Servais Verherstraeten (CD&V)

De zesde staatshervorming: over lasagne en gestreepte zebra’s

Servais Verherstraeten (CD&V) Kamerfractieleider van CD&V

Het politieke werk voor de zesde staatshervorming is ten einde. Bevoegd staatssecretaris Servais Verherstraeten (CD&V) schreef er een boek over. Een reflectie uit ‘De machinekamer van de politiek’.

Het politieke werk voor de zesde staatshervorming is ten einde. Een grondig werk: een slordige duizend pagina’s wetgeving tot resultaat (135 over de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde, 270 over de hervorming van de Senaat, 370 over de overdracht van bevoegdheden en 210 over de nieuwe financieringswet). De zesde staatshervorming is wellicht de grootste van alle staatshervormingen: het zwaartepunt van de politieke besluitvorming verhuist definitief van de federale staat naar de deelstaten, binnen de ‘meerlagige’ bestuurscontext van lokale, bovenlokale, regionale, nationale, supranationale en internationale niveaus.

Die ‘gelaagdheid’ van het bestuur komt ten andere tegemoet aan de gelaagdheid van onze identiteit. Dat was de sociologische en filosofische achtergrond waartegen wij hebben gewerkt aan de zesde staatshervorming. Onze identiteit is gelaagd, maar zoals in lasagne zijn de verschillende lagen niet strikt gescheiden. Een lasagne van politieke niveaus beantwoordt dan ook het best aan die gelaagdheid van ons toebehoren en onze identiteit.

Wie ben ik? Ik ben van de Kempen en dus geen Antwerpenaar, maar Antwerpen is wel mijn provincie. Als Kempenaar uit de provincie Antwerpen ben ik ook een Vlaming, maar Belg ben ik ook. Niet alleen omdat dit op mijn identiteitskaart staat. Op mijn paspoort staat bovendien dat ik een inwoner ben van de Europese Unie, afdeling Koninkrijk België.

Volgens sommigen is België een overbodig bestuursniveau tussen Vlaanderen en de Europese Unie. Een van de argumenten daarbij is dat België een kunstmatig land is. Maar zijn dat eigenlijk niet alle landen? Natiestaten zijn bijna altijd de toevallige gevolgen van historische gebeurtenissen. In vele gevallen van oorlogen en van beslissingen door grote mogendheden.

België ontstond door beide soorten historische gebeurtenissen: oorlog en congres. Omdat Groot-Brittannië na de Slag bij Waterloo een stevige bufferstaat tegen Frankrijk wenste, besliste het Congres van Wenen in 1815 tot de samenvoeging van onze Zuidelijke Nederlanden met de Verenigde Provinciën uit het Noorden tot het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Vijftien jaar later pakte koning Willem de opstand in het zuiden zo onhandig aan dat de Belgische provincies zich konden afscheiden.

De geschiedenis blijft niet zonder gevolgen voor onze identiteit. Ze legt lagen van identiteit. Ook het huidige begrip Vlaming werd meebepaald door de Belgische geschiedenis. Limburgers, Antwerpenaren en Brabanders zijn vandaag Vlamingen, maar in de Middeleeuwen wapperde er geen zwartgele leeuwenvlag aan de torens in het Land van Loon en in het Hertogdom Brabant. Limburgers, Antwerpenaren en Brabanders zijn Vlamingen ‘geworden’ binnen België.

Dit Vlaming zijn binnen de Belgische context heeft er ook voor gezorgd dat er zoiets als een Belgische identiteit bestaat. Vlamingen en Walen verschillen van elkaar, maar ze hebben ook veel gemeen. Dat bleek uit een onderzoek van 2006 in opdracht van het reclamebureau McCann-Erickson: voor de Nederlandse markt gemaakte reclamespots slaan in Vlaanderen niet aan, spots die zowel in een Franstalige als een Nederlandstalige versie zijn geproduceerd voor de Belgische markt wel.

Hakim Benbouchta van McCann-Erickson merkte ooit op: ‘Toen ik op huwelijksreis was in Afrika, zag ik op de Serengeti een kudde van duizenden zebra’s. Ik vroeg aan onze chauffeur: Hoe herkennen die elkaar toch? Hij zei: Van op een afstand zien zebra’s er hetzelfde uit. Maar als je heel goed kijkt, zie je dat hun strepen heel subtiel verschillen. Zo kunnen ze elkaar herkennen. Wel, zo is het misschien ook met Vlamingen en Walen.’

Onze identiteit is bovendien nog complexer: onder het Vlaamse niveau zijn er verschillen van provinciale en streekgebonden identiteiten, boven het Belgische niveau is er Europa. De maatschappelijke en bestuurlijke organisatie moet over die verschillende lagen van toebehoren worden verdeeld, zodat ze aansluit bij de complexe gelaagdheid van onze identiteit en, volgens het subsidiariteitprincipe, zo dicht mogelijk en zo efficiënt mogelijk de burger dient en responsabiliseert, zonder de solidariteit uit te hollen voor het grotere identiteitsniveau. Wat op welk niveau dient beslist te worden, is vaak een zaak van wikken en wegen, van wheelen en dealen.

We zien ook verschuivingen tussen de lagen. Het provinciale niveau boet fel aan belang in, ten voordele van het Vlaamse en het gemeentelijke. Het Europese bestuursniveau wordt belangrijker dan het nationale. De Europese Unie beslist nu al over het grootste deel van de wetgeving van de lidstaten (die hun wetten moeten aanpassen aan de Europese richtlijnen). In een competitieve wereld van globalisering zijn voor sommige domeinen ook nationale regeringen te klein. Komt daar nog bij dat de nationale begrotingen moeten worden voorgelegd aan de Europese Commissie. We zouden dat zelfs een impliciete staatshervorming kunnen noemen (zonder bijzondere en grondwetten te veranderen).

Dit is een bewerkte versie van een hoofdstukje uit het boek van Servais Verherstraeten, ‘In de machinekamer van de politiek’

In de machinekamer van de politiek, Servais Verherstraeten, Davidsfonds Uitgeverij

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content