Leo Neels

‘Alles kan’-journalistiek

Leo Neels Advocaat en Prof. (em.) Mediarecht KULeuven en UAntwerpen

‘Journalistiek wordt niét van buiten uit bedreigd, ze dreigt zichzelf uit te hollen in zelfgenoegzaamheid, isolement en mediocriteit’, schrijft Leo Neels.

Words, words, words’, antwoordde Hamlet (1602) op de vraag wat hij las; mocht Shakespeare dat toneelstuk geschreven hebben in 2015, zou Hamlet wellicht geantwoord hebben: ‘Opinions, opinions, opinions’. Dat is zeker één van de verworvenheden van wat we, verkeerd, social media noemen, die faciliteren bij uitstek een nooit aflatende stroom aan meningen.

Meningloze meningen

Er is al een overaanbod aan informatie. En daarbij komt een overaanbod aan meningen. Over alles en van iedereen. Dat is het gevolg van een geweldige ‘democratisering’; iedereen kan nu auteur zijn en publicist via sociale media, en de klassieke media megafoneren. Hoe opvallender, hoe beter. Het snelste verhaal en de radste tong gaan lopen met de meeste aandacht. (D. Harvey, A brief History of Neo-Liberalism, 2005, 198, gec. door Tinneke Beeckman, Macht en Onmacht, 2015, 130). En wat meer is, de meeste van die meningen zijn gedeconnecteerd van feiten, het zijn zwevende of loze meningen: meningloze meningen. Hét oxymoron van hedendaagse communicatie.

Het was dus goed om de grenzen van meningsuiting te verkennen: wie mag spreken, en wie moet zwijgen? Zo luidt het theatraal op de cover van Knack van deze week; theatraal en ook verkeerd. De analyse start bij Brendan O’Neill, die in het VK hoofdredacteur is van de website Spiked-online – het dagelijks bewijs van de zeer grote en vrije ruimte die expressievrijheid geniet. De man beukt aan tegen élke grens, zoals nog maar weinigen dat durven, meldt de auteur van het stuk. Zou het? Journalisten hangen graag de held uit, en badineren met hun heldhaftig verzet tegen de bedreiging van onafhankelijke journalistiek of journalistieke onafhankelijkheid. Nog in het recente VRT-debat werd met die dure woorden geschermd, en werden de zaken voorgesteld alsof allerlei complotten uit de politiek of de samenleving vrije journalistiek voortdurend belagen en journalisten zich daar, dus, fors tegen moeten verdedigen.

Land van melk en honing

Voor de buitenwereld is dat heldendom tamelijk belachelijk, omdat we – gelukkig – leven in een land van melk en honing inzake expressievrijheid, en journalisten verwende jongens en meisjes zijn in ons rechtsbestel, en juridische privileges genieten om excellent journalistiek werk te kunnen doen. Journalistiek wordt niét van buiten uit bedreigd, ze dreigt zichzelf uit te hollen in zelfgenoegzaamheid, isolement en mediocriteit.

In onze rechtsstaat kan je tegen alles verbaal aanbeuken, we beschermen ook opinies die ons schokkeren, verontrusten en zelfs beledigen… ‘also those opinions that shock, disturb or offend’. Van die ruime gegarandeerde vrijheid maakt O’Neill gewoon gebruik, daarin is hij lang niet de enige, en men begrijpt niet goed wat de verdienste is om iets te durven dat iedereen mag doen, in vrijblijvende omstandigheden. Maar dat is hoe journalisten dat zien, en dat is een tragische illustratie van het probleem.

Meningen over meningsuiting

Meningsuiting is niet onbeperkt, en evenmin doelloos of waardevol op zich.

Het stuk in Knack bestaat enkel uit meningen; het alludeert wel op de omstandigheid dat in de VS de expressievrijheid ruimer wordt opgevat dan onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Maar het argumenteert niet, het opinieert alleen. Meningen over meningsuiting in een vacuüm. De hardnekkige uitingsvrijheid hoort in een kader van een moderne democratische staatsorganisatie, een fatsoenlijk functionerende rechtsstaat, en bescherming van de individuele waardigheid van elke menselijke persoon. Ze rust op die samenhangende basis, ze kan maar bestaan binnen die grondslagen, ze versterkt deze, en ze wordt erdoor beperkt.

Met andere woorden: meningsuiting is niet onbeperkt, en evenmin doelloos of waardevol op zich. Ze is net waardevol, omdàt ze het product is van de net genoemde drie grondslagen, en omdat ze, telkens wanneer ze wordt beoefend, tot die grondslagen kan bijdragen of eigenlijk hoort bij te dragen.

De meest verregaande analyse hierover, is deze van Nobellaureaat Amartya Sen, hij noemt dit de beschermende kracht van politieke vrijheden (The Idea of Justice, 2009, 342). In een redelijk functionerende democratie met tamelijk vrije pers, komt, aldus Sen, geen hongersnood voor. Er moet dus iets zijn, in die grondslagen, dat ertoe leidt dat erkenning van die grondslagen een meerwaarde heeft, dat er evidentie is dat het algemeen belang en het respect voor alle menselijke personen beter gediend zijn wanneer we die grondslagen respecteren, beter dan in enig ander stelsel. Dat heeft dan niets te maken met een ongepaste westerse suprematiegedachte, die we niet mogen hebben ten opzichte van minderheden, of tegenover andere geopolitieke situaties, opvattingen of godsdiensten. Juist zùlke beschouwingen zijn ontsporingen van een doorgeschoten anti-discriminatie-nihilisme. De kern van het debat dat we moeten voeren, gaat daarentegen over het geleverd bewijs dat mensen beter af zijn wanneer bepaalde grondslagen aanwezig zijn en gerespecteerd worden dan wanneer men ze negeert. Dàt – op evidentie gebaseerd – inzicht, de meerwaarde voor het algemeen belang (hoe wordt de samenleving georganiseerd) én de meerwaarde voor de individuele ontplooiing van alle mensen in die samenleving levert de toetssteen of de maatstaf op.

Alles wordt kapot gerelativeerd

Dat inzicht zijn we verloren. Zonder dat inzicht zijn beschouwingen over grenzen van meningsuiting betekenisloos. Alle meningen staan dan op gelijke lijn, en je valt op een criterium – de durf – dat er geen is. Dat is intellectuele leegte, waarover dr. Tinneke Beeckman pas een helder boek schreef (zie ook Knack van 28 oktober): Macht en Onmacht, een verkenning van de hedendaagse aanslag op de Verlichting, 2015. Ze hekelt scherpzinning het intellectuele sloopbedrijf dat het modieuze postmodernisme is geweest, en dat geleid heeft tot aantasting van kritisch denken, historisch onderzoek en democratische politiek. Alles wordt kapot gerelativeerd en waarachtigheid of waarheid werden verdachte categorieën. Accuratesse en Oprechtheid, zo voert ze met Bernard Williams aan, zijn twee deugden zonder dewelke de moderne samenleving niet kan bestaan en de moderne mens niet kan ontwikkelen. Het kan toch geen toeval zijn dat die beide waarden ook de basis zijn van de deontologische Codes voor Journalistiek?

Plichten en verantwoordelijkheden

De fundamentele uitingsvrijheid is niet absoluut, ze is zéér ruim, doch ook begrensd

Het stuk over de grenzen van de meningen had dus beter gekund, had meer kunnen doen dan meningen vrijblijvend naast meningen plaatsen en een opinie uitverkoren achten op basis van een durfcriterium. Het is niet zwak om de feitelijke grondslag van een mening te onderzoeken, het is essentieel. Dan staat tegenover iemands fundamentele uitingsvrijheid, andermans lot om in een samenleving over een zeker incasseringsvermogen ten opzichte van kritiek te beschikken, zeker wel. Maar de fundamentele uitingsvrijheid is niet absoluut, ze is zéér ruim, doch ook begrensd, niet door de lichtgeraaktheid van anderen, doch door hun recht op individuele waardigheid als persoon en door de noodzaak om bij te dragen tot bevordering van het algemeen belang, minstens dit niet in het gedrang te brengen – anders uitgedrukt, de behoefte die een samen-leving heeft om alles wat samen-leven bevordert voor ogen te houden.

Dat noemen we plichten en verantwoordelijkheden, die we, allen, als burger van een groter geheel hebben, ook wanneer we onze mening uiten. Grof en radicaal kan – estetica noch fijngevoeligheid zijn juridische criteria. Maar dat er geen criteria zouden zijn of zouden nodig zijn, dat kan men weliswaar vrij tot uiting brengen, maar laat het debat leeg en creëert verkeerde indrukken. Dat leidt tot een zeer middelmatige analyse. De vrijheid om middelmatigheid in publiceren is onbegrensd, doch dergelijke inhoud blijft dan een gemiste kans over een belangwekkend onderwerp. Anders dan de titel van het artikel suggereerde, mag immers iedereen spreken. Maar er mag ook geargumenteerd worden, gestaafd, geredeneerd op basis van maatstaven. Kortom, de inhoud van wat men zegt of schrijft mag waarde hebben.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content