Dagboek uit Idomeni: ‘Ben ik nu een mensensmokkelaar?’

© Carlo Herpoel
Carlo Herpoel
Carlo Herpoel Vrijwilliger in Idomeni

‘Ik ga waar machteloosheid toeslaat’, zegt Carlo Herpoel, een kunstenaar uit Kortrijk. En dat meent hij. Nadat hij eerder de handen uit de mouwen stak in rampgebieden als Haïti en de Filipijnen, ging hij de noden lenigen in het door modder overspoelde vluchtelingenkamp in het Noord-Franse Duinkerke. Van eind april tot vorig weekend vertoefde hij in het Griekse Idomeni, waar duizenden vluchtelingen gestrand waren nadat Macedonië zijn grens hermetisch afsloot. Voor Knack.be hield hij een dagboek bij.

Tot vorig weekend was Carlo Herpoel in het vluchtelingenkamp van Idomeni.Het kamp aan de Grieks-Macedonische grens is vorige week ontruimd door de Griekse ordediensten.

Na een deugddoende nachtrust ben ik er weer klaar voor. Terug naar het kamp, waar ik merk dat de controle plots verstrengd is. De weg is afgezet en iedereen moet stoppen voor controle van paspoort en wagen. Gelukkig gaat het redelijk vlotjes en zijn we tijdig in het kamp. Alhoewel: in de foodbus is er geen gas voor de fornuizen en kunnen we niet koken. De baas van de foodbus staat urenlang langs de kant alvorens hij het kamp binnen mag om het probleem op te lossen. Met veel vertraging kunnen we dan toch koken en het eten bedelen aan de geduldige vluchtelingen, die in de hitte staan te wachten.

Angst voor geplunderde containers

Plots komt een vrachtwagen aan. Het Rode Kruis komt het volledige voedseldepot opladen. De coördinatrice wil niet vertellen waarom ze stoppen met voedselbedeling. Maar we voelen het allemaal aankomen: systematisch wordt alles beperkt, met de bedoeling het kamp te laten uitdoven. De ‘officiële reden’: na de rellen is er angst ontstaan dat hun container wordt geplunderd.

Dagboek uit Idomeni: 'Ben ik nu een mensensmokkelaar?'
© Carlo Herpoel

Het gaat om van die grote zeecontainers. Hoe kun je die in godsnaam plunderen? Enfin, ik ga niet kibbelen om het grote gelijk, elk zijn waarheid. Het Rode Kruis stelt zich bars en totaal onvriendelijk op tegenover de vluchtelingen en de vrijwilligers. Terwijl mensen nog op hun maaltijd staan te wachten, wordt het voedsel voor hun ogen opgeladen. Je zou voor minder kwaad worden. Kan dat echt niet wat subtieler aangepakt worden?

‘Op sommige momenten voel ik mij een soort vakbondsman voor vluchtelingen.’

Wanneer een moeder me haar baby in de handen stopt en me om voedsel smeekt, spreek ik de coördinatrice over de situatie aan. Ze reageerde negatief en nogal giftig. De vluchtelingen juichen mijn interventie toe. ‘Waarom neem je het voedsel mee? Waarom zo negatief uithalen tegen ménsen?’ Op dergelijk emomenten voel ik me een soort vakbondsman voor vluchtelingen. Gelukkig ging de naburige voedsellijn wel open want voedsel is voor deze mensen van levensbelang. Ondertussen verdwijnt het Rode Kruis definitief uit het kamp. Normaal gezien onthoud ik me van negatieve commentaar over ngo’s die zich inzetten voor humanitaire doelen, en heb ik grote sympathie voor het Rode Kruis. Maar dit moet wel even van mijn hart. Hopelijk is dit maar een zwak momentje van wat al bij al een sterke organisatie is.

Doodlopende straat

In Macedonië probeer ik in het militaire vluchtelingenkamp binnen te geraken. Dat ligt op een driehonderd meter van de grens, aan de Macedonische kant. Ik trek naar de grenspolitie om een toelatingsbewijs. Zoals verwacht, is dat niet zo simpel. Ik moet een mail sturen naar hogerhand. Ze geven mij een e-mailadres en zeggen me dat ik morgen eens mag terugkomen. De dag erop blijkt dat ze me een verkeerd e-mailadres hebben gegeven. Na veel vijven en zessen – ze zijn naar een seksfilm aan het kijken en ze moeten zich concentreren want het beeld is slecht – weet ik het juiste e-mailadres toch te bemachtigen. Oei oei, maar geen probleem, ze gaven mij een ander adres. Ik moest aandringen om dat juiste mail adres te verkrijgen want ze waren net naar een seksfilm aan het kijken.

Na vele e-mails naar en van het Macedonische ministerie van Defensie bemachtig ik uiteindelijk het telefoonnummer van ene Liza. Ik bel haar echter niet op, ik heb genoeg tijd gestopt in dat doodlopende straatje. Ik focus liever op Idomeni. Ik was wel graag in het Macedonische kamp binnengeraakt omdat er bij enkele families zijn uiteengerukt toen de grens werd gesloten. Graag had ik hen ontmoet om hen te ondersteunen.

Wanneer die mensen via bluetooth enkele foto’s met elkaar kunnen, is dat voor hen al van onschatbare waarde. Ze zitten op amper vijfhonderd meter van elkaar verwijderd, maar toch staan ze niet met elkaar in contact. Het idee alleen al vind ik schrijnend. Helaas kan ik dit plannetje niet realiseren. Het is wel straf dat ik geen enkele reactie kreeg van de ambassade in België en in Griekenland en ook niet van de betrokken ministeries van die landen.

Armoede troef

Wanneer ik wegrijd van bij de Macedonische grenspolitie, vergis ik me van weg en rijd ik hopeloos verloren. Zo kom ik plots op een stortplaats terecht. Wat ik daar zie, is een ander sterk beeld van miserie en machteloosheid.

Dagboek uit Idomeni: 'Ben ik nu een mensensmokkelaar?'
© Carlo Herpoel

Twee families sorteren uit het afval alle plastiek om er een hongerloon aan over te houden. Ze leven in geïmproviseerde tenten, gemaakt van grote plastic zeilen. Een van hen is een moeder van 37 jaar die er 60 uitziet en 13 kinderen heeft. Deze mensen hebben niets. We maken hen een beetje gelukkig met een paar bananendozen vol kleren en onderhoudsspullen. Een dag lang zullen ze de koning te rijk zijn. Hun grootste fortuin zijn een paard en een kar. Wij daarentegen hebben een bankrekening en een huis.

Een beetje smokkelen

Vandaag ga ik terug naar het kamp in Idomeni. Ik hoop dat de politie ons doorlaat want dagelijks verstrengen de controles. Niet iedereen mag nog passeren. Het valt op dat er geen vluchtelingen meer langs de weg wandelen. Er zijn er ook geen meer te zien in de velden, en nieuwe mensen komen er ook niet meer aan. De uitstroom daarentegen wordt wel toegelaten. Vluchtelingen zijn vrij om te vertrekken, op pad naar een ander oord. Waarheen ze trekken, interesseert blijkbaar niemand.

Dagboek uit Idomeni: 'Ben ik nu een mensensmokkelaar?'
© Carlo Herpoel

Bij aankomst in het kamp zie ik een paar vluchtelingen met kinderbuggy’s bij de politie staan. De buggy’s zijn geladen met voedsel: aardappelen, watermeloenen, een zak meel, fruit… Ze willen de goederen verkopen in hun winkelstandjes, maar de politie laat hen niet binnen. Er is een discussie aan de gang over waarom wel en waarom niet. Ik weet zo wel dat de vluchtelingen het niet zullen halen tegen de politie. Ik vraag hen om mij te volgen, en toon hen de zijweg naar de parking in de weide, want van daaruit kunnen ze ook naar het kamp. Er is geen controle en het is korter. De vluchtelingen groeten de politie en nemen het hazenpad, of beter het alternatieve pad. Dit pad is spontaan ontstaan omdat de politie het steeds gebruikte om het kamp binnen te komen. Wat zij maken, kunnen wij maar gebruiken.

Hygiëne in het kamp

Dagboek uit Idomeni: 'Ben ik nu een mensensmokkelaar?'
© Carlo Herpoel

Ik vertoef nu al enkele weken in het kamp en mijn bewondering voor de mensen die het terrein proper houden groeit nog steeds. De ploeg die driemaal daags de toiletten schoonmaakt, de ploeg die alles, tot zelfs het kleinste papiertje, opruimt… Ze doen dit dag na dag met de glimlach. Chapeau voor deze mensen. Het is een ondankbare job die niet velen zouden willen doen. Na de voedselbedeling ligt er rond de foodbus en in de weide daarvoor een tapijt van afval. Wegwerpeetbakjes en lepels ontsieren de omgeving.

Ik neem een grote borstel om alles op te ruimen, maar de schoonmaker van dienst vertelt me dat ik dat niet mag doen. Het is zijn werk. De man beweert dat hij alles in vijftien à twintig minuten kan opruimen. En inderdaad, het lukt hem! Dit zou ik nooit in zo’n korte tijd kunnen. Met een trotse glimlach zwaait hij me uit. Ik steek mijn duim in de lucht.

Hygiëne staat hier hoog aanschreven. De douches worden na iedere douchebeurt gereinigd, de hele dag door. Het valt me ook op dat er geen wachtrijen zijn om te douchen. Dat is zeldzaam, want in vluchtelingenkampen zoals in Duinkerke moet er steeds worden aangeschoven.

Nieuwe vluchtelingen onderweg

Deze middag rijd ik even naar een ander kamp, een vijftal kilometer verder. Ik kom een groep van twaalf vluchtelingen tegen. Dat is vreemd, want er komen normaal gezien geen nieuwe mensen meer aan. Hoe deze groep reeds twee politiepunten heeft kunnen omzeilen, weet ik niet. Maar ik weet zeker dat de laatste twee die nog volgen er te veel aan zullen zijn. Ik voel het als mijn plicht om hen te helpen, draai mijn wagen en rijd hen achterna.

‘Wie vluchtelingen vervoert, is strafbaar.’

Samen met de vluchtelingen stoppen we mijn wagen vol met al het materiaal dat ze mee hebben. Een paar van hen wil met me meerijden, maar dat risico wil ik niet nemen. Wie vluchtelingen vervoert, is strafbaar. Ik rijd met hun spullen naar het kamp, parkeer de wagen en wandel de nieuwkomers tegemoet. Ik begeleid hen langs de kortere weg het kamp binnen en nodig hen uit voor een warme maaltijd bij onze foodbus. Op het menu vandaag: rijst met bonen. Ben ik nu een mensensmokkelaar?

Dagboek uit Idomeni: 'Ben ik nu een mensensmokkelaar?'
© Carlo Herpoel

Nu nog de laatste shift van de voedselbedeling. Die verloopt niet vlotjes, want niemand wil een rij vormen. Sommigen kruipen voor, springen over de hekkens. Zolang er geen wachtrij is, start de bedeling niet. Na een kwartier kunnen we er eindelijk aan beginnen. Om halftien zijn we klaar. Na de bedeling eten we de rest met de groep in de bus. We praten nog even na. Daarna ga ik vlug enkele vrienden begroeten en een theetje aannemen, want morgen is het mijn laatste dag.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content