Belgisch snookertalent Luca Brecel: ‘Vijf keer wereldkampioen: dat is het doel’

'Iedereen zegt dat ze mijn doorbraak zagen aankomen. Werkelijk? Ik had het zelf niet gezien.' © Jelle Vermeersch
Jef Van Baelen
Jef Van Baelen Journalist voor Knack

Met steile ambities begint het Belgische snookertalent Luca Brecel aan 2018. Dit weekend speelt hij met de zestien beste snookeraars de Masters, het best betalende toernooi ter wereld. ‘Natuurlijk verschuiven je gedachten dan naar het prijzengeld. Wij zijn ook maar mensen.’

Geef toe, u was Luca Brecel (22) al bijna vergeten. Tien jaar geleden schreven de kranten al lofredes voor de jongen die maximumbreaks potte nog voor hij de baard in de keel kreeg. Het duurde langer dan voorspeld, maar uiteindelijk komt talent altijd bovendrijven: in 2017 won Brecel zijn eerste full ranking-toernooi. Geen enkele vasteland-Europeaan deed hem het ooit voor. In de finale van het China Championship blies Brecel Shaun Murphy van tafel met 10-5. Dat leverde hem 150.000 pond op, en het katapulteerde hem naar boven op de wereldranglijst. Brecel staat nu op de elfde plaats. ‘Het voelde als een bevrijding’, vertelt hij trots. ‘Het China Championship is een van de grootste toernooien op de kalender. Sommige steengoede spelers hebben nooit zo’n topevenement gewonnen. Ik heb altijd gedacht dat ik het in me had, nu heb ik het ook bewezen.’

De natuur ontroert me. Misschien komt het doordat ik voor mijn sport dag in, dag uit in bedompte, rokerige hallen zit.

Waarom het sportief zoveel beter liep in 2017 kan Brecel ook niet verklaren. ‘Was het omdat ik intussen wat ouder ben? Omdat ik meer ervaring heb? Geen idee. De enige verandering is dat ik tijdens het spelen weer meer naar mijn natuur luister. Ik ben een aanvaller: liever het risicovolle shot dan op veilig spelen. Ik weet het, altijd en overal aanvallen is dom, af en toe moet je voor veiligheid kiezen. Die balans voel ik nu beter aan. Het grappige is: iedereen zegt dat ze mijn doorbraak zagen aankomen. Werkelijk? Ik had het zelf niet gezien.’

De vroege hype was geen cadeau. Er waren tijden dat iedere kenner, van Steve Davis via Stephen Hendry tot Dennis Taylor, zei dat die aanstormde Belg snel wereldkampioen zou worden. Het moet niet makkelijk zijn geweest om met die verwachtingen om te gaan. ‘Vooral omdat ik ze niet kon inlossen, of toch niet meteen’, zegt Brecel. ‘Ik eis veel van mezelf. Ik wil alles winnen, als het even kan vandaag nog. Voor een tiener is op de tour blijven – genoeg punten sprokkelen opdat je jezelf prof mag noemen – al lastig genoeg. Ik haalde niet het niveau dat ik van mezelf verlangde. Dat ik nu hoog op de ranking sta, heeft zijn voordelen: aan sommige toernooien mag alleen de top zestien meedoen. Te beginnen met de Masters van volgend weekend.’

De winnaar van dat toernooi verdient een smak geld: 254.680 euro.

Luca Brecel: En ik hoef maar vier matchen te overleven om die som te winnen. Leuk toernooi! (lacht)

Hoe blijft u kalm bij zo’n bedrag? Een bal wel of niet potten, daar hangen ettelijke jaarlonen aan vast.

Brecel: Je moet proberen om je er niet op blind te staren, al is dat makkelijker gezegd dan gedaan. Ik geef het toe: in het beslissende frame van de finale verschuiven je gedachten naar het prijzengeld, wij zijn ook maar mensen. Zelfs al heb je al tien keer in die positie gestaan, de druk gaat nooit weg. Een mentale truc die goed werkt, is denken aan alle keren dat je zo’n bal al hebt gepot. Je kunt het, dus waarom nu niet? Of je zet je gedachten uit en speelt op automatische piloot. Soms sta ik te beven en denk ik: hoe kan dit in godsnaam nog lukken? Als het dan toch goed afloopt, neem ik dat weer mee. Zelfs als ik bloednerveus ben, kan ik die bal potten.

Bij snooker moet je je frustratie in bedwang houden.

Brecel: En dat is niet mijn sterkste kant. Zo’n makkelijke bal in de hoek die je al duizend keer potte, maar net op het cruciale moment lukt het niet. Of de cue ball die in het gat verdwijnt, dat voelt zo… (hapt naar adem) Soms wil ik die snookertafel omvertrappen.

Hoe bent u verliefd geworden op deze sport?

Brecel: Ik kan niet onder woorden brengen waarom ik zo graag snooker. Controle heeft er veel mee te maken. Stil meesterschap. Wanneer de ballen doen wat jij wilt, dat is een fantastisch gevoel. Het publiek staat perplex en jij deelt de lakens uit. Chic. Maar als het slecht gaat, voel je je een nul en is het een rotspel. (lacht)

'Controle. Stil meesterschap. Daar doe ik het voor.'
‘Controle. Stil meesterschap. Daar doe ik het voor.’© foto’s Jelle Vermeersch

Ik was negen toen ik voor het eerst een keu vast had. Ik bakte er niks van. Snooker is een heel moeilijke sport voor een kind. Maar ik wilde er zo graag erg goed in worden. Ik trainde als een bezetene. Op mijn twaalfde haalde ik al een behoorlijk niveau, en voor ik het goed en wel wist, was ik op weg om prof te worden. Ik was zó fanatiek in die tijd, maar tegenwoordig train ik veel minder. Hoogstens twee uur per dag. Oudere snookerspelers zullen dat weinig vinden, maar het is tegenwoordig de standaard. Als je te veel snookert, bot je concentratie af. En onderschat ook de fysieke belasting niet. Al die wedstrijden, al dat reizen.

Aan het eind van 2017 was u geblesseerd. Hoe gaat het met de schouder?

Brecel: Het was niet echt een blessure, veeleer een zeurende pijn die na een paar matchen op rij opstak. De meeste snookerspelers hebben wel een of ander probleem aan schouder, rug of nek. Ik liet me behandelen en heb veel gerust. Hopelijk is het daarmee opgelost. Sommige spelers moesten stoppen wegens vergelijkbare klachten, dus het blijft even afwachten.

U bent er vorig jaar in geslaagd om eerst een koffer en later zelfs uw keu kwijt te raken op een luchthaven. Bent u zo vergeetachtig?

Brecel: De koffer mag je aan mijn verstrooidheid toeschrijven, de keu is een ander verhaal. Ik was ermee door de douane gegaan, en een keu mag niet bij de handbagage. Het was op een Chinese luchthaven. Ik moest twee treinen nemen om de keu terug naar de incheckbalie te brengen, en dan zou ik met zekerheid mijn vlucht missen. Daarom heb ik hem aan een Chinese douanebeambte gegeven. Hij kon zijn geluk niet op. Waarschijnlijk maakt hij nu elke dag 147’s. (lacht)

En ik die dacht dat een keu bijna heilig was voor een snookerspeler.

Brecel: Het ligt eraan welk merk het is. De meesten spelen met een John Parrot. Die zijn stuk voor stuk uniek. Je kunt een John Parrot vinden die je perfect past, maar als je hem kwijt bent, heb je een groot probleem. Ik speel met een Maximus, en op dat merk zit minder afwijking. Ik heb gewoon een nieuwe keu van hetzelfde type gekocht, en de eerste dag voelde ik al geen verschil meer.

Een goede keu is iets persoonlijks. Sommigen spelen met een dik exemplaar van 10 millimeter. Ik zou het niet kunnen, dan is voor mij de pret eraf. Mijn keu is 8,5 millimeter breed. Je voelt de ballen beter en je kunt meer effect steken, maar je moet ook preciezer stoten. Een dikke keu voelt voor mij lomp aan, al zijn er evengoed topspelers die er fantastisch mee kunnen snookeren.

LUCA BRECEL

– 1995: geboren in Dilsen-Stokkem

– 2009: jongste Europees kampioen ooit bij de U19

– 2010: Europees kampioen bij de volwassenen

– 2011: eerste profseizoen

– 2012: plaatst zich voor het WK, als jongste speler ooit

– 2014: bereikt de halve finale van de Welsh Open

– 2015: speelt de finale van de German Masters

– 2017: wint het China Championship en bereikt de halve finale in het Champion of Champions-toernooi

– 2018: mag deelnemen aan de Masters

Wij denken bij snooker aan Britishness en de BBC. Trok dat u aan?

Brecel: Niet echt, ik ben geen grote anglofiel. Dat deftige, soms wat stijve gedoe hoort bij snooker, maar het is niet bepaald een aspect dat mij aansprak.

Niks Britser dan The Crucible, de mythische zaal in Sheffield waar het WK wordt gespeeld. U verloor er vorig jaar in de eerste ronde van Marco Fu. U stond nochtans 7-1 voor.

Brecel: De schok was zó groot dat ik er rustig onder bleef. Op die manier verliezen is een klap in je gezicht. Ik begon al vooruit te denken tijdens de match: bijna bij de laatste zestien, nog drie wedstrijden winnen voor de finale… Dat was een grote fout. Daardoor liet ik Fu veel te makkelijk terugkeren. Vijf frames op een rij verliezen, dat kan gebeuren in het snooker. Maar dan moet je je tegenstander er wél voor laten werken. Dit keer ging het zo vlot dat Fu zal hebben gedacht: hé, dit kan toch nog. Extra pijnlijk was dat het uitgerekend op het WK gebeurde, het toernooi dat iedereen volgt. The Crucible is niet de mooiste zaal, maar ze is wel gezellig. De supporters zitten bijna in je nek.

U staat elfde op de wereldranglijst, en alle dichte concurrenten zijn een pak ouder.

Brecel: Ja, maar ze zijn niet zo oud dat hun niveau daalt. Ronnie O’Sullivan en John Higgins zijn 42 en speelden nooit beter. Bij oudere spelers gaan de ogen een beetje achteruit, maar je kunt als vijftiger in principe nog altijd snookerprof zijn. Ik hoor wel dat de druk zwaarder om te dragen is naarmate je ouder wordt, terwijl je net het omgekeerde zou verwachten. Ik wil doorgaan tot mijn 45e. Nog 23 jaar te gaan dus.

Hoeveel wereldtitels wilt u in die 23 jaar winnen?

Brecel: Vijf zou fantastisch zijn. Ambitieus, maar niet onhaalbaar.

Zulke stoere taal is zeldzaam bij Belgische sporters.

Brecel: Ik wil me later niks te verwijten hebben. Vijf wereldtitels is het doel. Lukt dat, dan is het áf. Is het minder, dan zullen we zien of ik daar vrede mee kan nemen.

Ronnie O’Sullivan werd tot nog toe ook vijf keer wereldkampioen. Blijft hij dé snookerspeler, door niemand geëvenaard?

Brecel: Ronnie is Ronnie. Wat hij allemaal kan op een snookertafel is nooit vertoond. Vroeger was Stephen Hendry mijn grote idool, maar Ronnie is sowieso de beste ooit. Het is als Cristiano Ronaldo vergelijken met Lionel Messi: uiteraard is Messi beter. (lacht) Meesterschap boven resultaat.

Als ze op de luchthaven vragen wat er in dat rare koffertje zit, grap ik altijd: “Mijn bazooka.” Nog nooit problemen mee gehad.

O’Sullivan staat bekend als een moeilijk mens en een onverbeterlijke stijfkop. Anderen zeggen net dat hij heel hartelijk is.

Brecel: Het klopt allebei. Ik ken Ronnie al jaren. De ene keer slaat hij zijn arm om je heen en ben je zijn beste vriend, de andere keer ziet hij je niet staan. Niet te doorgronden. Hij kan uit het niets van stemming veranderen. Een lieve kerel, alleen een beetje onberekenbaar.

Hij zegt dat alle snookerspelers de neiging tot verslaving hebben, dat is net de reden waarom ze zo goed werden in die sport.

Brecel: Ronnie was lang verslaafd aan alcohol en drugs. Neil Robertson kampte met een gameverslaving. Het zit er inderdaad een beetje in. Je moet goed kunnen focussen en een beetje een maniak zijn.

Waaraan bent u verslaafd?

Brecel: Een verslaving mag je het niet noemen, maar ik ben gefascineerd door de natuur. Zodra ik er de kans toe krijg, trek ik eropuit. Het simpelste kan me ontroeren: een trosje wilde bessen, of een nat blad waar het licht op valt. Misschien komt het doordat ik voor mijn sport dag in, dag uit in bedompte, rokerige hallen zit.

O’Sullivan had een mooi compliment voor u: ‘Qua techniek is Brecel, samen met Judd Trump, de beste snookerspeler ter wereld.’

Brecel: Leuk om te horen, maar ik zou het zelf niet zeggen. Shaun Murphy is technisch de beste, gevolgd door Neil Robertson en Ali Carter. Ik sta ergens rond de tiende plaats. Mijn sterkte zit meer in het uitbouwen van een break. Ik zie de kansen en kan goed vooruitdenken. Zodra ik aan tafel kom, is het meestal raak. Met een speciale vermelding voor de middenpocket, mijn favoriet waar ik bijna nooit mis. Nu ik dat heb gezegd, is het waarschijnlijk om zeep. (lacht) Ik was een tijdje heel goed in long potting, maar dat is nu minder, waardoor ik het ook wat mijd. Een snookerspeler evolueert, hè.

Ook opvallend: u snookert met beide handen.

Brecel: Ook weer niet zo goed als Ronnie, maar ik kan een aardig potje linkshandig spelen, ja. Dat is handig voor ballen waar ik met rechts moeilijk bij kan. Ik doe het nu wat minder, omdat je dan al snel kritiek over je afroept. Dat kruipt onvermijdelijk toch in je hoofd. ‘Nu mag ik niet missen, of ik zal het mogen horen!’

U hebt bij de profs nog nooit een maximumbreak van 147 punten gescoord. Is dat niet gek voor een speler met zó’n goede techniek?

Brecel: Een 147 heeft weinig met techniek te maken en veel met cue ball control: waar de witte bal komt te liggen ná het shot. Dat is niet mijn sterkste punt. Tweede reden: ik mik niet echt op 147’s, tenzij de prijzenpot heel hoog is. Matchen winnen geeft me meer voldoening dan de tafel leegspelen, wat voor een prof niet uitzonderlijk moeilijk is. Op het hoogste niveau, wanneer alle camera’s op je gericht zijn, is zo’n 147 wel kicken. Als het er op de Masters in zit, zal ik het niet laten.

Matchen winnen geeft me meer voldoening dan de tafel leegspelen, wat voor een prof niet uitzonderlijk moeilijk is

Is gokken een probleem in het snooker? Vooral in Azië gaat er veel geld in om.

Brecel: Spelers mogen niet gokken op eigen matchen. Niet op verlies, maar ook niet op winst. John Higgins en Stuart Bingham kwamen ermee in de problemen. Af en toe hoor je geruchten over matchfixing, en ik weet dat Ronnie O’Sullivan al meermaals werd benaderd, maar ik heb het nog nooit meegemaakt.

Er wordt gezegd dat de Chinezen vroeg of laat het snooker zullen domineren.

Brecel: China heeft 1 miljard inwoners, van wie 60 miljoen ingeschreven snookerspelers. Dat is waanzinnig. Je ziet daar clubs met twintig verdiepingen vol snookertafels. Uit de tienduizenden jonge Chinezen die koortsachtig trainen, moeten wel een paar supertalenten opstaan. Maar momenteel valt het mee. Aan de top heb je Ding Junhui en Marco Fu, plus een drietal subtoppers. Ze zijn daar gek van snooker. Ik heb het zelf mogen zien toen ik het China Championship won. In de kwartfinale klopte ik Ronnie O’Sullivan. In hun ogen ben je dan in één klap de nieuwe Ronnie, elke Chinees wordt meteen je grootste fan. Verlies je, dan zien ze je niet staan.

Hebt u iemand die overal met u meereist?

Brecel: Mijn vader gaat vaak mee, maar afgelopen seizoen was ik meestal alleen. Ik ben er nochtans niet voor gemaakt om uit een reiskoffer te leven. Wereldsteden zoals Shanghai of Peking zijn fantastisch, zeker de eerste keer, maar af en toe kom ik op plaatsen waarvan je denkt: nu blijf ik maar beter in het hotel. Dan kunnen de dagen lang duren.

Uw snookerbijnaam is The Belgian Bullet. U bent daar niet al te wild van, ‘omdat het te veel klinkt als boulet’.

Brecel: Het is geen geweldige bijnaam, maar ik snap waar hij vandaan komt: ik speel snel en zonder omkijken. In Engeland moesten ze lachen toen de loting voor de Masters bekend werd: in de eerste ronde speelt The Bullet tegen Mark ‘The Pistol’ Allen. Ik wil graag een andere bijnaam, maar ik heb nog niets beters gevonden.

Wat dacht u van Luca the Bazooka?

Brecel: Ha, da’s een leuke! (proeft het woord) De bazooka… En het komt niet eens uit de lucht gevallen. Als ze op de luchthaven vragen wat er in dat rare koffertje zit, grap ik altijd: ‘Oh, dat is mijn bazooka.’ Nog nooit problemen mee gehad.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content