Johan Van Overtveldt (N-VA)

De eurocrisis is niet voorbij

Johan Van Overtveldt (N-VA) Europarlementslid, voormalig minister van Financiën en ex-hoofdredacteur Trends en Knack.

Bovendien blijft de erfzonde uit de wordingsgeschiedenis van de monetaire unie levensgroot aan de orde.

De Europese verkiezingen staan, zoals te verwachten viel, wat in de schaduw van de Vlaamse en federale verkiezingen. Het relatieve gebrek aan aandacht voor Europa is zeer ten onrechte want Europa oefent een grote invloed uit op ons dagelijks leven en op de perspectieven die we koesteren inzake toekomstige welvaart en welzijn.

Inzake die toekomstperspectieven blijft de crisis binnen de eurozone het allerbelangrijkste thema dat beleidsmakers ter hand dienen te nemen. In tegenstelling tot wat bijvoorbeeld Europees president Herman Van Rompuy beweert, ligt die eurocrisis helemaal nog niet achter ons. Het beleid van de Europese Centrale Bank (ECB) van president Mario Draghi zorgde ervoor dat het crisisweefsel een forse morfinedosis geïnjecteerd kreeg. In de loop van vorig jaar ging de eurocrisis van een acute fase over in een sluimerende fase. Net zoals in de medische wereld is ook in de financieel-economische wereld verdoving echter geen surrogaat voor genezing. Mario Draghi himself drukte zich de voorbije maanden in vergelijkbare bewoordingen uit.

Ik publiceerde nu bijna drie jaar geleden een boek met als titel Het Einde van de Euro. Ik sta vandaag onverkort achter de boodschap in dit boek. In de loop van 2011 zag ik voor de euro immers twee basisscenario’s. Ofwel bleven de beleidsmensen hun kop onder het zand steken en dan zou de euro gegarandeerd ontploffen. Begin 2012 kwamen we zeer dicht bij dat desastreus scenario. Ofwel gingen diezelfde beleidsverantwoordelijken eindelijk inzien dat het bittere ernst was met die eurocrisis en dat we het hele gebouw van de monetaire unie dienden te herwerken. De euro was van bij de aanvang op een foute manier in elkaar geknutseld. Werd deze tweede optie gelicht dan zou men de hele constructie zodanig moeten veranderen dat de euro die we dan zouden overhouden totaal niet meer te vergelijken viel met de “oude” euro. Dus welke van die twee scenario’s het ook werd, het was altijd het einde van de euro zoals we die op dat moment (medio 2011) kenden.

Voor mij was die conclusie het resultaat van méér dan twintig jaar aandacht voor en analyse van het fenomeen monetaire unie. Reeds van in de jaren 1990 waarschuwde ik, samen met nog een handvol andere economen en analisten, voor het feit dat de euro die men in 1999 van start ging laten gaan, gedoemd was om zwaar in de problemen te komen. We wisten met z’n allen dat het anders moest en toch gingen de toenmalige regeringsverantwoordelijken hun verantwoordelijkheid uit de weg. De zware eurocrisis was te vermijden. Het was een politieke keuze om dat niet te doen, met alle gevolgen vandien. Wat België betreft, dragen de regeringen Dehaene uit de jaren 1990 dragen hieromtrent een niet te ontkennen verantwoordelijkheid. Het valt licht te begrijpen dat diegenen die vandaag voor deze partij opkomen voor de Europese verkiezingen deze erfzonde liefst onbesproken laten. Dat lukt hen vandaag aardig maar het maakt die erfzonde niet minder reëel én ernstig.

Ook grote verantwoordelijkheid rust bij de regeringen Verhofstadt. De Europese voorman van Open VLD roept het vandaag van de daken dat hij weet hoe de Europese toekomst er moet uitzien. Het had zijn huidige geloofwaardigheid fel ten goede gekomen als hij als regeringsleider in de periode 1999-2007 meer aandacht had getoond voor de evidente euvels van de monetaire unie. Guy Verhofstadt wentelde zich net als de meeste andere politici gedurende de eerste jaren van de 21ste eeuw echter in een blinde euforie rond het eurogegeven. Bovendien, zo weten we sinds de bekentenis van toenmalig minister van Financiën Reynders, wist ook Guy Verhofstadt van het feit dat de cijfers waarmede Griekenland zich in de monetaire unie kon binnen wringen stevig vervalst waren. In een recent debat ontkende Verhofstadt dat hij op de hoogte was van de Griekse fraude wat dan meteen betekent dat hij niet wist wat zijn minister van Financiën aanving in een zo belangrijk dossier als de Griekse toetreding. Men twijfelt wat nu het ergste is: Verhofstadt wist van de Griekse vervalsingen of Verhofstadt had zijn regering niet onder controle.

Het verleden is het verleden en de toekomst is de toekomst. Kwamen er de voorbije periode niet een aantal maatregelen die de eurozone steviger maakten? Ja zeker maar in iedere geval onvoldoende om van het einde van de eurocrisis te gewagen. Zowel inzake budgettaire discipline als inzake de Europese bankenunie – twee noodzakelijke ingrediënten van een duurzame en efficiënte monetaire unie – is er nog veel werk aan de winkel. De rode draad doorheen het nog te schrijven verhaal is de noodzaak tot transfer van meer bevoegdheden in deze twee materies naar het Europese niveau toe. Europa roert zich vandaag vaak en hard rond budgettaire discussies met de lidstaten maar als puntje bij paaltje komt, beschikt Europa niet over de nodige middelen en instrumenten om haar wil op te leggen.

Inzake de bankenunie is één van de drie noodzakelijke steunpilaren van zulk een unie vandaag totaal niet aan de orde, nl. een uniforme depositogarantie doorheen heel de monetaire unie. Onder meer Duitsland wil daar niet van horen. Wat de twee andere basisingrediënten van een bankenunie betreft, blijven de werven onafgewerkt. Ten eerste is er de supervisie op de sector. De ECB neemt daar het voortouw in. Hoe gaat de ECB deze nieuwe functie laten sporen met haar opdracht om voor monetaire stabiliteit te zorgen? Hoe zal de relatie tussen ECB en nationale regulatoren verlopen? En tussen de ECB en de regeringen? Kan de ECB ook voldoende zicht houden op kleinere instellingen? Sedert de drama’s van en met onder meer de Spaanse cajas weten we dat systemisch gevaar in de financiële sector niet enkel van de zeer grote instellingen kan komen.

Ten tweede is er het zogenaamde resolutiemechanisme dat geacht wordt de nodige schikkingen te treffen om op een efficiënte manier de opkuis te doen als een systemische bankinstelling kapseist. Binnen 8 jaar beschikt het voorziene resolutiefonds over 55 miljard €, een peulschil in vergelijking met de omvang van de banksector in Europa. Onder specialisten terzake overheerst het gevoel dat de uitgetekende mechanismen en werkwijzes te log, te traag en te manipuleerbaar zijn. Nationale autoriteiten behouden op verschillende punten in de procedures duidelijk de mogelijkheid om tussen te komen zo zij de uitgestippelde route strijdig achten met het nationale belang. Het gevoel dat als het er echt op aankomt toch weer op de eerste plaats de nationale autoriteiten zullen moeten naar voren treden om banken te redden, weegt zwaar op zowel de slagkracht van de banken als de perspectieven inzake de publieke financiën.

Gegeven de noodzaak aan verdere bevoegdheidstransfers van de lidstaten naar het Europees niveau toe om de monetaire unie definitief te redden, is de verleiding groot om blind achter de kreet “Meer Europa” te gaan staan. Dat zou heel fout zijn. De bevoegdheden die inzake de budgettaire unie en de bankenunie naar Europa moeten, zijn duidelijk af te lijnen. Belangrijke bevoegdheden als, onder meer, onderwijs, cultuur, arbeidsmarkt, jeugd en sport horen integraal thuis op het niveau van de lidstaten. De Europese burgers en hun welvaart hebben behoefte aan een ander Europa dat sterker is dan nu waar het echt nodig is. Blind roepen om meer Europa zonder meer is even gevaarlijk voor onze toekomst als het afwijzingsfront dat tegen Europa ontstaat rond figuren als Le Pen, Wilders en de boegbeelden van Vlaams Belang.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content