Piet De Bruyn (N-VA)

Bloeddonatie door homo’s: ‘Veilig bloed is prioritair’

Piet De Bruyn (N-VA) Vlaams volksvertegenwoordiger

Vlaams volksvertegenwoordiger Piet De Bruyn (N-VA) over de nieuwe regels over bloeddonaties die voortaan ook homo’s toelaten bloed te geven zodra ze een jaar geen seks gehad hebben met mannen: ‘Alsof de overheid er een duivels genoegen in zou scheppen zonder reden een ruime groep potentiele bloeddonors uit te sluiten.’

Vorige week formaliseerde de federale regering de nieuwe spelregels die voortaan gelden voor bloeddonatie door homomannen.

De levenslange uitsluiting wordt voor een homoman teruggebracht tot een tijdelijke uitsluiting van twaalf maanden. De beslissing kwam niet als een verrassing, ze was al maanden geleden aangekondigd en de argumenten waren al druk becommentarieerd. Ook waren eventuele alternatieven al zorgvuldig tegen het licht gehouden en te licht bevonden.

En toch, toch laaiden de emoties weer bijzonder hoog op – dit overigens niet alléén bij homomannen. De maatregel werd discriminerend en stigmatiserend genoemd, om er maar een paar omschrijvingen uit te pikken.

Bloeddonatie door homo’s: ‘Veilig bloed is prioritair’

Hoeveel begrip ik ook heb voor een eerste emotionele opwelling bij nieuws dat niet bevalt, toch stoort het me dat er nogal wat stemmen – uit het koor van de heilige verontwaardiging – zijn die blijven roepen dat deze vernieuwde spelregels een slag in hun gezicht zijn.

Alsof de overheid er een duivels genoegen in zou scheppen zonder gegronde redenen spelregels te hanteren die effectief een ruime groep potentiële bloeddonors uitsluiten. Maar die redenen zijn er dus wel degelijk en hebben alles met epidemiologie en statistiek te maken, hetgeen het begrijpen en aanvaarden ervan duidelijk niet eenvoudiger maakt.

Veilig bloed als eerste prioriteit

De overheid heeft de plicht om met inzet van alle redelijke middelen te zorgen dat een patiënt veilig bloed ontvangt telkens dit nodig is.

Daar begint de discussie. ‘Veilig bloed’ is onder andere bloed dat niet besmet is met HIV. En helaas laat de wetenschap ons hier nog een beetje in de steek. Gedoneerd bloed wordt uiteraard getest, maar de periode waarin bloed wel al besmet kan zijn, maar die besmetting nog niet kan worden vastgesteld, overstijgt momenteel nog steeds de houdbaarheidsdatum van bloed.

De overheid moet dus wel op basis van andere argumenten proberen de veiligheid zo sterk mogelijk te garanderen.

Cijfers zeggen misschien niet alles, maar wel héél veel

Een van die argumenten is de mogelijkheid dat gedoneerd bloed besmet is. De Ronde Tafel die in mei 2016 in Brussel werd georganiseerd, biedt heel wat cijfers en statistisch materiaal – alle presentaties zijn overigens hier terug te vinden.

Binnen de groep ‘mannen die seks hebben met mannen’ (MSM) is minstens 5% seropositief. Kijk je naar de volledige Belgische mannelijke populatie, dan is dit slechts 0,02%. Verder blijkt 15% van de MSM niet te weten wat zijn HIV-status is en heeft 80% van de MSM wisselende seksuele contacten. Tot slot blijkt dat zelfs binnen stabiele MSM-relaties het risico op besmetting met HIV meer dan vijftig keer hoger is dan het risico gedetecteerd in heteroseksuele relaties met een nieuwe partner.

Deze cijfers zijn misschien niet prettig, maar hoeven niet te verbazen. We zijn allemaal mensen en één van onze menselijke eigenschappen is dat we soms verbazingwekkend gemakkelijk inconsequent zijn. Zelfs als we eeuwige trouw beloven en er ook echt in geloven, struikelen we onderweg wel eens. En de gevolgen daarvan? Die zijn op vlak van potentiële HIV-besmetting zéér verschillend.

Een man die een slippertje met een andere man beleeft, brengt de gezondheid van de ontvanger véél meer in gevaar dan een andere man die eveneens een slippertje maakt maar dat doet met een vrouw. Dit is zuivere wetenschap, geen stigmatisering.

De overheid hoeft deze cijfers niet van een of ander moraliserende commentaar te voorzien, maar ze mag er echter evenmin de ogen voor sluiten.

Hoe willekeurig is een uitsluitingsperiode van 12 maanden?

Waarom wordt een uitsluitingsperiode van 12 maanden gehanteerd? Een goede en legitieme vraag.

Dat ‘levenslang’ niet langer te verdedigen is, besefte iedereen. Ook het Europees Hof van Justitie kwam in 2015 tot die vaststelling. Er blijkt momenteel echter nog verbazingwekkend weinig wetenschappelijk onderzoek te zijn dat ingaat op de vraag welke uitsluitingsperiode de hoogste garantie op het kleinst mogelijk risico geeft. 12 maanden is op die manier inderdaad eerder arbitrair. Maar er is evenmin wetenschappelijk bewijs dat aangeeft dat een kortere uitsluitingsperiode gunstiger zou zijn.

Studies die lopen in een aantal Europese landen die recent hun uitsluitingsperioden hebben aangepast, kunnen hier hopelijk over enige tijd meer wetenschappelijke informatie geven.

Alles kan beter

Vandaag, met de huidige wetenschappelijke kennis, is een uitsluitingsperiode van 12 maanden verdedigbaar. Of het ooit korter kan? Ik hoop het. En dat is ook wat iedereen die met bloeddonatie begaan is, hoopt.

Kan het ooit korter dan 12 maanden? Ik hoop het.

Verder wetenschappelijk onderzoek is dan ook nodig. Zowel epidemiologisch onderzoek als onderzoek dat focust op betere en even betrouwbare detectiemethoden om te kunnen uitmaken of een individueel bloedstaal een onbewuste en onbedoelde extra belasting voor de patiënt is, of enkel een geschenk.

Want net dat blijft voor mij het uitgangspunt én de taak van de overheid: een systeem op poten zetten dat de patiënt centraal stelt en waarmee we hem als samenleving de grootst mogelijk garantie kunnen geven dat het bloed dat hij krijgt ook echt levensreddend is.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content