Canvasreeks (Klein)kinderen van de collaboratie: ‘Zelfs het verzet reageerde positief’

'Voor veel getuigen was het programma een opluchting.' © VRT/Joost Jansen

Canvas liet kinderen van ‘zwarten’ terugblikken op de keuzes van hun ouders en de gevolgen voor hun eigen leven. De kijk- en waarderingscijfers gingen door het dak.

19 DECEMBER 2017

De laatste aflevering van de Canvasreeks ‘De kinderen van de collaboratie’ wordt uitgezonden. De serie over ‘wie vader was’ beroert heel Vlaanderen.’

Oorlog scoort altijd op de buis, dat weten ze bij Canvas al heel lang. Het succes van Kinderen van de collaboratie was dan ook geen verrassing. Maar een gemiddelde van 600.000 rechtstreekse en uitgestelde kijkers per aflevering? ‘Het overtrof onze stoutste verwachtingen’, geeft eindredacteur Geert Clerbout toe. ‘Het moet van Bevergem geleden zijn dat Canvas met een eigen productie nog zoveel kijkers lokte.’

Anders dan Bevergem was Kinderen van de collaboratie geen fictie. In de zesdelige reeks vertelden veertien getuigen over opgroeien in een ‘zwarte’ familie, en over de impact van dat oorlogsverleden op hun volwassen leven. De programmamakers – bijgestaan door de Gentse historicus Koen Aerts, die dit thema al jarenlang onderzoekt – stelden een divers panel samen. De oudste getuigen konden haarscherpe beelden van de collaboratie en de repressie uit hun geheugen opdiepen. De jongere generatie, toch ook al krasse zeventigers, kent de oorlog alleen van horen zeggen maar de gevolgen hebben ook zij aan den lijve ondervonden. In de reeks zaten zowel kinderen van notoire collaborateurs als van meelopers, maar die hiërarchie zegt bitter weinig over de ravage die het ouderlijke engagement heeft aangericht. Schrijnend was het getuigenis van de tachtigjarige Anna Kuppens, dochter van een eenvoudige Vlaamsgezinde onderwijzer die het in Limburg tot VNV-gouwleider schopte. Het verdriet over een verloren jeugd, goeddeels doorgebracht in een weeshuis terwijl vader in de gevangenis zijn straf uitzat en moeder uit werken ging, spatte van het scherm. Toch was deze fraai vormgegeven en met goed gekozen archiefbeelden doorspekte reeks geen vrijblijvende emotelevisie. Twee morele vragen liepen als een leidraad doorheen het programma. Konden ze begrip opbrengen voor de keuze van hun ouders? En was de repressie al dan niet rechtvaardig? De antwoorden waren allesbehalve eenduidig.

Het greep veel kijkers aan dat kinderen werden gestraft voor keuzes van hun ouders waar ze part nog deel aan hadden

Geert Clerbout, eindredacteur

Catharsis

Waarom raakte dit programma in 2017 zo’n gevoelige snaar in Vlaanderen? ‘Kijk naar de omvang van de collaboratie’, zegt Geert Clerbout. ‘Na de oorlog werden in België 53.000 collaborateurs veroordeeld, terwijl er nog eens 50.000 anderen straffen kregen opgelegd zoals het verlies van burgerrechten. Dat zijn nationale cijfers, maar Vlaanderen weegt numeriek veruit het zwaarst. Het aantal kinderen van collaborateurs wordt op 300.000 geschat. Als je daar de volgende generatie bijtelt, heb je meer dan een miljoen mensen die zich bij dit onderwerp betrokken voelen.’ Dat bleek ook op de sociale media, waar de reeks een stortvloed van posts veroorzaakte. Ook de mailbox van Canvas liep over. ‘De reacties waren overwegend positief’, zegt Clerbout. ‘Er kwam veel lof voor de kinderen, omdat ze de moed hebben opgebracht om hun verhaal te vertellen. Dat is nog altijd niet vanzelfsprekend in Vlaanderen. Over de collaboratie en de repressie is al veel gezegd en geschreven, maar het was de allereerste keer dat de kinderen het woord namen. Vandaar wellicht dat er zo intens werd meegeleefd. Het greep veel kijkers aan dat kinderen werden gestraft voor keuzes van hun ouders waar ze part nog deel aan hadden. Zelfs uit verzetskringen kregen we positieve reacties.’

Canvas verzamelde alle reacties en bezorgde ze aan de kinderen. Noem het nazorg, helemaal in lijn met de maandenlange begeleiding die aan de opnames voorafging. ‘Het vergde veel overredingskracht om hen zover te krijgen’, zegt Clerbout. ‘Maar achteraf bekeken zijn ze allemaal tevreden. Dat het een opluchting was, hoorde ik meermaals. Ook bij het publiek werkte de reeks als een catharsis. Heel wat kijkers mailden ons om hun eigen verhaal te vertellen. Voor het eerst, want het taboe blijft groot. In Nederland en Frankrijk hebben kinderen van collaborateurs zich al lang verenigd in praatgroepen. In Vlaanderen bestaat er niets op dat vlak – maar misschien verandert dat na deze reeks. Verscheidene kinderen die we met elkaar in contact hebben gebracht, onderhouden nu een intense correspondentie.’

Oorlogsburgemeester

Krie Heyse, geboren in 1945 als dochter van de oorlogsburgemeester van Stekene, heeft alleen maar lof voor de programmamakers. Toch moet ze een nuance aanbrengen: de reacties op de uitzending waren niet alléén positief. ‘Vooral na de eerste twee afleveringen over de oorlog en de collaboratie werd er met modder gegooid’, zegt ze. ‘Dat ligt deels aan de berichtgeving in de kranten. Vooral een interview met Jan Tollenaere (zoon van de notoire VNV’er en Vlaamse Waffen SS-officier Reimond Tollenaere, nvdr.) heeft kwaad bloed gezet. Omdat Tollenaere er geen geheim van maakt dat hij het gedachtegoed van zijn vader altijd trouw is gebleven, ontstond de verwachting dat de hele reeks een “operatie vergoelijking” zou worden. Er kwam ook kritiek op de programmamakers: ze zouden ons niet hard genoeg hebben aangepakt. Onzin, kan ik u vertellen. We werden met respect behandeld, maar ik kan u verzekeren dat ze diep zijn gegaan.’

Heili Verstraete (72): 'In Vlaanderen worden collaborateurs nog altijd als slachtoffers bekeken. Daar ben ik allergisch voor, net zoals ik allergisch ben voor uitvluchten.'
Heili Verstraete (72): ‘In Vlaanderen worden collaborateurs nog altijd als slachtoffers bekeken. Daar ben ik allergisch voor, net zoals ik allergisch ben voor uitvluchten.’© Johan Jacobs

Heyse zorgde zelf voor enkele intense momenten. Hoe ze op haar vijftiende de schoolpoort in haar provincienest achter zich dichttrok, nadat ze voor de zoveelste keer voor ‘vuile zwarte hond’ werd uitgemaakt. Hoe ze van haar paard werd gebliksemd toen ze als twintiger de Holocaust ontdekte – een onderwerp waarover thuis nooit werd gerept. Dwaalden radio of televisie toevallig die richting uit, dan ging de knop meteen om. ‘Ik ben al sinds mijn vijftiende weg uit Stekene’, zegt ze. ‘Met politiek wilde ik niets te maken hebben, en al helemaal niet met het Vlaams-nationalistische ideaal van mijn vader. Ik heb vooral geprobeerd de bladzijde om te slaan. Thuis was het geen taboe, maar mijn eigen kinderen hebben er weinig van gehoord. Door de televisiereeks is de nieuwsgierigheid gewekt, ook mijn studerende kleinkinderen wilden geen enkele aflevering missen.’ Dat het nog altijd gevoelig ligt, weet Heyse als geen ander. Haar Vlaams Belang-zus heeft haar gebeld na haar optreden in De Zevende Dag, haar eveneens Vlaamsgezinde broer hult zich in stilzwijgen. In Stekene gaat het programma intussen over de tong. ‘De lokale politiek is er nog altijd diep verdeeld tussen zwart en wit’, zegt ze. ‘Vader was trouwens een van de drie oorlogsburgemeesters die nadien democratisch herkozen werd.’ In de tv-reeks deelt ze haar gemengde gevoelens. Ze keurt de collaboratie af, maar dat belet niet dat de veroordeelde oorlogsburgemeester een zorgzame vader was. En ook al was de repressie onvermijdelijk en noodzakelijk, ze blijft het onrechtvaardig vinden dat kinderen zoals zij het gelag moesten betalen. ‘Er is veel onwetendheid over ons lot’, zegt ze. ‘Daarom ben ik blij met de kijkcijfers. Ik hoop dat de mensen er met een onbevangen blik naar hebben gekeken. Alleen zonder vooroordelen kun je echt begrijpen wat er toen is gebeurd, en hoe wij ons daarbij voelen.’

Maurice De Wilde

Was het grote succes een verrassing? Ja en nee, zegt historicus Marnix Beyen. De docent politieke geschiedenis aan de UA heeft zelf over collaboratie, verzet en repressie gepubliceerd. ‘Ik had niet verwacht dat de serie zo’n impact zou hebben’, zegt hij. ‘Tenslotte hebben we de ophefmakende reeks van VRT-journalist Maurice De Wilde in de jaren tachtig al verteerd. Er is de voorbije decennia bovendien veel verschenen over de collaboratie. Het vet is van de soep, zou je dan denken. Niet dus, en dat komt omdat het verhaal van de kinderen altijd onderbelicht is gebleven. Uit Kinderen van de collaboratie blijkt de drang van die kinderen om eindelijk te weten en te begrijpen wat er tijdens en na de oorlog is gebeurd. Waarom was vader zo verbitterd? En waarom kon hij er nooit over praten? Die drang leeft misschien nog sterker bij de kleinkinderen. Ik vind dat positief. Deze generatie is in staat om het verleden nuchter onder ogen te zien, zonder de druk te voelen om persoonlijke fouten te vergoelijken of ideologische keuzes te legitimeren.’ Beyen ziet nog een heel andere verklaring voor de piekende kijkcijfers. ‘Er is een trend om de geschiedenis bottom-up te benaderen: de grote verhalen bekijken door de bril van de gewone man. Vandaar ook het succes van boeken zoals Oorlog en terpentijn van Stefan Hertmans, of Wil van Jeroen Olyslaegers. Kijkers of lezers associëren zich graag met de gewone man die de woelingen van de geschiedenis ondergaat.’

Alle reacties waren positief. Op twee na. Iemand vond dat ik naar Noord-Korea gedeporteerd moest worden

Ledy Broeckx, getuige

Ook Beyen ziet een kloof met Nederland. ‘Daar werd al veel eerder gepubliceerd over kinderen van collaborateurs’, zegt hij. ‘In Vlaanderen ligt het moeilijker. Wend of keer het zoals je wilt, maar collaboratie is goeddeels gelinkt aan het Vlaams-nationalisme, een stroming die bij ons veel legitimiteit heeft. Die context ontbreekt in Nederland, waar ze trouwens een heel ander discours hanteren. In de jaren tachtig werd de collaboratie daar door psychologen en criminologen bestudeerd, het werd er als een pathologie geduid. Daar moet je in Vlaanderen niet mee komen aanzetten.’

Meneer pastoor

Heili Verstraete (72) kan het beamen: Canvas heeft haar op het spoor van enkele lotgenoten gezet. Mooi meegenomen, zeker in het licht van haar persoonlijke zoektocht. Verstraete verdiept zich sinds haar pensionering in het oorlogsverleden van haar familie. Geen simpele klus. ‘Alle tinten zwart zijn in mijn familie vertegenwoordigd’, zegt ze. ‘Van cultuurflaminganten via oorlogsburgemeesters tot oostfronters.’ Maar zeggen dat de veertien “kinderen van de collaboratie” door het gedeelde verleden vrienden voor het leven zijn geworden? ‘We zitten lang niet allemaal op dezelfde golflengte’, zegt Verstraete. ‘Canvas wilde ons allemaal samen uitnodigen voor de preview. Dat plan hebben ze wijselijk opgeborgen, het risico van verhitte discussies was te groot.’ Verstraete, wier vader als lid van De Vlag aan het oostfront belandde in dienst van de Waffen SS, en daarvoor vijf jaar gevangen zat, is kristalhelder over haar eigen positie. De repressie was niet onrechtvaardig, ze kan zelfs begrip opbrengen voor de excessen waaraan het gepeupel zich in de anarchie van de eerste dagen na de Bevrijding te buiten ging. ‘In Vlaanderen worden collaborateurs nog altijd als slachtoffers bekeken’, zegt ze. ‘Daar ben ik allergisch voor, net zoals ik allergisch ben voor uitvluchten. “Nonkel Jan, dat was eigenlijk een doodbrave kerel, hij heeft alleen gecollaboreerd uit idealisme, om Vlaanderen te helpen. Het was de schuld van meneer pastoor dat hij aan het oostfront is gaan vechten.” Dat men na 70 jaar nog altijd naar dat soort flauwe excuses grijpt, daar steiger ik van.’

Ze is Canvas dankbaar voor de serene aanpak. Eindelijk kregen kinderen de kans om, wars van politieke framing, hun kant van het verhaal te vertellen. Toch stapte ze met een bang hart in het project. Wat zouden haar twee broers en twee zussen, die werden verwekt nadat haar vader zijn straf had uitgezeten, ervan vinden? ‘Mijn oudste zus is boos’, zegt ze. ‘Ze heeft er altijd anders tegenaan gekeken. Ontkenning: wat niet weet, niet deert. Ironisch genoeg heeft haar eigen dochter, mijn nichtje dus, me met vragen overstelpt. Dat heb ik tijdens mijn eigen opzoekingen wel vaker vastgesteld: je voelt een enorme nieuwsgierigheid bij de derde generatie.’ Uiteindelijk viel het allemaal mee, het is niet tot een breuk in de familie gekomen. ‘Mijn jongste zus en een van mijn broers zijn zelfs enthousiast’, zegt ze. ‘En vaders jongste broer leeft nog, net zoals een zus van mijn moeder. Voor hun reacties was ik nog het meest beducht, maar ze hebben allebei positief gereageerd. Dat was een pak van mijn hart.’

Ledy Broeckx, de dochter uit een oostfrontersfamilie is nog steeds militant.
Ledy Broeckx, de dochter uit een oostfrontersfamilie is nog steeds militant.

Ledy Broeckx (72), dochter van een lid van de Vlaamse Wacht, had vier ooms aan het oostfront zitten. Ze was een polariserende verschijning op Canvas. Ze bewondert haar vader, spreekt schande van de repressie en roept Vlamingen op om de strijd voor onafhankelijkheid tot aan de finish te voeren. Broeckx, als militante actief in de extreemrechtse franje van het Vlaams-nationalisme, had wel wat respons verwacht. ‘Die is er ook gekomen’, zegt ze. ‘Massaal zelfs, en via alle kanalen. Ik krijg sms’en en telefoons van wildvreemden, geen idee waar ze mijn nummer vandaan halen. Gisteren nog was ik bij een concert in een parochiezaal in Oost-Vlaanderen, een plek waar ik anders nooit kom. Wel vijftien mensen zijn me komen aanklampen. Ik had veel tegenkanting verwacht, ik weet hoe gevoelig het ligt. Maar alle reacties waren uitgesproken positief. Op twee na. Er was zelfs iemand die vond dat ik naar Noord-Korea gedeporteerd moest worden. Dat raakt me niet, ieder zijn mening.’

Koude Oorlog

Intussen staat bij Canvas een vervolg op stapel: Kinderen van het verzet. ‘Onze researchers zijn volop getuigen aan het zoeken’, zegt eindredacteur Geert Clerbout. ‘Het was altijd de bedoeling een tweede reeks over verzetskinderen te maken. We willen niet het verwijt krijgen dat we eenzijdig te werk gaan.’ Een terechte zorg, vindt UA-historicus Marnix Beyen. ‘We moeten het onevenwicht niet groter maken dan het al is. De collaboratie heeft in Vlaanderen altijd veel meer aandacht gekregen dan het verzet, zowel in de geschiedschrijving als in de politiek. Het is heus geen toeval dat er zo weinig namen van pleinen of straten naar verzetsstrijders werden genoemd.’

Het blijft merkwaardig: Vlaanderen associeert zich meer met de collaboratie dan met het verzet. Je voelt bijna meer empathie voor degenen die voor de nazibezetter kozen dan voor wie met gevaar voor eigen leven bijdroeg tot de overwinning van de democratische rechtsstaat. De verwevenheid van de collaboratie met het nog altijd springlevende Vlaams-nationalisme is volgens Beyen niet de enige verklaring. ‘De collaboratie was vooral een fenomeen van de middenklasse’, zegt hij. ‘Heel wat collaborateurs waren hoogopgeleid en erg mondig, ze publiceerden aan de lopende band boeken en opiniestukken. Vergeet ook niet dat de collaboratie ontstond vanuit goed geoliede vooroorlogse structuren. Het verzet, daarentegen, is per definitie organisch gegroeid, en dan nog vooral binnen de arbeidersklasse. Weerstanders waren door de bank genomen geen politieke activisten, de meesten hebben na de oorlog de draad van hun leven gewoon opgepikt. Komt daar nog bij dat de belangrijkste verzetsbeweging, het Onafhankelijkheidsfront, een communistische stempel droeg – een beetje kort door de bocht, want er zaten ook katholieken tussen. Dat was geen cadeau toen de Koude Oorlog losbarstte.’

Volgens Beyen is er in Vlaanderen een vrij negatief beeld van het verzet gegroeid. Er is het bekende cliché van de opportunist, de verzetsstrijder van het laatste uur die pas de wapens opnam toen de Duitsers al goed en wel verslagen waren. Echte weerstanders werden vaak afgebrand als onverantwoordelijken die met hun aanslagen de bevolking blootstelden aan represailles. Of als agenten van het wereldwijde communisme. ‘Dat is een vals beeld’, zegt Beyen. ‘De meeste weerstanders waren doodgewone burgers die het niet konden aanzien wat de nazibezetters in hun land kwamen aanrichten.’

Partner Content