Walter Pauli

Bart De Wever mag de handen van Elio Di Rupo kussen

Kan het land zich nog een schier uitzichtloze regeringsvorming veroorloven? Nou, eigenlijk wel.

Zelfs in een verkiezingscampagne waarin alle partijen zich nadrukkelijk toespitsten op sociaal-economische kwesties, sijpelen de communautaire spanningen door in het politieke discours. Bart De Wever daagt de andere Vlaamse partijen nadrukkelijk uit – met de CD&V van Kris Peeters op kop – om na 25 juli samen met de N-VA een Vlaams front te durven vormen voor de federale regeringsvorming. De CD&V houdt de boot af, maar waarschuwt voor een nieuwe formatie van meer dan 500 dagen. Zal de N-VA echt zo onverantwoord zijn om het land opnieuw in een crisis te storten, en het nogmaals onder de aandacht te brengen van de ratingbureaus? Luc Coene, gouverneur bij de Nationale Bank, scherpte dat onlangs in Knack nog aan: ‘Ik denk dat de financiële markten dit keer geen 500 dagen zullen wachten om te reageren.’

Maar verkiezingscampagnes zijn in dit land per definitie tijden van communautaire onrust. Coenes woorden waren nog niet koud, of ineens moesten enkele Franstalige toppolitici zich bedienen van een anti-Vlaamse provocatie. Eerst zei vicepremier Didier Reynders (MR) dat hij eigenlijk ook tegen de zogenaamde ‘pestbelasting’ op bedrijfswagens was, maar dat hij die uiteindelijk mee heeft goedgekeurd ‘omdat die vooral Vlamingen treft’. En in de jacht op FDF-stemmen wil ook het CDH munt slaan uit het anti-Vlaamse gevoel dat onder Franstalige Brusselaars leeft: Joëlle Milquet en Melchior Wathelet tonen dat ook zij durven ‘op te staan’ tegen Vlaanderen. Dat was de enige reden waarom Wathelet de communautair zo gevoelige aanvliegroutes naar Zaventem eenzijdig wijzigde, achter de rug van de regering om.

Drie jaar lang toonde Watheler jr. zich qua politieke besluiteloosheid de waardige zoon van zijn vader. Maar dit keer durfde hij ineens wel. Het enige echte effect van die provocatie is dat de federale regeringsonderhandelingen straks in een communautair ‘niet ontspannen’ sfeer beginnen – ook als de N-VA buiten die besprekingen zou worden gehouden. En was er geen dringende ‘sociaal-economische herstelregering’ nodig?

Welnee. Knack legde de toestand van België voor aan enkele economische en financiële instellingen: het Internationaal Arbeidsagentschap, de OESO, het Internationaal Monetair Fonds, de ratingbureaus Standard & Poor’s en Moody’s, en grootbank ING. Kan het land zich nog een schier uitzichtloze regeringsvorming veroorloven? Het verrassende maar unisone antwoord was: eigenlijk wel. Vorige keer is België er ook zonder kleerscheuren uit geraakt, en vandaag is de internationale context een pak minder grimmig dan toen.

Het is een boodschap die erg welgevallig is voor de N-VA: men zal ons er niet op afrekenen als er weer een paar maanden langer wordt onderhandeld dan verwacht. Vooral Moody’s is laconiek: ‘Zelfs als de onderhandelingen zo lang duren als bij de vorige regeringsvorming denk ik niet dat de markten zullen twijfelen aan de Belgische kredietwaardigheid.’

En daarvoor mag Bart De Wever de handen van Elio Di Rupo kussen: diezelfde internationale waarnemers vinden dat dit land de crisis goed heeft doorstaan en het zelfs beter deed dan veel buurlanden. Zodat, luidens een topman van de OESO, ‘België steeds vaker gerekend wordt bij de fiscaal gezondere Europese kernlanden’. Maar dat neemt natuurlijk de structurele zwaktes niet weg van de Belgische economie. Vandaar ook de even unanieme opdracht dat het sociaal-economische beleid van de laatste jaren gedecideerd moet worden voortgezet. De werkgelegenheidsgraad moet omhoog. Het onderwijs moet beter worden afgestemd op de arbeidsmarkt. Er moet iets worden gedaan aan de loonkosten, want die zorgen voor een onrustwekkende daling van de exportcapaciteit.

Dat is een hele opdracht, maar de contouren zijn wel duidelijk. Er moet alleen een stevig politiek akkoord over onderhandeld worden, een regeerakkoord dat een solide basis vormt voor een vier of vijf jaar lang volgehouden sociaal-economisch beleid. En die gesprekken mogen inderdaad wat tijd kosten. Als er geen zenuwachtigheid is bij internationale waarnemers, moet men in eigen land niet paniekerig doen.

Partner Content