De tien standjes van de Nationale Bank aan het adres van onze politici en sociale partners

© Dino
Ewald Pironet

In het jaarverslag van de Nationale Bank staan zaken die de regering-Michel, de regionale regeringen, de werkgevers- en werknemersorganisaties niet graag zullen lezen. Knack-redacteur Ewald Pironet somt de tien belangrijkste op. Het is meteen een to-dolijst voor de volgende regeringen.

1. Amper vooruitgang gezondmaking overheidsfinanciën.

Het staat zwart op wit in het Verslag van de Nationale Bank over de economische en financiële ontwikkelingen van 2018: vorig jaar werd amper vooruitgang geboekt in het op orde brengen van de overheidsfinanciën. Dat is een pijnlijke vaststelling voor de regering-Michel (inclusief N-VA, die vorig jaar nog deel uitmaakte van de regering). Want ze schoof van bij haar aantreden de gezondmaking van de overheidsfinanciën als voornaamste doel naar voor.

Even de cijfers: volgens de Nationale Bank daalde het tekort vorig jaar van 0,9 naar 0,7 procent van het bbp (bruto binnenlands product). Het structureel tekort (dat geen rekening houdt met de evolutie van de conjunctuur en eenmalige operaties) steeg van 1,3 naar 1,5 procent.

Nee, zuinig zijn onze overheden vorig jaar niet geweest.

De begrotingscijfers werden vorig jaar positief bijgekleurd. Als gevolg van hogere boetes betaalden veel onderneming hun vennootschapsbelasting vooraf. Dat dreef de ontvangsten eenmalig omhoog, want vorig jaar ontving de schatkist vennootschapsbelastingen 2017 én 2018. Volgend jaar kan deze truc niet meer worden toegepast en dat zal wegen op de inkomsten en dus op de begroting.

Zo mogelijk nóg erger is dat de zogenaamde primaire uitgaven stegen: alle uitgaven van de overheid, zonder de rentelasten, liepen op tot 50 procent van het bbp. Dat kwam door de toename van de sociale uitkeringen (door de vergrijzing stijgen de pensioenen en de kosten van de gezondheidszorg) en overheidsinvesteringen (vooral op lokaal vlak, een normaal verschijnsel in een jaar dat er gemeente- en provinciale verkiezingen zijn, zo merkt de Nationale bank op). ‘De neerwaartse tendens van de uitgaven is onderbroken’, bloklettert de Nationale Bank. Nee, zuinig zijn onze overheden vorig jaar niet geweest.

2. Voer het geplande begrotingstraject eindelijk uit.

Er werd de voorbije jaren heel veel gesproken over een begrotingsevenwicht. Er werden ook plannen en trajecten opgesteld om dat te realiseren. Maar het doel werd niet bereikt. ‘Het resultaat is niet alleen dat er geen begrotingsevenwicht is’, zei gouverneur Pierre Wunsch bij de voorstelling van het Verslag, ‘maar ook dat de bevolking nu denkt dat er voortdurend is bespaard, want dat werd haar wel altijd verteld. Daardoor is de bevolking besparingsmoe geworden, ook al werden de resultaten niet bereikt.’ Gevolg is dat nog verder besparen steeds moeilijker aanvaardbaar wordt voor de burgers.

Toch moet er volgens de Nationale Bank ‘zonder verwijl’ werk worden gemaakt van een traject naar een structureel begrotingsevenwicht. Ze vindt dat nodig omdat een begrotingsevenwicht bijdraagt tot het vertrouwen en zo tot meer groei en werkgelegenheid. Dankzij het begrotingsevenwicht kunnen we ook buffers aanleggen voor de volgende economische crisis. En zo kan je de overheidsschuld afbouwen, die met 102 procent van het bbp nog steeds tot de hoogste van Europa behoort.

De bevolking denkt nu dat er voortdurend bespaard is. Daardoor is de bevolking besparingsmoe geworden, ook al werden de resultaten niet bereikt.

Pierre Wunsch

‘Om zo’n begrotingsevenwicht te bereiken beschikt de overheid over twee hefbomen’, aldus het Verslag. Enerzijds zijn er de ontvangsten, de belastingen, maar ‘daar zijn er amper marges, gelet op de zware belastingdruk’. Anderzijds zijn er de overheidsuitgaven en daar zal het moeten gebeuren. Daarbij moet er ook op gelet worden dat de sociale uitkeringen onder controle blijven, ondanks de toenemende vergrijzing die de kosten in de hoogte kan jagen.

De gouverneur veroordeelde streng het stop-and-go-beleid, dat de regering(en) in ons land voerden op het vlak van de gezondmaking van de overheidsfinanciën. Hij wil dat de toekomstige regering vasthoudt aan het besparingsritme dat Europa oplegt richting begrotingsevenwicht: min 0,6 procent per jaar. Dat zou willen zeggen dat een begrotingsevenwicht tegen 2022 zal worden bereikt. Hij was heel duidelijk voor de partijen en politici die na de verkiezingen van 26 mei een regering zullen vormen: ‘Kom met een duidelijk plan en voer het ook uit.’

3. Onze arbeidsmarkt moet vlotter.

Sinds het aantreden van de regering-Michel in 2014 zijn er in ons land 220.000 banen bijgekomen. Vorig jaar werden er voor het vierde jaar op rij netto heel wat jobs gecreëerd, namelijk 59.000. En dat vooral in de bedrijvensector, en niet zoals voorheen bij de overheid of in door de overheid gesubsidieerde bedrijfstakken. Dat is zeker een pluim die de regering-Michel in aanloop van de verkiezingen op haar hoed zal steken – ook al ligt de aangroei van jobs lager dan in vele andere Europese landen.

Ondanks het feit dat er een groot aantal mensen op de arbeidsmarkt bijkwam (vorig jaar plus 28.000), daalde het aantal werklozen (min 30.000 werklozen). De laatste vier jaar nam de beroepsbevolking toe met 119.000 mensen, terwijl de werkloosheid daalde met 103.000. Het toont aan hoe belangrijk de jobcreatie wel was.

De werkloosheidsgraad daalde vorig jaar van 7 naar 6 procent, een peil dat sinds de jaren zeventig nooit zo laag was. Maar er bestaan grote verschillen tussen de gewesten: in Brussel bedroeg ze ruim 13 procent, in Wallonië rond de 9 procent, in Vlaanderen 3 procent. Vlaanderen komt daarbij steeds dichter in de buurt van wat in het jargon ‘frictiewerkloosheid’ heet: de werkloosheidsgraad komt neer op de tijd die iemand nodig heeft om een baan te vinden die overeenstemt met zijn vaardigheden.

Politici, werkgevers en werknemers moeten werk maken van een efficiëntere arbeidsmarkt.

Toch kampen we met problemen op de arbeidsmarkt. Zo raken een aantal vacatures moeilijk ingevuld. Voor Vlaanderen gaat het om schoonmaakpersoneel, technische beroepen, commerciële functies, beroepen in de gezondheidszorg en de hulp aan personen. Daarnaast zijn vrouwen nog steeds ondervertegenwoordigd op de arbeidsmarkt en hebben ze minder kans om door te groeien. ‘Dat is niet alleen onrechtvaardig, het is tevens een verspilling van talent’, aldus Wunsch. Overigens een opmerkelijke uitspraak na de heisa die er was toen directeur van de Nationale Bank Marcia De Wachter op voordracht van CD&V vervangen werd door Steven Vanackere, zodat er nu geen vrouw meer zit in de directie van de Nationale Bank. In ons land werken ook nog steeds te weinig mensen uit de leeftijdsgroep van 55 tot 64 jaar, zowel mannen als vrouwen. Aan die leeftijdsgroep is er aan de top van de Nationale Bank dan weer geen gebrek, integendeel.

Er is ook nog altijd een grote groep kwetsbare jongeren die moeilijk hun weg naar de arbeidsmarkt vinden. Het gaat vaak om ‘laaggeschoolden en jongeren voor wie discriminatie op grond van hun afkomst – of die van hun ouders – vaak een extra nadeel is’, zo staat in het Verslag. Het gaat om niet-Europese jongeren. Het feit dat ze veel minder op de arbeidsmarkt actief zijn is maar ‘voor een klein deel toe te schrijven aan de persoonlijke kernmerken van de individuen, zoals leeftijd, geslacht, scholingsgraad of het gewest waar ze wonen’, zo wordt in dit verband de Hoge Raad voor de Werkgelegenheid geciteerd.

De Nationale Bank concludeert dan ook dat de arbeidsmarkt in België onvoldoende vlot functioneert: er wordt maar weinig van job veranderd, de arbeidsinkomens worden zwaar belast, er is de koppeling tussen loon en anciënniteit die maakt dat oudere werknemers duur zijn, enzoverder. Politici, werkgevers en werknemers moeten dan ook werk maken van een efficiëntere arbeidsmarkt.

4. De loonvorming moet anders.

De loonvorming houdt vandaag onvoldoende rekening met de problemen op de arbeidsmarkt, aldus het Verslag. Of er voldoende werknemers gevonden worden, verschilt tussen bedrijven, sectoren, subregio’s of gezochte competenties. De loonvorming kan een rol spelen om daaraan te verhelpen. Daarmee stelt de Nationale Bank een nationale loonovereenkomst in vraag. ‘Door de schaarste op de arbeidsmarkt mee te laten spelen bij het bepalen van de arbeidsvoorwaarden, kunnen knelpuntberoepen aantrekkelijk worden’, aldus het Verslag. Met andere woorden: om vacatures die moeilijk ingevuld geraken aantrekkelijker te maken, zou het mogelijk moeten zijn om de werknemers daar een hoger loon aan te bieden.

‘Er moet meer ruimte voor differentiatie in de loonvorming worden gecreëerd, zeker waar er krapte is’, verklaarde gouverneur Wunsch tijdens de voorstelling van het Verslag. Hij vindt de huidige wet op de loonvorming, waardoor de lonen maximaal 0,8 procent mogen stijgen en waartegen afgelopen woensdag werd gestaakt, ‘misschien wat te rigide’ en pleitte voor ‘meer flexibiliteit’.

5. Hervorm de werkloosheidsuitkeringen.

De werkloosheid mag dan zeer laag zijn, ze is voor sommigen erg hardnekkig. Volgens de Nationale Bank is meer dan de helft van de werkzoekenden meer dan één jaar werkloos, een derde zelfs meer dan twee jaar. Daardoor dreigt een werkloze zijn vaardigheden te verliezen en ontmoedigd te worden.

België telt 31 procent inactieven. In Wallonië is dat 36 procent, Brussel 35 procent en in Vlaanderen 28 procent.

Dat heel wat werklozen moeilijk aan de slag geraken, schrijft de Nationale Bank onder andere toe aan de ‘werkloosheidsval’ die in België groot blijft: het netto arbeidsinkomen ligt niet veel hoger dan de werkloosheidsuitkeringen. Het loont dus onvoldoende om te gaan werken. Bovendien blijven werklozen in ons land gedurende een lange periode een uitkering ontvangen, anders dan in landen zoals Denemarken, Zweden en Nederland. ‘Zo heeft iemand die tot vijf jaar lang werkloos is een gemiddeld vervangingsinkomen dat gelijk is aan 70 procent van het laatste nettoloon.’ In Denemarken, Frankrijk en Finland ligt dat onder 50 procent, in Zweden lager dan 40 procent, in Duitsland 30 procent en in Nederland nog minder, zo blijkt uit het Verslag. De Nationale Bank zegt het niet luidop, maar ze suggereert dat de werkloosheidsuitkeringen bij ons worden hervormd.

Terwijl de werkloosheid zeer laag is, ligt de inactiviteitsgraad in ons land zeer hoog: er zijn heel wat mensen tussen 15 en 64 jaar die niet werken en ook niet naar werk op zoek zijn (en dus niet tot de werklozen worden gerekend). Het gaat dan vooral om 50-plussers, vrouwen die er bewust voor kiezen om thuis te blijven en migranten. België telt 31 procent inactieven. In Wallonië is dat 36 procent, Brussel 35 procent en in Vlaanderen 28 procent. In Vlaanderen is dat nog altijd een stuk hoger dan bijvoorbeeld in Zweden waar het zo’n 17 procent is. Dus ook in Vlaanderen zijn er nog mogelijkheden.

6. Hervorm de personenbelasting.

Het zal wel niemand verbazen: we betalen veel belastingen op arbeid. Dat blijft het geval, ondanks de taxshift die de regering-Michel doorvoerde, waarbij de werkgeversbijdragen voor de sociale zekerheid werden verlaagd en gedeeltelijk vervangen door belastingen op consumptie, vervuiling en vermogen. In het Verslag wordt gepleit voor ‘een verdere verschuiving van de belastingdruk op arbeid naar andere – minder groeiverstorende – belastingen’. Daarbij wordt dan gedacht aan meer belastingen op consumptie, vooral als die schadelijk is voor het milieu, en op kapitaal.

Wat de belastingen op consumptie betreft, stipt de Nationale Bank aan dat we in België veel tariefverlagingen en vrijstellingen op de BTW kennen. Daar moet eens naar gekeken worden. Onze milieuheffingen blijken dan weer tot de laagste in het eurogebied te behoren. Daar is dus nog marge.

De belastingen op vermogen vormen een ander paar mouwen. ‘Kapitaal wordt in België al relatief zwaar belast’, aldus het Verslag. ‘De heffingen op het inkomen uit vermogen van de particulieren, de overige heffingen op het vermogen en vermogenstransacties, en de vennootschapsbelasting kwamen in 2016 in totaal uit op 8,2 procent van het bbp, wat beduidend hoger is dan het gemiddelde van het eurogebied, namelijk 5,6 procent bbp.’ Dat wil niet zeggen dat er niets kan gebeuren: de successie- en registratierechten zijn bij ons hoog, andere vermogensbelastingen dan weer laag. Zo zijn er zo goed als geen heffingen op meerwaarden voor particulieren, iets wat in andere Europese landen wel bestaat.

‘Om een verdere verlaging van de lasten op arbeid te kunnen financieren, is een rechtvaardige belastingheffing op kapitaal vereist’, zo besluit de Nationale Bank. Verder moet bekeken worden of de verschillende aftrekken in de personenbelasting nog wel efficiënt zijn. En last but not least: een forse verlaging van de lasten op arbeid is ‘enkel mogelijk indien marges worden gecreëerd via een vermindering van de overheidsuitgaven’.

7. De productiviteit moet opnieuw omhoog.

Gouverneur Wunsch maakt zich grote zorgen over het feit dat onze productiviteit nog maar traag groeit. De Belgische economie is al verscheidene decennia een van de meest productieve ter wereld, maar we verliezen die troef. En ‘een hoge productiviteit is belangrijk voor onze economische groei, voor loonsverhogingen, om de overheidsschuld te kunnen verminderen, om de pensioenen te kunnen betalen enzoverder’, aldus de gouverneur. ‘De toename van productiviteit is de voornaamste stuwende kracht die op een duurzame manier inkomsten kan genereren.’

Niet alleen de ondernemingen moeten een inspanning leveren om de productiviteit te verhogen, ook de overheid moet dat doen.

Het is niet makkelijk om de productiviteit snel nieuw leven in te blazen. Maar onze productiviteitsgroei blijkt nogal geconcentreerd bij een beperkt aantal sterk presterende bedrijven. Bij hen zie je veel innovatie of ze steunen op de wereldvermaarde onderzoekscentra aan de Belgische universiteiten. Bij een massa andere bedrijven is het pover gesteld met de productiviteit en ze slagen er blijkbaar ook niet in hun achterstand in te halen. Het Verslag pleit voor meer innovatie, meer onderzoek en ontwikkeling, want op deze vlakken lopen we achter op landen als Finland, Denemarken, Luxemburg, Nederland, Zweden en het Verenigd Koninkrijk. België heeft ook een tekort aan technisch en wetenschappelijk gediplomeerden. We moeten studenten meer stimuleren om wetenschappen, wiskunde, statistiek, ICT, engineering, industrie en bouw te gaan studeren, aldus de Nationale Bank. Het zijn toekomstgerichte studies, en ze kunnen bijdragen tot meer productiviteit.

Niet alleen de ondernemingen moeten een inspanning leveren om de productiviteit te verhogen, ook de overheid moet dat doen. Het Verslag wijst op het belang van ‘stabiele en efficiënte overheidsinstellingen’, want grote bedrijven kijken daar naar om te beslissen in welk land ze zullen investeren. En volgens een analyse van de Nationale Bank scoort België in vergelijking met andere Europese landen maar erg middelmatig als gekeken wordt naar de efficiëntie van de overheid op het vlak van gezondheid, onderwijs, veiligheid en mobiliteit. Daar is dus werk aan de winkel.

8. Onze infrastructuur laat te wensen over.

Verbaast dit nog iemand? De kwaliteit van onze infrastructuur is ondermaats en de Nationale Bank beperkt zich tot twee knelpunten om dit te illustreren: het toenemend aantal files en de onzekerheid over het elektriciteitsaanbod. Twee treffende voorbeelden die niet van gisteren dateren, maar waar maar weinig of zelfs niets aan werd verholpen.

‘De files in het verkeer zijn voor de bedrijven een niet te verwaarlozen kostenfactor, ze drukken hun productiviteit en verkleinen hun actieradius’, staat te lezen in het Verslag. En omdat België door zijn centrale ligging in Europa en dankzij de haven van Antwerpen een logistieke draaischijf is, zijn we extra gevoelig voor mobiliteitsproblemen. En ‘voor de werknemers wordt het steeds moelijker om tijdig op het werk te geraken, wat in toenemende mate vrije tijd opslorpt (…) Het verkeersinfarct is bovendien een belangrijke bron van vervuiling.’ Het toenemend aantal voertuigen valt gedeeltelijk te verklaren door ‘het gunstig klimaat voor het individueel autoverkeer’, waarmee naar de bedrijfswagens wordt gewezen, goed voor 8 procent van het wagenpark. De Nationale Bank zegt dat er een grondige herziening moet komen van het financieel stelsel voor bedrijfswagens.

Ook de problemen van de energiebevoorrading stralen negatief af op ons land. De Nationale Bank vraagt dat er ‘vooral werk wordt gemaakt van een strategie op lange termijn. Dat moet de geplande uitstap uit kernenergie en de transitie naar een duurzamere en koolstofarme economie in goede banen leiden en de kosten ervan beperken.’ Het Verslag benadrukt: ‘De aanpassing en modernisering van het productiepark mogen geen aanzienlijke vertragingen meer oplopen, rekening houdend met de tijd die nodig is voor de besluitvorming over de investering in en de installatie en ingebruikname van de systemen.’ Een duidelijke vingerwijze naar de regering-Michel, die een aarzelend energiebeleid voerde, en een even duidelijke boodschap voor de volgende regering om geen tijd meer te verliezen.

9. Overheidsinvesteringen blijven zwak.

In vergelijking met 2017 stegen de overheidsinvesteringen, bijvoorbeeld in wegen en gebouwen, vorig jaar met 2,7 procent. Maar dat had volgens de Nationale Bank alleen maar te maken met de lokale verkiezingen die in 2018 werden gehouden. Als je het grondiger analyseert ‘blijft de groei van de overheidsinvesteringen reeds enkele jaren onder zijn gebruikelijk tempo’, aldus het Verslag. ‘Reeds dertig jaar zijn de nieuwe overheidsinvesteringen amper voldoende om de waardeverminderingen van de investeringen uit het verleden te compenseren met vrijwel nihil netto-investeringen tot gevolg.’ De overheidsinvesteringen zijn in België relatief gering in vergelijking met andere Europese landen. Alleen Spanje, Italië, Portugal en Ierland investeren nog minder.

Het is niet alleen een probleem van centen, er is ook een gebrek aan visie en daadkracht.

Pierre Wunsch

Eind vorig jaar al werden zes domeinen geïdentificeerd waar de overheidsinvestering met voorrang zouden moeten plaatsvinden: de digitale omschakeling van onze economie, cybersecurity, het onderwijs, de gezondheidszorg, de energietransitie en de mobiliteit. Niet voor niets luidt één van de titels in het Verslag: ‘de overheidsinvesteringen moeten een begrotingsprioriteit zijn’. Gouverneur Wunsch voegde er aan toe: ‘En het is niet alleen een probleem van centen, er is ook een gebrek aan visie en daadkracht.’

10. Steeds meer spanningen op de woningmarkt.

De Nationale Bank merkt steeds meer spanningen op de woningmarkt. De aangroei van de bevolking en de tendens om in kleinere gezinskernen te gaan wonen, doen de vraag naar woningen nog altijd stijgen. En de bouwgrond is schaars. ‘Het is dan ook geen toeval dat de prijs van de bouwgrond de afgelopen decennia zeer sterk gestegen is en de voornaamste verklaring biedt voor de aantrekkende woningprijzen’, aldus het Verslag. Sinds begin jaren zeventig is de grondprijs 19 keer zo duur geworden, de woningprijzen werden vermenigvuldigd met factor 11. De bouwkosten stegen gematigder, ze vervijfvoudigden in die periode.

Belangrijke opmerking: in Vlaanderen stegen de grondprijzen nog veel sterker, namelijk maal 23, tegenover Wallonië waar ze elf keer duurder werden. Dat komt omdat in het noorden van het land de bouwgronden schaarser zijn en omdat Vlaanderen dichter bevolkt is. De Nationale Bank wijst erop dat de snelle stijging van de vastgoedprijzen ook een sociaal probleem zijn: ‘Het maakt de toegankelijkheid van huisvesting voor grote groepen van de bevolking problematischer..

Volgens de Nationale Bank zouden de woonprijzen in 2018 gemiddeld 6,5 procent te duur zijn. Bij die inschatting houdt ze rekening met het beschikbaar inkomen, de hypothecaire rentetarieven, de demografische ontwikkelingen en de belastingen op vastgoed. In het Verslag wordt gewaarschuwd: ‘Mocht een van die variabelen sterk verslechteren, bijvoorbeeld bij een plotse stijging van de hypothecaire rente of een negatieve schok op de gezinsinkomens, dan is een forse daling niet uitgesloten.’

Het is niet goed dat de banken vlot hypothecaire leningen tegen lage rentes blijven verstrekken.

Pierre Wunsch

Dat is natuurlijk niet alleen belangrijk voor de mensen die vastgoed hebben, maar ook voor de banken die hypothecaire leningen verstrekken. Want de schuldgraad van de Belgische huishoudens blijft stijgen, en zit boven het gemiddelde van het Eurogebied. De Belg ging ook in 2018 meer hypothecaire kredieten aan. De hypothecaire schuld van de huishoudens is nu 231 miljard euro, een klim met 2,7 procent in vergelijking met een jaar eerder. De Nationale Bank waarschuwt: als de werkloosheidsgraad opnieuw zou toenemen en de gezinsinkomens zouden dalen, zullen sommige huishoudens het moeilijk krijgen om hun hypothecaire lening nog af te betalen. Bijzonder gevaar lopen jonge gezinnen, gezinnen met een laag inkomen en eenoudergezinnen.

De Nationale Bank vindt ook dat de banken veel te makkelijk en goedkoop hypothecair krediet verstrekken. De banken concurreren op dit terrein sterk met elkaar en dat doet de winstmarges dalen. Maar wat als meer huishoudens ooit hun lening niet meer kunnen afbetalen? De banken kunnen wel terugvallen op het gebouw dat als waarborg dient voor een lening, maar wat als die in waarde dalen? ‘Het is niet goed dat de banken vlot hypothecaire leningen tegen lage rentes blijven verstrekken’, zei Wunsch, ‘want daarmee leggen ze de kiemen voor een volgende financiële crisis.’ De gouverneur beloofde dat de Nationale Bank alles zal doen om dat te voorkomen.

Conclusie

Welke de regeringscoalities ook worden die na de federale en regionale verkiezingen aan de macht komen, volgens de Nationale Bank wachten hen serieuze uitdagingen, zoals de afbouw van het begrotingstekort en overheidsschuld, en het hervormen van de arbeidsmarkt, loonvorming, werkloosheidsuitkering en personenbelasting enzoverder. Men zal daarbij rekening moeten houden met een daling van de groei, die vorig jaar al met 0,3 procentpunt zakte tot 1,4 procent. Dat is ook een stuk minder dan het gemiddelde in Europa (1,9 procent) en bijvoorbeeld Nederland (2,5 procent). En wie weet hoe de brexit, de handelsoorlog tussen China en de Verenigde Staten, en de begrotingsperikelen in Italië nog zullen evolueren – drie zaken die we zelf niet onder controle hebben.

We hebben ook geleerd van de regering-Michel dat belangrijke hervormingen best in de eerste helft van de legislatuur worden doorgevoerd. Want hoe langer er wordt gewacht bij het nemen van ingrijpende beslissingen, hoe dichter men bij de verkiezingen komt en hoe kleiner de kans is dat er nog iets van terecht kan komen. Als de moeilijke ingrepen snel worden genomen, is bovendien de kans groter dat de eerste vruchten daarvan al kunnen geplukt worden voor iedereen naar de stembus moet.

En het is ook duidelijk dat niet alleen de politici hun verantwoordelijkheid moeten opnemen, maar ook de werkgevers en werknemers. Bijvoorbeeld in de hervorming van het sociaal overleg en de werkloosheidsuitkering, en het verminderen van het hoge aantal inactieven. Tenminste als de sociale partners nog geloven in een overlegeconomie en daar een rol in willen spelen. Dit jaar waren er twee regenten die het Verslag van de Nationale Bank niet wilden ondertekenen omdat ze het er niet mee eens zijn. Gouverneur Wunsch wou niet zeggen wie die twee regenten waren, maar het laat zich raden dat het de vertegenwoordigers van de werknemers waren. Het is een veeg teken als die het al niet eens zijn met de talloze feitelijke vaststellingen, onderbouwd met honderden cijfers, van de Nationale Bank.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content