De politieke moordzomer: Jacob van Artevelde, verdediger van de Vlaamse belangen

Jacob van Artevelde © Wikipedia
Marc Gevaert
Marc Gevaert journalist

Het leeuwendeel van de slachtoffers van politiek getinte moorden zijn keizers en koningen, presidenten en regeringsleiders. Maar er zijn ook mensen die in een andere functie geprobeerd hebben om de maatschappij te sturen. Het is niet toevallig dat tal van hen een gewelddadige dood zijn gestorven.

De politieke moord is een fenomeen van alle tijden – van gisteren en vandaag, en helaas ook van morgen. Want macht doet iets met een mens: als gewone politieke middelen niet meer volstaan, wordt de strijd om de macht dan ook beslist met de loop van een geweer, of het lemmet van een mes. Deze zomer blikken we terug op de meest markante politieke moorden en aanslagen uit de geschiedenis.

Van het midden van de 14de tot het einde van de vijftiende eeuw waren Frankrijk en Engeland verwikkeld in een conflict dat bekend is geraakt als de Honderdjarige Oorlog. Het eerste deel van de strijd verliep in het voordeel van de Engelsen. De hogere burgerij in Frankrijk en in het onder Frankrijk ressorterende graafschap Vlaanderen probeerde van de Franse nederlagen gebruik te maken om een deel van de macht te veroveren. Twee figuren speelde daarbij een belangrijke rol: de Gentenaar Jacob van Artevelde en de Parijzenaar Etienne Marcel.

In de aanloop tot de Honderdjarige Oorlog had de toenmalige graaf van Vlaanderen, Lodewijk II van Nevers, partij gekozen voor de Fransen. Deze keuze was nefast voor de Vlamingen die nauwe handelsrelaties onderhielden met de Engelsen. Om de Vlaamse belangen te verdedigen werd in 1338 in Gent een bestuurscollege in het leven geroepen met Jacob van Artevelde als opperhoofdman. Het college wist graaf Lodewijk tijdelijk buiten spel te zetten, sloot een alliantie met Engeland en erkende de Engelse koning Edward III als koning van Frankrijk.

Artevelde slaagde er echter niet in om de Vlaamse ambachten aan hetzelfde zeel te laten trekken. De interne twisten brachten zijn eigen situatie in gevaar. In Gent verweet men de hoofdman dat hij tijdens zijn bewind grote schatten had verzameld en dat hij op zijn minst een deel van het geld in Engeland in veiligheid had gebracht.

Artevelde die geen uitweg meer zag, probeerde langs een achterdeur een kerk in de buurt te bereiken, maar zijn tegenstanders waren niet van plan om hun prooi te laten ontsnappen

Toen Artevelde, na een lange afwezigheid, in de zomer van 1345 naar Gent terugkeerde om zijn zaak te bepleiten, stonden de straten naar zijn woning vol met mensen die hem duidelijk niet goedgezind waren. De meesten keerden hem ostentatief de rug toe. Enkele wevers die hem wilden beschermen, werden met geweld teruggedreven. Zodra de hoofdman zijn woning had bereikt, beloofde hij vanuit een raam op de bovenverdieping dat hij de Gentenaars zo snel mogelijk inzage zou geven in de financiën van het graafschap. Het toegestroomde volk nam daar geen vrede mee en wilde onmiddellijk ‘de Schat van Vlaanderen’ zien. Artevelde die geen uitweg meer zag, probeerde langs een achterdeur een kerk in de buurt te bereiken, maar zijn tegenstanders waren niet van plan om hun prooi te laten ontsnappen. Volgens de Franse historicus Jean Froissart werd Artevelde doodgestoken door een zekere Thomas Denijs, een familielid van de hoofdman van de Gentse wevers.

De Franse auteur Maurice Druon heeft aan het laatste deel van zijn historische romanreeks Les Rois maudits (De vervloekte koningen) de titel Quand un Roi perd la France (Wanneer een koning Frankrijk ten onder laat gaan) meegegeven. De koning waarvan sprake is Jan II die vreemd genoeg de bijnaam ‘de Goede’ heeft meegekregen. Jan was naar verluidt een intelligente en edelmoedige vorst, maar als beleidsman en legerbevelhebber ondermaats. Toen hij aan de macht kwam, kreeg hij twee geslepen tegenstanders tegenover zich, de koning van Engeland en die van Navarra. Bovendien wist de koning niet om te gaan met de rijke burgerij die meer inspraak wilde in het politieke en maatschappelijke leven. Zo maakte hij een vijand van de Parijse koopman Etienne Marcel, die de koning de schuld gaf voor de manier waarop de erfenis van zijn schoonvader was afgehandeld.

Etienne Marcel was niet de eerste de beste. Hij wilde dat Parijs een ruime mate van onafhankelijkheid kreeg naar het voorbeeld van Vlaanderen.

Etienne Marcel was niet de eerste de beste. Hij wilde dat Parijs een ruime mate van onafhankelijkheid kreeg naar het voorbeeld van Vlaanderen. In 1355 slaagde hij erin om zich te laten verkiezen tot prévôt des marchands, tot deken van de gilde van kooplieden. Toen de koning dat jaar de Staten-Generaal bijeenriep, toonden Marcel en zijn aanhangers zich bereid het geld te verzamelen dat nodig was om de op handen zijnde oorlog tegen Engeland te financieren. Ze eisten wel controle over de manier waarop de binnenkomende gelden besteed werden.

Jan de Goede kreeg het geld bijeen, maar zijn leger werd op 19 september 1356 door de Engelsen in de buurt van Poitiers verpletterd en de koning zelf meegevoerd naar Engeland. Frankrijk was enige tijd zo goed als stuurloos en Marcel en zijn aanhangers maakten van de gelegenheid gebruik om in 1357 een reeks maatregelen te laten goedkeuren die in het voordeel waren van de burgerij in de grote steden. De voortdurende oorlog tegen de Engelsen en een opflakkering van de pest hadden Frankrijk tegen die tijd op de rand van de afgrond gebracht.

Marcel was zo onvoorzichtig om contact te zoeken met de radicale leiders van een boerenopstand, de Jacquerie, en met de sluwe Karel de Slechte, een achterkleinzoon van koning Filips de Schone, die via zijn moeder het koninkrijk Navarra had geërfd. Hij tekende zijn ondergang toen hij in de nacht van 31 juli op 1 augustus 1358 probeerde de sleutels van een van de Parijse stadspoorten in handen te krijgen. De Parijzenaars die partij hadden gekozen voor kroonprins Karel, de erfgenaam van Jan de Goede, waren ervan overtuigd dat Marcel van plan was om Parijs over te leveren aan Karel de Slechte, de erfvijand van de kroonprins. Het was een collega-stadsbestuurder, Jean Maillart, die de mannen in zijn gezelschap opriep om Marcel en de zijnen uit te schakelen. En zo gebeurde: Marcel en 54 medestanders werden omgebracht. Het zou Maillart zelf zijn geweest die Marcel met een bijl de schedel insloeg.

Dit artikel verscheen eerder in Knack Historia: 150 politieke moorden en aanslagen. Hier te koop

Partner Content