noordzee.

Ik had hier geen weet van, toen ik voor het eerst met die kinderlijke mix van spanning en verwondering die ik nooit meer ben kwijtgespeeld ons de verlaten grenspost zag voorbijrijden, alsof hij er nooit was geweest.

Nog dit weekend werd het lichaam van een jongeman die in de herfst van vorig jaar op het strand van Texel aanspoelde geïdentificeerd als dat van een 22-jarige Syrische vluchteling. Voor hem was de grens geen onzichtbare streep in het zand. Zijn zwemtocht op zoek naar geluk, vrijheid, en een beter leven werd hem fataal. Hij heette Mouaz Al Balkhi.

Partner Content