Ludo Bekkers

De gruwelen van de oorlog als inspiratiebron voor kunst

Ludo Bekkers Kunst- en fotografierecensent

Facing the Future: Art in Europe 1945-68 in de Brusselse BOZAR toont hoe WO II een cruciale impact heeft gehad op de ontwikkeling van de kunst in Europa.

Na de eerste wereldoorlog was de westerse wereld grondig dooreengeschud en was de 19e eeuw, zowel maatschappelijk als artistiek definitief voorbij. Zo dacht men tenminste, maar de restanten van die relatief onbekommerde tijd bleven nog geruime tijd voortsudderen, zowel maatschappelijk als artistiek. Al waren er toch, hier en daar, vage tekenen te bespeuren die later zouden uitwijzen dat een nieuwe wereld niet zou worden wat men er van had gehoopt. Dat kan men lezen in het onvolprezen boek van de Joods-Oostenrijkse auteur Stefan Zweig “Die Welt von Gestern”.

Dat de gevolgen van die eerste wereldoorlog gebaard werden door politieke en militaire beslissingen en haast onvermijdelijk zouden leiden tot nieuwe geopolitieke problemen kon uiteraard niemand voorzien maar het is duidelijk dat een aantal lucide kunstenaars, meer instinctief dan doordacht, aanvoelden dat het wereldbeeld zich zou wijzigen. Men kan veronderstellen dat de gruwelen van de oorlog en de fantomen van andere calamiteiten in hun geesten voeding gaven aan een artistieke inspiratie die tot werken zou leiden die totaal braken met de 19e eeuwse codes.

Dat het mentaal en artistiek gistte in de periode tussen de twee wereldoorlogen leverde nieuwe kunstvormen op, interpretaties van de werkelijkheid die totaal braken met wat tot dan toe aanvaard werd. En die cultuurschok zou zich verder zetten en evolueren na het einde van de vijandelijkheden. Misschien minder heftig dan in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw maar zeker even vernieuwend ontwikkelde de beeldende kunst zich na 1945 tot 1968.

Dat laatste jaar ontstonden er gebeurtenissen die weer een andere tijd zouden inluiden. We denken aan de invasie van de troepen van het Warschaupact in Praag, de Meirevolte van studenten, arbeiders en intellectuelen tegen de Vijfde Republiek van president Charles de Gaulle en de Amerikaanse oorlog in Vietnam, de terreurgroepen in Duitsland en Italië. Deze fenomenen openden een geopolitiek hoofdstuk in de naoorlogse geschiedenis dat op zijn beurt weer andere artistieke gevolgen met zich zou meebrengen.

De schizofrenie van een onbekende toekomst

Een expositie in BOZAR, “Facing the Future” wil daarvan getuigen en is onderverdeeld in vijf hoofdstukken of episodes : het einde van de oorlog, rouw en herinnering, de Koude Oorlog, Nieuwe realismen, Nieuwe idealismen, en het einde van Utopia. Van bij de aanvang wordt de toeschouwer geconfronteerd met het dramatische beeld van Ossip Zadkine, “Destroyed City” dat in Rotterdam staat opgesteld en het aangrijpende schilderij van Georges Rouault “De Gehangene”. Door zijn kleine formaat en de onderaan geschilderde titel krijgt het werkje het karakter van een votiefschilderij. Bij rouw en herinnering vinden we een werk van de Nederlander Armando “Zwart Prikkeldraad”, een lugubere maar intense herinnering aan het interneringskamp in Amersfoort waar de kunstenaar zijn jeugd doorbracht. Even luguber en ook post factum is het werk van Gerhard Richter “Oom Rudi” waarbij, in zijn bekende onscherpe manier van schilderen, een foto van een Duitse militair uit het familiealbum tot inspiratie diende, een verdrongen stuk familiegeschiedenis. De Britse beeldhouwer Reg Butler is vertegenwoordigd in de afdeling “Koude Oorlog” met de maquette van het monument voor de onbekende politieke gevangene van 1951/52. Uit dezelfde episode wordt het realisme geconfronteerd met het socialistisch realisme, Sovjetkunst versus West-Europese. In de laatste categorie valt het werk van de Duitser Werner Tübke op “Witte Terreur in Hongarije” waar op realistische manier de rellen die met die terreur gepaard gingen verbeeld worden. Een bekend schilderij van Fernand Léger “Constructeurs” staat haaks op dat van de Rus Alexander Deineka die hetzelfde onderwerp gebruikt maar in een geest van optimisme en vooruitgang.

Glazen en asbakken

Dan verplaatst de tentoonstelling zich naar de jaren 50 en 60 waar in Europa een realistische kunst ontstond waarbij de kunstenaars zich niet meer gebonden voelden aan de zuivere schilderkunst maar met elementen uit het dagelijks leven werken maakten die er, willens nillens, toch op een of andere manier naar refereerden. Daniel Spoerri kleefde borden, glazen, asbakken en wat er nog meer na een eetmaal op tafel achter bleef na de maaltijd, op het tafelkleed vast en hing het als een stilleven aan de muur. Eduardo Paolozzi, Mimmo Rotella, Jacques Vuilleglé en andere “Nouveaux Réalistes” scheurden affiches van de muren waarbij ze zochten naar elementen die ook een plastische waarde hadden. Arman comprimeerde allerlei objecten samen en vatte ze in een plexi doos.

Zo is deze expositie in feite een meer dan boeiend overzicht geworden van de evolutie van de beeldende kunst in de woelige jaren na 1945. Het was niet anders dan in de periode na de eerste wereldoorlog waar vrijwel alle kunstvormen de schizofrenie van een onbekende toekomst, gekoppeld aan de trauma’s van een gruwelijke oorlogsherinnering, tot een vernieuwend inzicht brachten, inhoudelijk zowel als vormelijk.

Tentoonstelling “Facing the Future, Art in Europe 1945-1968” Brussel BOZAR nog tot 25 september.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content