Ludo Bekkers

De gok van het fotomuseum in Antwerpen

Ludo Bekkers Kunst- en fotografierecensent

Het Fotomuseum in Antwerpen (FoMu) praat zijn bezoekers de jongste tijd niet naar de mond. De tentoonstellingen vergen een inspanning omdat ze nogal eens afwijken van de doorsnee fotografie. Het is een gok.

Sedert enkele tijd is er een nieuwe generatie curatoren aangetreden die een visie hebben op de fotografie die niet alleen afwijkt van de vroegere maar die ook het beeld bewust plaatsen in een bredere context en niet louter vertrekkend vanuit de esthetiek.

Een voorbeeld is de uitgebreide voorstelling van het project “Everything was beautiful and nothing hurt” van het duo Adam Broomberg (ZA, 1970) en Oliver Chanarin (GB, 1973). Net zoals de vorige presentatie van Robert Hornstra en Arnold van Bruggen met hun Sotchi Project gaat het veeleer om een conceptueel gegeven waarbij de fotografie in feite ondergeschikt wordt aan een idee waarin macht, racisme en conflict centraal staan. Om deze tentoonstelling goed te begrijpen, en daar is wat moeite voor nodig, moeten we terug gaan naar de Duitse auteur en revolteprediker Bertold Brecht die de dag na de brand van de Berlijnse Reichstag (1933) zijn vaderland verliet en uitweek naar de Verenigde Staten. Daar verzamelde hij persfoto’s uit kranten en tijdschriften over de tweede wereldoorlog. Hij combineerde die beelden met epigrammen van steeds vier regels waarin hij reflecteerde over de maatschappelijke oorzaken en gevolgen van de oorlog. Net voor zijn overlijden werd dit “oorlogsdagboek” gepubliceerd met als titel “Kriegsfibel” (oorlogleesboek). De beide hedendaagse kunstenaars namen dit boek als vertrekpunt om ook met archiefmateriaal te bewijzen dat het publiek zowel door foto’s als teksten over oorlogen, destijds en ook nu, misleid worden. Vooral fotografie, poneren ze, is tot een vruchtbaar wapen verworden tegen de waarheid. Ze staat in werkelijkheid alleen maar in dienst van de verduistering van feiten. Het fototoestel kan net zo hard liegen als de schrijfmachine. Dixit Brecht en dat adagium hebben beide kunstenaars overgenomen.

Het fototoestel kan net zo hard liegen als de schrijfmachine.

Ludo Bekkers

Ze doen dat met het opnieuw ter hand nemen van Brechts’ boek en vullen dit in met foto’s die verwijzen naar hedendaagse dramatische gebeurtenissen en rampen. Hetzelfde procédé passen ze toe met de Bijbel. De pagina’s van het boek werden “verlucht” met fotoknipsels uit kranten die verwijzen naar al dan niet dramatische gebeurtenissen. Hun kritiek op oorlogsbeelden is een hedendaagse interpretatie van de vele catastrofen die in de Bijbel worden opgevoerd. Maar ze onderstrepen duidelijk dat hun werk niet over religie gaat maar over fotografie. De Bijbel wordt voor hen een bruikbaar platform om hun verhouding tot het beeld te herdenken. Wanneer we die premisse kennen wordt het ogenschijnlijk hermetische van deze tentoonstelling al heel wat duidelijker. Maar het blijft een ernstige inspanning vragen om langs de vitrinekasten met veel geduld hun boodschapte ontcijferen.

De werken van de Japanse Rinko Kawauchi (Shiga, 1972) zijn van een totaal andere orde. Het zijn foto’s, soms in heel zachte en soms in felle kleuren op groot formaat die een reflectie zijn op de gewone, efemere dingen in het leven. Alledaagse voorwerpen, ook bloemen vormen hier de hoofdmoot van haar thema’s. Als westerlingen kijken we er naar maar missen duidelijk de filosofische connotatie die Japanners uit hun cultuur hebben meegekregen. Het meest boeiend zijn de prachtige beelden van heuvellandschappen waarvan de grond traditioneel jaarlijks wordt afgebrand om de vruchtbaarheid er van te bevorderen. Het visueel spel van de brandende velden en, naastliggend, de nog maagdelijke terreinen is niet alleen indrukwekkend maar ook een esthetische ervaring.

Tenslotte is er nog een keuze van de foto’s die de Nederlander Ed van der Elsken (1925-1990) maakte voor zijn nu befaamde boek “Een liefdesgeschiedenis in Saint-Germain des Prés”. Het werd een icoon voor de periode waarin zovele buitenlanders, ook Nederlanders, naar de Franse hoofdstad trokken om er het naoorlogse klimaat van het existentialisme op te snuiven en te beleven. Zwerven, drinken, snuiven en beminnen waren de lemma’s die in hun virtuele dagboeken werden genoteerd. Van der Elsken deed het met zijn camera en een fictieve roodharige geliefde. Of de huidige generatie er nog kan van smullen, zoals wij toen stiekem deden, is zeer de vraag.

Het FoMu, hoopt met simultaan meerdere en sterk variërende tentoonstellingen een ruim publiek aan te trekken en zich een plaats te veroveren tussen de vooral Nederlandse fotomusea die vaak innoverende programma’s aanbieden.

Tentoonstellingen in FoMu, tot 8 juni.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content