Alexander Casier

De federale kieskring is vooral een zelfbedieningsmaatregel

Alexander Casier Politiek Secretaris LVSV Nationaal

Dat de traditionele politieke families (o.m. bij monde van Patrick Dewael) grote voorstanders zijn van een federale kieskring (enkel CD&V twijfelt nog), kan moeilijk verbazing opwekken. Iedereen beseft dat sp.a en PS (of Open Vld en MR, of CD&V en cdH, of Groen en Ecolo) niet als afzonderlijke partijen zullen opkomen in een federale kieskring, maar opnieuw als ideologische zusterpartijen. Nog méér dan nu het geval is, zal er opnieuw over politieke families kunnen worden gesproken in het federale parlement. En dan is het natuurlijk logisch dat de socialistische familie de premier afvaardigt, als grootste politieke familie. De overweging dat de socialisten in de grootste taalgroep niet eens 15% van de stemmen behalen, in combinatie met de vaststelling dat er voor een zetel in de Franse taalgroep heel wat minder stemmen nodig zijn dan voor een zetel in de Nederlandse taalgroep, zet dit argument behoorlijk op de helling

Indirect benadeelt een federale kieskring natuurlijk de partijen die geen ideologische zusterpartij hebben aan de overkant van de taalgrens. Dat een Franstalige geen baat heeft bij een stem voor een partij die niet zijn/haar taalkundige belangen verdedigt, zoals N-VA, is nogal evident. Om dezelfde reden zal een Nederlandstalige ook niet snel op minipartijen als Wallonie D’Abord of het Rassemblement Wallon stemmen.

Dat een federale kieskring nodig zou zijn om het land stabieler te kunnen besturen, toont vooral aan dat de Belgische federalisering niet echt als een geslaagde operatie kan worden beschouwd. Geen enkele federatie, met uitzondering van Irak, heeft immers een landswijde kiesomschrijving. Wat Patrick Dewael beweert, dat een federale kieskring een essentiële bouwsteen is van een federale staat, is dus aantoonbare onzin. Duitsland, de VSA of India worden helemaal niet significant instabiel bestuurd omdat er een federale kieskring ontbreekt. Ook het unitaire België van vóór 1970 heeft dat trouwens nooit gehad. Dat de unitaire staat op termijn onbestuurbaar werd (of op z’n minst dreigde te worden), zal ik niet tegenspreken, maar aan het ontbreken van een nationale kieskring zal het toch niet hebben gelegen.

Grotere kieskringen zorgen per definitie voor een verlaging van het democratische gehalte van een parlement. Als we na 2014 vijftien parlementairen gaan verkiezen in één kieskring (zoals Open Vld voorstelt), zal dat er onvermijdelijk toe leiden dat, naar schatting, tien van die vijftien verkozenen hun zetel te danken zullen hebben aan hun goede plaats op de lijst (wat enkel de particratie bestendigt) of aan de voorkeursstemmen van de lijsttrekker. Eigenlijk is dat nu al het geval, in provinciale kiesomschrijvingen. Hoe groter je kieskring, hoe erger dat democratische deficit wordt. Als je België, voor de verkiezing van de Kamer, zou verdelen in 150 kieskringen, dan zou het parlement worden bevolkt door 150 winnaars. Elke verkozene zou, in zijn district, immers de kiesstrijd hebben gewonnen.

Argumenten als ‘het is ondemocratisch dat we de premier niet kunnen verkiezen’ houden absoluut geen steek voor wie de scheiding der machten ernstig neemt. In dit land wordt de uitvoerende macht immers niet verkozen, maar enkel de wetgevende. Een niet onbelangrijk detail: bij de vorige federale verkiezingen kon de premier enkel worden verkozen door de inwoners van Henegouwen, waar Di Rupo lijsttrekker was voor de Kamer. De Luikenaars, Luxemburgers, Namenaren of Waals-Brabanders kunnen dus evengoed aanklagen dat ze niet voor de huidige premier konden stemmen. Wie zijn regeringsleider wil verkiezen, doet er wellicht beter aan om zich uit te spreken voor een rechtstreekse verkiezing van de uitvoerende macht, in plaats van te streven naar een omfloerste verkiezing van de premier (of andere regeringsleden) via de wetgevende verkiezingen.

Het laatste (en meest bedenkelijke) argument dat ik heb gehoord voor een federale kieskring , was dat alle partijen hun communautaire standpunten dan realistischer zouden moeten formuleren, aangezien ze met de belangen van beide taalgroepen rekening zouden moeten houden. In de lessen Inleiding tot de Politieke Wetenschappen werd mij ooit aangeleerd dat een kieswetgeving dient om verkiezingen op een zo neutraal mogelijke manier te organiseren. Blijkbaar moest daar nog bij: of om sommige partijen van standpunt te doen veranderen (of je standpunt op z’n minst niet te luid uit te spreken).

Dat er in de beide gemeenschappen van ons land partijen bestaan die enkel de belangen van hun taalgroep verdedigen, is het logische gevolg van de manier waarop België werd gefederaliseerd. Maar nu dat niet langer in het electorale kraam past van de partijen die van België (alleszins grondwettelijk) een federatie hebben gemaakt, moeten er maatregelen worden genomen. De federale kieskring is er zo één.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content