Jeroen Puttevils

De Nationale Loterij werd 80, een verjaardag van het minste kwaad?

Jeroen Puttevils postdoctoraal onderzoeker van het FWO-Vlaanderen

Op zaterdag 18 oktober 2014 werd de tachtigste verjaardag van de eerste trekking van de Nationale Loterij gevierd. Deze stak toen van wal met de Koloniale om met de belofte van grote geldprijzen geld te verzamelen voor Congo. Verjaardagen zijn soms leuk, soms bewegen ze ons tot reflectie zoals in dit geval een misschien eerder pijnlijke – en in België nog onverwerkte – herinnering aan het koloniale verleden.

Wat kan een mens tegen de loterij hebben? Het is leuk en spannend. Iedereen doet het en al bij al raakt het je niet al te hard in je portemonnee. En als je dan uiteindelijk helemaal niets wint, dan weet je dat je centjes naar een goed doel gaan of dat nu de nationale voetbalploeg, een kunsttentoonstelling of onderzoek naar problematisch gokgedrag is. Precies die solidariteit gaat al eeuwenlang mee: al in de vijftiende en zestiende eeuw haalden kerken, weeshuizen en stedelijke overheden geld op via loterijen voor goede doelen. In 1851 werden caritatieve loterijen opnieuw toegelaten na het algemene verbod van 1830, zeker wanneer deze de katholieke kas spijsden.

Hier kan je toch niet echt tegen zijn? Dat verkondigt ook huidig CEO van de Nationale Loterij Jannie Haek in een recent interview met Humo. Onderzoek toont echter aan dat vele loterijspelers last hebben van een zogenaamde cognitieve bias: ze schatten de extreem kleine winstkansen te optimistisch in. Of zoals het in het Engels heet: de loterij is een “tax on fools”, een belasting op idioten. Onderzoek voor de V.S. en Duitsland laat glashelder zien hoe vooral armere groepen gebeten zijn door de loterij: zij nemen frequenter deel en voor sommen die een relatief grotere hap uit hun budget betekenen. Een sociaal regressieve tax on fools dus. Gemiddeld genomen vallen de loterijuitgaven in ons land nogal mee. Maar gemiddelden verbergen steeds de extremen. Moeten we wel de fondsen voor de goede doelen van de Loterij wel halen bij de armeren en bij mensen met een gokprobleem?

De staat heeft een nogal ongemakkelijke positie in deze sector. Al in de vijftiende eeuw creëerde de hertog van Bourgondië, de rechtsvoorganger van onze moderne staat, een handige cashflow via de regulering van de goksector. Daarmee zet de overheid natuurlijk het hek open voor potentieel excessief gedrag en ook dat is helaas van alle tijden.

Zijn er dan alternatieven? Liberaliseren en aan de markt overlaten? Er is vandaag een sterke groei van online gokken, zowel illegaal als met een Belgische overheidslicentie, en je ziet ook steeds meer gokkantoortjes in het straatbeeld. De opbrengsten hiervan worden niet aan goede doelen uitgekeerd en zwakkere veelspelers vormen hun ideale cliënteel. De Kansspelcommissie reguleert en controleert weliswaar de sector maar recent kwam aan het licht dat de commissie zwaar onderbestaft is.

Een andere maar bij voorbaat weinig haalbare optie is het verbieden en criminaliseren van gokken. Er zal zich dan even goed een markt vormen, maar dan wel een illegale zonder toezicht, waar weinig transparante spelen zullen opgezet worden en waar men al helemaal geen oog zal hebben voor gokkers met een probleem. Dat was ook al zo in de zestiende eeuw: een verbod op loterijen met het zicht op de organisatie van de eerste grote staatsloterij duwde de loterijen ondergronds met fraude en geweld tot gevolg.

Al bij al is dan misschien die Nationale Loterij en de huidige organisatie van de markt misschien deze van het minste kwaad. Er is echter steeds ruimte voor verbetering. Ten eerste moet de regulator aanzienlijk versterkt worden. Een strengere en efficiënte identiteitscontrole is nodig. Morrelen aan het format van de loterij is een derde manier om de potentiële negatieve gevolgen van loterijdeelname te remediëren. Waarom zou de koper van een loterijproduct zijn inzet meestal moeten verliezen? Misschien kan het verleden inspiratie voor ‘nieuwe’ formats brengen.

Uit de eerste loterijen van de vijftiende en de zestiende eeuw ontpopten de zeventiende- en achttiende-eeuwse loterijleningen. Het gelukelement kon daarbij een hogere of een lagere interestvoet zijn, een geldprijs voor enkele gelukkige investeerders of een looptijd die door het lot bepaald werd. Onder meer de Belgische staat maakte gebruik van loterijleningen: in 1921 gaf de Belgische staat een groot aantal loterijobligaties uit voor het herstel van het land.

Een andere vorm is de loterijrekening die momenteel opgang maakt in de Verenigde Staten. Houders van zo’n rekening storten bedragen op hun spaarrekening; hoe groter de stortingen, hoe meer tickets ze krijgen voor de maandelijkse trekking van extra geldprijzen. Recent economisch onderzoek heeft bewezen dat dit format vooral armere rekeninghouders aanzet tot sparen.

Kortom, hopelijk wordt deze verjaardag van de Nationale Loterij benut om verder te blijven nadenken over de kosten en de baten van deze organisatie.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content