Jan Mertens

‘De stad van de toekomst zal circulair zijn of niet zijn’

Jan Mertens Medewerker Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling en lid van de Denktank Oikos

‘Het is hoog tijd dat we de omslag maken van een stad als een plek waar hulpbronnen zo snel mogelijk verbruikt worden naar een stad die de kringlopen sluit en geen kostbare materialen verloren laat gaan’, schrijft Jan Mertens van Oikos. ‘Zo’n compacte en veerkrachtige stad kan ook een meer rechtvaardige stad worden.’

In de weekendkrant (DS 15-16/07) stond een bijzonder interessant artikel over het bedrijf Rotor in Brussel. De enthousiaste pioniers van Rotor willen bouwmaterialen een nieuw leven geven. Als een gebouw wordt afgebroken of opnieuw wordt ingericht gaat er enorm veel kostbaar materiaal verloren. Officieel wordt een zeer groot deel van het bouwafval gerecycleerd. Maar in het artikel wordt duidelijk dat dat een te rooskleurige voorstelling van zaken is. Het gaat vooral om laagwaardig hergebruik. De mensen van Rotor geven als voorbeeld dat glas wordt vermalen tot zand om een golfterrein te draineren, en dat terwijl een zeer groot deel van dat glas gewoon opnieuw zou kunnen gebruikt worden. In Europa is de bouwsector verantwoordelijk voor 30-40 procent van de uitstoot van broeikasgassen. Niet hergebruiken is ook voor het klimaat een slechte zaak. De hoeveelheid energie die nodig is voor de productie van materialen en de assemblage van een nieuw gebouw is groter dan het totale verbruik tijdens de voorziene levensduur. Dat moet veel en veel beter kunnen. Maar dat zou een fundamentele, maar in wezen bijzonder slimme, omslag veronderstellen: maak grondstoffen duurder en arbeid goedkoper. Een circulaire tax shift zou onze ecologische voetafdruk echt kunnen verkleinen en tegelijk duurzame perspectieven op werk genereren voor die mensen die in een toekomst van digitalisering en robotisering hun job zouden kunnen verliezen.

De ervaring van Rotor illustreert een systeemfout van ons gangbaar economisch model. We zitten nu nog veel te sterk in een lineair model, en we zouden over moeten stappen naar een circulair model. Toegepast op het niveau van een stad zie je dat allerlei grondstoffen worden aangebracht (via diverse vormen van zwaar vervoer). Daarna worden er gebouwen mee neergezet die als doel hebben niet al te lang te blijven staan. (Denk bv. aan de toch nog relatief nieuwe gebouwen van het Europees Parlement…) Die gebouwen zijn ook niet bedacht om opnieuw te worden gebruikt. Na een tijdje wil men iets anders, en wordt het gebouw gestript of gesloopt. Wat net daarvoor een gebouw was, verlaat als afvalstroom weer de stad. Men noemt het wel recyclage, maar in de feiten is het ‘downcycling’. Het is erg in tegenwoordig om te spreken over ketens van waarde. Welnu, in het lineaire model gaat er erg veel waarde verloren. Het alternatief is een circulaire stad, waarin alle kringlopen worden gesloten en waarde bewaard blijft.

De stad als koffer voor legoblokjes

Hoe moeten we ons het alternatief voorstellen? Een beeld dat ik zelf goed kan vatten is dat van Lego Basic. Laten we onze huizen ontwerpen en bouwen alsof ze gemaakt zijn uit Lego Basic, en niet uit Lego Technic. Ik weet dat ik het hier bewust wat ongenuanceerd voorstel (voor alle fans van Lego Technic boos worden…), maar het gaat om het principe. Stel dat we een gebouw zo ontwerpen dat je elk onderdeel helemaal opnieuw kunt gebruiken. Stel dat we het zo maken dat je het gebouw gemakkelijk kunt aanpassen aan nieuwe functies (bv. een andere gezinsvorm of een ander bedrijf). Stel dat je de stad beschouwt als de mooie houten koffer waarin je alle legoblokjes kunt bewaren, en waarmee je eindeloos nieuwe dingen kunt bedenken, en dat dus de bouwonderdelen of -modules gewoon in de stad blijven. Stel dat al die principes ook gelden voor al het kantoormeubilair en alle apparaten die we in huis of kantoor gebruiken, waarbij we die dingen niet meer kopen maar enkel gebruiken tegen een vergoeding. Stel dat we alle instrumenten op het vlak van fiscaliteit en design op die principes afstemmen. Het zou een revolutie zijn, die niet zou leiden tot minder welvaart, maar wel tot een fundamenteel andere welvaart. En dat dit niet zomaar luchtfietserij is, bewijzen de eerste voorbeelden uit het buitenland, zoals het circulaire kantoorgebouw van Alliander in Nederland of het onderzoek dat Amsterdam liet uitvoeren om het potentieel van een circulaire economie op stadsniveau te onderzoeken. Er is nog een lange weg te gaan, maar het kan.

Uit het voorbeeld van de gebouwen kunnen we iets leren over hoe de stad van de toekomst eruit kan, en zou moeten zien. Nu zijn steden nog te veel knooppunten van een lineaire verspillende, degeneratieve, economie. Er is een stroom in, bestaande uit biomassa, energie, mineralen, water, voedsel, geproduceerde goederen. En er is een stroom uit, bestaande uit afvalwarmte, afvalemissies, afvalstoffen en -goederen. Er is ondertussen al heel veel denkwerk verricht om het circulaire alternatief meer tastbaar te maken. Onder andere het Europees Milieuagentschap heeft bijzonder interessant studiewerk verricht. Die circulaire stad zal een compacte stad zijn, waarbij men alle vormen van verlies probeert te vermijden of voorkomen, en alle vormen van hergebruik, ‘oogsten’ en lokaal produceren probeert aan te moedigen. Alles komt in een coherente strategie: (1) compacte, herbruikbare en aanpasbare gebouwen, die energiezuinig zijn en ook knooppunten worden van energie- en voedselproductie en tegelijk verdere opwarming kunnen tegengaan, (2) maximale uitbouw van groen- en watervoorzieningen, die mogelijkheden bieden voor voedselproductie, die klimaatrobuust zijn en dus zoveel mogelijk water in de stad kunnen houden en zorgen voor afkoeling, (3) een mobiliteitssysteem dat zo weinig mogelijk hulpbronnen gebruikt en dus kiest voor te voet gaan, fietsverkeer en openbaar vervoer, (4) tegengaan van inname van open ruimte en integendeel werken aan ontharding, (5) kiezen voor een economie van delen en gebruiken in plaats van verbruiken, (6) kiezen voor medebeheer door burgers in structuren voor bv. energieproductie die de waarde binnen de stedelijke gemeenschap houden en niet naar een ver buitenland laten vloeien. Als je je dit alles probeert voor te stellen zie je meteen dat dit veel meer duurzame kansen op werkgelegenheid biedt, onder andere voor die mensen die nu nog meer uit de boot dreigen te vallen.

Als we kiezen voor zo’n circulaire stad, kiezen we voor een economie die ‘regeneratief’ is in plaats van degeneratief. Het zal een serieuze omslag vragen. We zullen het vermalen van kostbare grondstoffen niet langer meer kunnen beschouwen als een ‘nuttige’ toepassing. We zullen eindelijk onze economische instrumenten (voor het meten en het sturen) moeten omschakelen van lineair naar circulair. We hebben dringend nood aan sterke ideeën die ons uit de huidige economische, ecologische en sociale impasse kunnen halen. Circulaire regeneratieve steden kunnen ons de weg wijzen. Kiezen voor een regeneratieve economie, laat dat nu net een van de “Seven Ways to Think Like a 21st-Century Economist” zijn die Kate Raworth in haar boek Doughnut Economics voorstelt. Kate Raworth komt op 8 oktober tijdens Ecopolis haar ideeën voorstellen. Die ideeën kunnen belangrijke elementen toevoegen aan het goede werk dat al gebeurt in het kader van Vlaanderen Circulair. Laten we die kans niet missen…

Partner Content