Vrije Tribune

De slachthuissite leert ons dat rol van politiek ligt in het faciliteren van vastgoedontwikkelingen

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

In Antwerpen zijn er met het nieuwe stadsbestuur enkele buffers verdwenen die de architectuur en het bouwmeesterschap moesten depolitiseren, schrijft Gideon Boie, docent en onderzoeker aan de Faculteit Architectuur KU Leuven. ‘De schijn van belangenvermenging verdwijnt echter niet met het aanstellen van een toparchitect,’ stelt Boie.

De ontwikkeling van de Slachthuissite ligt onder zwaar vuur. Vlaams Bouwmeesters Leo Van Broeck en bOb Van Reeth verdedigen de architecturale kwaliteit van de Slachthuissite. De interventies zijn bedoeld om de Slachthuiskwestie te ontmijnen, maar hebben precies het omgekeerde resultaat: het toont architecturale kwaliteit als een handig politiek instrument.

Goede relaties

De slachthuissite leert ons dat rol van politiek ligt in het faciliteren van vastgoedontwikkelingen

Gideon Boie, docent en onderzoeker aan de Faculteit Architectuur van de KU Leuven

Vlaams Bouwmeester Leo Van Broeck verwierp in Terzake (Canvas 29/11) alle kritische vragen over de Slachthuissite. Opvallend was de vergoelijking van de bootfeestjes tijdens de vastgoedbeurs MIPIM in Cannes, aangezien ‘alle politici, alle ontwikkelaars, alle architecten en alle Bouwmeesters’ wel ergens een glas samen drinken – er aan toevoegend dat hijzelf ook frequenteert op die bootfeestjes.

De uitspraak valt zwaar, omdat de functie van Vlaams Bouwmeester – opgericht in 1998 door voormalig minister Wivina Demeester – er juist in gelegen is om bouwopdrachten van de Vlaamse Overheid te depolitiseren.

Bob Van Reeth (DS 09/12) herinnert ons eraan hoe een instrument van de ‘Open Oproep’ de bedoeling had om af te rekenen met schimmige affaires tussen politiek en bouwmarkt. Dat zou gebeuren doorheen de realisatie van ‘voorbeeldprojecten’. De opzet lag erin om een professionele ‘architectuurcultuur’ op te bouwen binnen de administraties van de Vlaamse overheid. Architectuur is een cultuurgoed die de banale bouwpraktijk overstijgt, was de akte van geloof. De sleutels hiertoe waren het formuleren van een doordachte projectdefinitie én het aan boord hijsen van een architect met naam.

Fetisj architectuur

De stemmingmakerij rond de Slachthuissite dreigt nu een dergelijk ‘voorbeeldig project’ te koeioneren, stelde Leo Van Broeck. Elke hoogbouw stoot nu eenmaal op weerstand in ons verkavelde en vernevelde laagbouwland. De suggestie is dat verdachtmakingen geen afbreuk doen aan de architecturale kwaliteit van het project op de Slachthuissite. bOb Van Reeth neemt dezelfde positie in zijn afwijzing van alle kritiek – ‘een bouwmeester moet inlichten, dat proberen te richten, in overeenstemming met de machthebbers.’ Zijn verdediging van de Slachthuissite als voorbeeldig project blijkt gestoeld op een blind te vertrouwen: ‘Architecten als Frits Palmboom en Paul Vermeulen laten zich niet zomaar voor iemands kar spannen.’ De overtuiging werd kracht bijgezet met het inmiddels beruchte ‘Stop toch met zeveren!’ (GVA 11/12)

De cynische logica van de Vlaams Bouwmeesters is: de bouwputten mogen stinken naar achterkamerpolitiek, in Antwerpen spreken we de taal van architecturale kwaliteit.

Het brengt ons terug op de aloude logica dat een project geslaagd is als er een goede architect aan boord is. Dat is precies wat speelt in de ontwikkeling van de Slachthuissite. Het stedenbouwkundig bureau Palmbout en architecten Henk De Smet Paul Vermeulen zijn zonder twijfel van het beste dat Nederland en Vlaanderen te bieden heeft. Ook in het ontwerp van de torens op het Kattendijkdok koos LandInvest voor architecten met internationale faam – Tony Fretton, David Chipperfield en Diener & Diener. De schijn van belangenvermenging verdwijnt echter niet met het aanstellen van een toparchitect. De vraag is niet of er ondanks de schijn van belangenvermenging toch nog goede architectuur tot stand komt. De vraag is wat te doen als ook in de ‘voorbeeldarchitectuur’ het privaat belang blijkt te primeren op het publiek goed.

Quid AgVespa?

Het gevaar is dat architecturale kwaliteit gaat functioneren als fetisj voor de strijd om politieke controle over vastgoedontwikkeling in Antwerpen. In de heisa rond de Slachthuissite stelde Bart De Wever dat vroeger ‘alles via AgVespa ging’ en dat het huidige stadsbestuur er voor koos om verantwoordelijkheden direct aan de bouwmarkt te laten.

AgVespa staat voor het Autonoom Gemeentebedrijf voor Vastgoed en Stadsprojecten in Antwerpen en is nog zo’n vehikel opgericht om vastgoedoperaties te professionaliseren. Wellicht wringt hier het schoentje. Buffers tussen politiek en bouwmarkt zijn niet langer gewenst. Het zusterbedrijf AgStan (voor stadsplanning) werd reeds ontmanteld kort na het aantreden van het stadsbestuur. Ook een personeelswissel op de stoel van Stadsbouwmeester zorgde met Christian Rapp voor een meer gewillige beul.

Als de heisa rond de Slachthuissite iets leert, is het wel dat de rol van politiek ligt in het faciliteren van vastgoedontwikkelingen. Nu legt het ook de paradox in de werking van de Vlaams Bouwmeester bloot. De cynische logica van de Vlaams Bouwmeesters is: de bouwputten mogen stinken naar achterkamerpolitiek, in Antwerpen spreken we de taal van architecturale kwaliteit.

Maar een discussie rond architecturale kwaliteit kan je niet zomaar los trekken van politieke en economische zeden. De locatiegeschiktheid van torengebouwen in het Slachthuisontwerp (dixit bOb) en de noodzaak tot stedelijke verdichting in het Vlaamse verkavelingsland (dixit Leo Van Broeck) verandert geen jota aan de noodzaak om de regelgeving rond bouwprojecten te depolitiseren en professionaliseren.

Gideon Boie is docent en onderzoeker Faculteit Architectuur KU Leuven

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content