Deeltijds kunstonderwijs ongerust

© Jan Vannieuwenborg

Minister Pascal Smet oogst onzekerheid met zijn conceptnota over de inhoudelijke vernieuwing van het deeltijds kunstonderwijs (DKO).

Op 4 maart 2011 stelde Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Sociale Kansen en Brussel Pascal Smet (SP.A) zijn nota over de vernieuwing van het DKO voor. Volgende week wordt de nota tijdens infosessies toegelicht aan de sector, die enigszins ongerust is.

Met de nota wil Smet de kwaliteit van het DKO erkennen en versterken. Bovendien wil hij de kunst- en cultuureducatie steviger verankeren in de maatschappij. Want het kleuter- en leerplichtonderwijs zal nauwer moeten samenwerken met dit DKO. De nota vormt de basis van een decreet dat op 1 september 2013 ingaat.

Smets nota bouwt voort op het Bamfordrapport (2007). In dat rapport bestudeerde hoogleraar Anne Bamford in opdracht van de toenmalige minister van Onderwijs Frank Vandenbroucke (SP.A) de aard, de draagwijdte en de invloed van kunst- en cultuureducatie op Vlaamse kinderen. Het rapport leidde tot de oprichting van twee commissies, die Bamfords stellingen vertaalden in beleidsaanbevelingen. Voor het DKO nam de Werkgroep Inhoudelijke Vernieuwing die taak op zich. Dat resulteerde in het rapport Verdieping/Verbreding (2008).

Smet volgt dat rapport, en daarom is de term ‘domeinoverschrijdend’ cruciaal in zijn nota. Het DKO moet af van zijn ‘rigide structuur’ zodat ‘er meer ruimte komt voor interdisciplinaire uitstapjes’. Smet verlaagt ook de instapleeftijd: iedereen vanaf 6 jaar kan een opleiding binnen het DKO aanvatten.

Die opleiding bestaat nog altijd uit vier graden. Die graden zijn echter niet langer leeftijd- maar competentiegebonden: de individuele, artistieke competenties bepalen in welke graad een leerling start.

In de eerste graad moet de opleiding domeinoverschrijdend zijn. De leerlingen moeten er minstens twee kunsten ontdekken. Vanaf de tweede tot de vierde graad kunnen leerlingen zich toespitsen op een domein. Binnen een domein spreekt de minister niet meer over vakken maar over (kruisbestuivende) ateliers.

In het vernieuwde DKO wil Smet met afzonderlijke leertrajecten beter tegemoetkomen aan de individuele ‘leervraag’. Jongeren die een hogere kunstopleiding willen aanvatten, volgen binnen het DKO een ‘doorstroomopleiding’. Leerlingen die in hun vrije tijd of in een semiprofessionele context artistiek actief willen zijn, volgen een uitstroomopleiding. Smet voorziet ook een ’tweedekanstraject voor artistieke opleidingen’, door een combinatie van het DKO met volwassenenonderwijs.

Ook de lerarenopleiding wordt, door de invoering van eindtermen en basiscompetenties, een hechtere partner van het DKO.

Het DKO is verdeeld gelukkig met de tekst, maar merkt op dat het ’te conceptuele gehalte’ zorgen baart. Dirk Lievens, directeur van de Stedelijke Academie voor Muziek, Woord en Dans in Roeselare, zat de Werkgroep HoSa (Horizontale Samenhang) voor. De werkgroep formuleerde een door de sector gedragen advies over een nieuwe structuur voor de muziekrichting. Lievens stelt vast dat Smet amper rekening heeft gehouden met het advies en betreurt het gebrek aan dialoog. ‘Wij zijn een dynamische sector die openstaat en vraagt om verandering. Binnen het DKO zijn drie pijlers cruciaal: de leerlingen, de leerkrachten en de omkadering. De nota geeft amper informatie over hoe en wat de leerlingen zullen leren en hoe de leerkrachten ingezet én bijgeschoold zullen worden. Ook over de organisatorische en financiële omkadering blijft de nota te vaag.’

Over die aspecten communiceert Smet in een tweede nota. Die verschijnt in het najaar van 2011.

Els Van Steenberghe

De nota leest u op www.ond.vlaanderen.be/dko. De infosessies zijn vrij toegankelijk.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content