Het licht staat op rood

Walter Pauli

Sociaaldemocratische partijen verliezen hun dominante positie ter linkerzijde. Die Europese trend zet zich ook in Vlaanderen door.

Nu de Britse premier Theresa May vervroegde verkiezingen heeft uitgeschreven, is plots duidelijk hoe zwak Labour staat. May ruikt haar kans omdat de linkse oppositie in de touwen ligt door een interne oorlog tussen de radicale voorzitter Jeremy Corbyn en zijn meer pragmatische parlementsleden. Toch kan Corbyn bij elke interne verkiezing blijven rekenen op de steun van de partijleden, die zelfs tien jaar na het vertrek van Tony Blair nog altijd de buik vol hebben van diens cynisme. Maar het veroordeelt Labour dus wel tot de zijlijn.

In Frankrijk zien we intussen de ontbinding van de Parti Socialiste. Eerst besluit president François Hollande dat hij niet eens in staat is om mee te dingen naar een tweede ambtstermijn. Daarop ruikt partijgenoot en premier Manuel Valls zijn kans, maar hij moet tijdens de voorverkiezingen het hoofd buigen voor uitdager Benoît Hamon. Net als bij Labour stemt ook de PS-achterban liever voor een leider die zich profileert als the last man standing ter linkerzijde. Maar Hamon blijft een PS’er en dat alleen al maakt hem kansloos in het stemhokje. Zelfs met de steun van de Franse groenen: in zo’n verbond gaan Les Verts gewoon samen met de PS kopje onder. Intussen heeft la gauche een nieuwe vedette gevonden: neocommunist Jean-Luc Mélenchon.

Met de Nederlandse sociaaldemocraten is het al net zo treurig gesteld. Bij de verkiezingen van 15 maart viel de Partij van de Arbeid (PvdA) terug tot 5,7 procent. Daarmee is ze de derde partij op links, na GroenLinks (9,19 procent) en de radicale Socialistische Partij (SP) (9,09 procent).

In peilingen in eigen land dobbert zowel de PS als de SP.A op een historische bodemkoers. Groen lijkt de symbolische kaap van tien procent definitief te hebben gerond – in de peiling van de VRT en De Standaard was de partij met 14,7 procent zelfs de grootste op links. In Wallonië scheert de PTB hoge toppen, in Vlaanderen flirt de PVDA met de kiesdrempel. Het is opvallend: net als in Nederland verliezen de sociaaldemocraten bij ons terrein aan groenen en neocommunisten. Vorig jaar nog was Bruno Tobback bij de voorzittersverkiezingen geen partij voor zijn linksere uitdager John Crombez. Sindsdien moet Crombez vaststellen dat zijn potentiële kiezers het enthousiasme van de eigen leden nog niet delen.

Hoe is het zover kunnen komen? ‘Gansch het raderwerk staat stil, als uw machtige arm dat wil.’ Met die gevleugelde woorden juichte de Nederlandse socialistische leider Pieter Jelles Troelstra begin vorige eeuw de militante daadkracht van zijn rode achterban toe. De sociaaldemocratie was niet alleen een partij, maar ook een vakbond, een ziekenfonds, coöperatieven, volkshuizen en kranten, kortom een hele zuil. Dat hielp haar om elke tegenstand ter linkerzijde de baas te blijven. Al dan niet gematigde (ex)-communisten verdwenen uit het parlement. Later leken groene partijen geknipt voor de rol van junior partner op links: goed om nieuwe thema’s aan te reiken, of liberale (of antisocialistische) kiezers in het progressieve kamp te trekken.

Voor sociaaldemocraten waren de groenen vooral nuttig als leveranciers van extra stemmen en zetels, met het oog op progressieve coalities. Zo konden ze aan de macht komen – of blijven. Of het nu Gerhard Schröder was in het machtige Duitsland of Steve Stevaert in provinciehoofdstad Hasselt: de socialistische leiders bedachten hun groene vrienden met mooie posten – Joschka Fischer werd buitenlandminister, Toon Hermans schepen – om zelf de macht te grijpen. Want dat primeert voor sociaaldemocraten, altijd en overal: deelname aan de macht. Al zeggen ze liever: aan het bestuur.

Zo werden de bestrijders van de ongelijkheid de verdedigers van het systeem. Als verstokte regeerders zijn de sociaaldemocraten hun machtige arm van weleer gaan gebruiken om het raderwerk steeds sneller te laten draaien, niet om de machine stil te leggen of af te remmen. Hogere economische groei zorgt voor meer overheidsinkomsten, en dus voor meer geld voor de financiering van de sociaaldemocratische welvaartsstaat.

Veertig procent van de Franse arbeiders stemt inmiddels op het extreemrechtse boegbeeld Marine Le Pen. De andere helft van de arbeidersklasse laat zich in groeiende mate charmeren door de neocommunisten. Van wie sommigen dezelfde retoriek gebruiken als extreemrechts. Al in 2002 noemde Oskar Lafontaine van Die Linke buitenlandse arbeiders ‘Fremdarbeiter‘ (nota bene een term uit nazi-Duitsland) en dus een bedreiging voor de werkman. Ook Jean-Luc Mélenchon is islamkritisch en defensief wat vluchtelingen betreft, zeker in vergelijking met de Belgische linkerzijde. Klassiek links draait zich intussen in alle bochten om toch maar niet te botsen tegen de olifant in de kamer: de multiculturele samenleving, de plaats van de islam, het vluchtelingendebat. De sociaaldemocratie blijft met die thema’s worstelen.

De groene partijen hebben daar minder complexen over. Dat maakt hun boodschap duidelijker en hun positie sterker. Soms draaien ze de rollen om: sinds 2011 wordt de Duitse deelstaat Baden Würtemberg geregeerd door Winfried Kretschmann van Bündniss90/die Grünen. Hij leidt er de dans, met de sociaaldemocratische SPD als junior partner.

Ook in Vlaanderen lijkt Groen de SP.A bij te benen. Inhoudelijk liggen beide partijen dicht bij elkaar. Of het over onverdoofd slachten gaat, het vluchtelingenbeleid van Theo Francken of de onderwijshervorming van Hilde Crevits: de groene en rode kritieken zijn vrij gelijklopend. Maar de toon verschilt. De SP.A is immer kritisch, John Crombez zelfs een beetje zuur. De socialisten hakken vooral in op het sociaal-economische beleid. Maar dat de regering-Michel heeft beslist dat een sluitende begroting niet meer hoeft en er bijgevolg niet (hard) bespaard zal worden, is voor een oppositiepartij geen goed nieuws.

De groene fractieleider Kristof Calvo pakt het anders aan. Uit de titel van zijn boekje, ‘F*ck de zijlijn’, spreekt branie en ambitie. Tegelijk vertelt hij een breder verhaal: ‘Waarom zou handel absoluut vrij moeten zijn, terwijl andere grenzen gretig worden getrokken? Ik pas voor een samenleving met prikkeldraad voor oorlogsvluchtelingen en een rode loper voor brutaal kapitaal.’ Dat van het kapitaal zegt John Crombez ook, maar de woorden over vluchtelingen krijgt hij amper over de lippen.

Calvo slaagt waar Crombez faalt. De groene fractieleider haalt een betere pers dan de socialistische voorzitter. Zo kan hij zich profileren als de oppositieleider van een nieuwe generatie, als de Raoul Hedebouw van Vlaanderen. Zij het dat Hedebouw de belangrijkste partij van Wallonië doet wankelen, en Calvo alleen wat morrelt aan de Vlaamse pikorde. Vandaar dat Groen misschien wat voorbarig ‘het marktleiderschap op links’ claimt, en de SP.A die nieuwe groene arrogantie tandenknarsend ondergaat.

Sic transit gloria mundi. Ondanks het feit dat links in eigen land in de oppositie is verzeild, doen de verzamelde progressieven het best goed. Zeker, in het collectieve geheugen dateren de laatste linkse hoogdagen al van 2003. Sindsdien hoorde de SP.A in alle parlementsverkiezingen bij de verliezers, nu al veertien jaar op rij. Maar klopt dat beeld wel? In 2003 haalde SP.A-Spirit 23,5 procent, Agalev 3,9 en Resist-PVDA 0,27: verzameld links haalde 27,7 procent van de Vlaamse stemmen. In de jongste peiling van VRT en De Standaard klokt Groen af op 14,7 procent, de SP.A op 13,2 en de PVDA op 4,2. Dat maakt 32,1 procent van de kiezers, toch een opmerkelijke stijging tegenover 2003. Het is een schijnbare paradox, maar tegelijk een perfect verklaarbare trend: de sociaaldemocratie is zwaar ziek, maar de linkerzijde oogt kerngezond.

Walter Pauli is redacteur van Knack

Calvo kan zich profileren als de Raoul Hedebouw van Vlaanderen. Zo slaagt hij waar Crombez faalt.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content