Waarom Piet rijmt op niet

Over Pietenpact, dus. Maar alleen omdat het nodig is.

Er was een tijd dat de belangrijkste beslissers van het land in alle discretie rond de tafel gingen zitten om te onderhandelen over een Sociaal Pact (1944), een Schoolpact (1958) en een Cultuurpact (1972). Op het Sociaal Pact volgde de sociale vrede, het Schoolpact beëindigde de schooloorlog en het Cultuurpact beschermde de ‘filosofische en religieuze minderheden’.

Vorige week werd dat Cultuurpact verfijnd met het ‘Pietenpact’. De initiatiefnemers, bijeengebracht door cultuurhuis deBuren, willen het sinterklaasfeest zo hervormen dat niemand er nog aanstoot aan kan nemen. De ergernis draait vooral om Zwarte Piet. Heeft de figuur van de helper-gezel-knecht-vriend van de Sint nu een racistisch karakter of niet? En zo ja, wat dan?

In een tekst met veel goede voornemens en behartenswaardige zinnen, blijkt niet woordelijk terug te vinden wat er moet gebeuren met de figuur waar het om draait – Zwarte Piet dus. Het Pietenpact vermeldt: ‘Het uitgangspunt is dat we Sinterklaas vieren zonder raciale stereotyperingen.’ Wat dat wil zeggen, moet blijken uit de zin die volgt: ‘De Sint kiest lekker zelf of hij met of zonder pieten – roetveegpieten, regenboogpieten, ongeschminkte pieten – jong en oud wil verblijden.’ Hebt u de clou? Pas na een nauwkeurige lezing begint me te dagen wat het lot van Zwarte Piet is. Voor hem is er geen plaats meer. Zwarte Piet wordt afgeschaft. Maar dat wordt zo niet gezegd. Je kunt uit de tekst alleen afleiden dat wie nog een feestje bouwt met een echt Zwárte Piet, zich bezondigt aan ‘raciale stereotyperingen’. De Pietenpacters bedoelen dat Zwarte Piet een racistisch symbool is, maar dat durven ze niet te schrijven. Dus suggereren ze het maar.

Onduidelijke formuleringen leiden tot slechte akkoorden. Het Pietenpact zette Vlaanderen zowaar op zijn kop. Komt dat omdat het Pact in de kern fout zat? Na het afsluiten van de bovenvermelde historische Pacten leefde bij alle betrokken maatschappelijke geledingen het gevoel dat ze erop vooruitgingen. Met het Pietenpact was meteen duidelijk dat de groep pro-Piet een ‘nederlaag’ had geleden, of dat toch zo aanvoelde.

De pro-Pieten gaven lucht aan hun ergernis, ook op sociale media. Dat irriteerde dan weer de groep contra-Piet. Daar is men oprecht van mening dat men het ‘ethisch gelijk’ aan zijn kant heeft. In hun ogen hebben de pro-Pieten eigenlijk weinig of geen recht van spreken: ze moeten bij zichzelf maar eens nagaan wat er fout is aan hun ideeën. Die stelling wordt verdedigd in een paginagroot opiniestuk in De Standaard: ‘Daarom is het goed geen verschil te maken tussen het bedoelde ‘echte racisme’ en ‘het onbedoelde niet echte racisme’ van ‘niet-racisten’.’ In mensentaal: wie vandaag nog voor Zwarte Piet is, is een racist. Tja. Na het Sociaal Pact zijn de vakbonden niet beginnen te schelden op werkgevers en vice versa. Het Pietenpact is geen pact, zelfs geen begin van een akkoord. De pro-Pieten zien het Pact als een oorlogsverklaring. De contra-Pieten zwaaien ermee als met een nieuwsoortig mandement: een van hogerhand opgelegde verplichting voor hen die niet in staat zijn om spontaan een ethisch correcte visie te ontwikkelen op Zwarte Piet – namelijk: weg met hem.

De patstelling valt te verklaren doordat er eigenlijk geen common ground is om tot een pact te komen. Pacten ontstaan maar als diverse groepen bereid zijn om samen tot een akkoord te komen, ondanks de verschillen. In de multiculturele samenleving is dat steeds minder het geval, zeker als het om ‘multiculturele’ kwesties gaat. De ene roep om te verbieden wat ons niet aanstaat volgt op de andere. Het hoofddoekenverbod. Het verbod op onverdoofd slachten. Het boerkiniverbod. En nu het – voorlopig on hold gezette – Pietenverbod. Gezellig land, mijn Vlaanderenland.

Er is ook het rookverbod. Her en der een hangjongerenverbod. Het Pietenpact is alleen maar de meest recente én onnozele uiting van een steeds harder klimaat, van een houding ook die stilaan ingebakken zit in onze Vlaamse sociale en politieke cultuur: de klager beslist. Kinderen op een speelplein die te veel lawaai maken: dien een klacht in. De plaatsing van een windmolen, de uitbreiding van een handelszaak, de nabijheid van een kermis of een muziekfestival: de ene klacht volgt op de andere. We zien er geen graten meer in om het feestje van een ander te verknallen. Zoals opiniërend hoofdredacteur Bart Eeckhout het in De Morgen stelde over Zwarte Piet: ‘Het is niet omdat iets niet racistisch bedoeld is, dat het niet racistisch kan overkomen.’ Wat voor hem meteen een legitiem argument is om te stoppen met die Piet. Wie zich tekortgedaan voelt, verdient al vlug alle respect in dit land van gekwetste zielen.

En wie voelt zich eigenlijk niet tekortgedaan? De Antwerpse buren van de Sinksenfoor ontdekten op een dag dat de kermis lawaai maakt: dag foor! Ook dat is eigen aan klagers: ze bedienen zich vaak van correcte argumenten. In dit geval: overlast. In het geval van het Offerfeest (van moslims) of het Paasfeest (van Joden): dierenleed. Ook al gaat het om eeuwenoude feesten, de legitieme strijd tegen dierenleed primeert, nietwaar, zeker op het verdriet van de moslims of de tranen van de Joden. In zo’n situatie was het slechts wachten tot ‘de Vlaming’ zou gepakt worden op zijn zwakke plek. Racisme dus – want dat is het belangrijkste argument voor de verwijdering van Zwarte Piet.

Natuurlijk hebben de antiracistische critici van Zwarte Piet een punt. Zelfs een blinde ziet dat de figuur van Zwarte Piet helemaal ingebed zit in de oude koloniale beeldvorming van ‘de neger’. Pogingen om dat te ontkennen of te verbloemen (‘eigenlijk is Zwarte Piet een roetpiet’) lijken naast de kwestie en zelfs ongeloofwaardig. Piet is toch al gitzwart bij aankomst in het land op het dek van die boot, nog voor hij zijn eerste schoorsteen ingedoken is?

De foute vraag is of Zwarte Piet een koloniaal relict is of niet. Dat is hij wel degelijk. Even duidelijk is dat onverdoofd geslachte dieren meer afzien dan verdoofd geslachte. De echte kwestie is of wij als samenleving nog kunnen omgaan met wat ‘fout’ is, met wat ons niet zint en niet aanstaat. In Afghanistan of de Islamitische Staat is het simpel: daar plaatsen ze een paar ton dynamiet onder duizend jaar oude Boeddhabeelden of Romeinse tempels. Die staan de plaatselijke mollahs namelijk ook niet aan, want ze zien er enkel afgodsbeelden in. En natuurlijk overwegen ze daar niet om iets te tolereren wat in hun ogen verwerpelijk is.

De IS, de taliban: daar zijn we tegen, dus die bommen op de Boeddha’s of die historische ruïnes noemen wij een aanslag op de mensheid. Dichter bij huis doen zich evenwel soortgelijke fenomenen voor. In Polen zijn er leidende politici en belangrijke intellectuelen die het Cultuurpaleis in Warschau willen vernietigen: dat herinnert namelijk aan het communisme. In Nederland gaan er stemmen op om de koninklijke Gouden Koets op stal te laten, want de schilderingen tonen stereotiepe koloniale taferelen. In eigen land zouden beelden van Leopold II verwijderd moeten worden, wegens zijn inderdaad misdadige rol in Congo. Vandaar dat ook de ‘racistische’ Zwarte Piet moet ophoepelen. Allemaal uitingen van een fout verleden, waarvoor een groeiend deel van de samenleving geen begrip meer heeft. En waaraan ze dus ook geen plaats meer wil geven. En een ander desondanks zijn plezier gunnen, dat is vandaag echt te gek voor woorden. Ieder voor zich. En voor zijn eigen lange tenen.

Mocht ik in de Islamitische Staat wonen, dan zou die redenering mij inderdaad aannemelijk in de oren klinken.

Café Treurenberg is een etablissement in de buurt van het parlement. In het café kijkt Walter Pauli naar de Wetstraat en de wereld.

DoorWalter Pauli.

Het Pietenpact is alleen maar de meest recente én onnozele uiting van een steeds harder klimaat.

Wie zich tekortgedaan voelt, verdient al vlug alle respect in dit land van gekwetste zielen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content