Meer nog dan het Frans vormt het snel oprukkende Engels een gevaar voor het Vlaamse karakter van Vlaams-Brabant, zegt filosoof Philippe Van Parijs (UCL), in een gesprek over zijn laatste boek Linguistic Justice for Europe and for the World.

Wereldwijd en in Europa wint het Engels razendsnel veld. Geen enkele andere taal kon ooit met meer recht aanspraak maken op het predicaat van internationale omgangstaal. Het Latijn dat in de middeleeuwen voor de zogenaamde lingua franca doorging, werd slechts door een verwaarloosbare minderheid, een piepkleine elite, gesproken. Dat ligt voor het Engels vandaag wel even anders. Vraag is of de groeiende dominantie van het Engels niet onrechtvaardig is tegenover al die andere, kleinere taalgemeenschappen.

Niet noodzakelijk, aldus filosoof en econoom Philippe Van Parijs, hoogleraar aan de UCL, waar hij sinds 1991 de Hoover-leerstoel voor Economische en Sociale Ethiek bezet. ‘Het internationale Engels is om te beginnen natuurlijk niet de taal van Shakespeare, en heeft nog heel weinig met de Britse cultuur te maken. Voor ons Europeanen is Global English of Globish vooral een middel om met elkaar en met de rest van de wereld te kunnen praten’, zegt hij, gezeten in de tuin van zijn herenhuis in de Europese wijk in Brussel. Het komt er voor Van Parijs juist opaan de kennis van het Engels zo breed mogelijk te verspreiden.

We moeten de verspreiding van het Engels als nieuwe lingua franca dus toejuichen en aanmoedigen. Maar waarom eigenlijk?

Philippe Van Parijs: De fundamentele reden is dat we steeds meer problemen op grote schaal zullen moeten oplossen, met mensen uit andere landen, die andere talen spreken. Willen we tot faire beslissingen komen, dan moeten we van elkaars argumenten kennis kunnen nemen.

Steeds vaker zullen we ook in internationaal verband moeten praten over de herverdeling van macht en rijkdom. Het is dan ook belangrijk dat de arme en kwetsbare groepen in onze samenlevingen over de grenzen heen kunnen mobiliseren en voor hun rechten kunnen opkomen. Een gemeenschappelijke taal is daarom een sterk wapen in de strijd voor internationale rechtvaardigheid.

Is het geen utopische gedachte dat we op wereldschaal of zelfs maar in Europa tot een situatie zouden kunnen komen waarin iedereen Engels kent?

Van Parijs: Nee hoor, zo utopisch is dat niet. Voor de oudere generaties in Europeanen kunnen we dat inderdaad vergeten. Maar in de generatie van de jongeren onder de 25 is algemene kennis van het Engels allerminst een utopie. Volgens de beste gegevens die we hebben spreekt twee derde van de jongeren in Europa nu al goed tot zeer goed Engels.

Een van de maatregelen die u voorstelt om de kennis van het Engels te bevorderen, is een Europees verbod op het dubben van films.

Van Parijs: In Vlaanderen en in landen zoals Zweden of Nederland kent meer dan 90 procent van de jongeren goed Engels, maar er zijn regio’s en landen waar dat percentage veel lager ligt, met name daar waar buitenlandse films en televisieprogramma worden nagesynchroniseerd. In een land met een klein taalgebied zoals Portugal is de kennis van het Engels bij kinderen van het vierde leerjaar veel beter dan in een land met een groot taalgebied zoals Spanje. Portugese kinderen spreken zelfs beter Engels dan kinderen uit Franstalig België, ook al ligt Portugal verder weg van het Verenigd Koninkrijk en van de hoofdstad van Europa waar veel Engels wordt gesproken, en is het Portugees linguïstisch minder verwant met het Engels dan het Frans. Maar in bioscopen en op televisie in Portugal kiest men voor ondertiteling, en komen kinderen veel vroeger met het Engels in aanraking.

Een centraal concept in uw boek is de zogeheten maximindynamiek, die ook de taalverhoudingen tussen Vlamingen en Franstaligen stuurt. Kunt u dat eens toelichten?

Van Parijs: Als meertalige mensen met elkaar praten, kiest men spontaan voor wat ik de maximintaal noem. Stel dat een Vlaming en een Waal elkaar ontmoeten. Het Frans van de Vlaming is doorgaans beter dan het Nederlands van de Waal. En ook al doet die Waal nog zo zijn best, zij het in gebrekkig Nederlands, na een paar zinnen zal de Vlaming zeggen: on continu en français. Met als gevolg dat op het eind van het gesprek het Frans van de Nederlandstalige beter is dan in het begin, en het Nederlands van de Franstalige nog altijd even pathetisch. Niet alleen slechte wil of fundamentele onbekwaamheid om de taal van de ander te leren, zoals Yves Leterme ooit suggereerde, speelt hier dus een rol. Mensen kiezen nu eenmaal voor de taal die de communicatie het minst hindert. Stel dat vervolgens een Slowaak, die Nederlands noch Frans maar wel wat Engels spreekt, zich bij dit gezelschap aansluit, dan zal men onmiddellijk overschakelen naar het Engels, dat dan de nieuwe maximintaal wordt. Het gaat erom maximaal gebruik te maken van de minimaal aanwezige talenkennis, en zo weinig mogelijk mensen uit de conversatie uit te sluiten.

Soms zal men bewust van die maximindynamiek afwijken. Dat gebeurt vaak in officiële contexten. In een politiek debat met Franstalige politici zullen Vlaamse politici consequent Nederlands blijven spreken, ook als er in de zaal mensen zitten die geen Nederlands begrijpen, om het belang van de taal in de verf te zetten.

Maar als de kennis van het Nederlands bij Franstaligen drastisch zou vooruitgaan, dan kan het Nederlands evengoed de maximintaal worden?

Van Parijs: Of als, wat nu aan het gebeuren is, de kennis van het Frans bij de Nederlandstaligen sterk achteruitgaat. Daardoor krijgen Franstaligen vaker de kans om Nederlands te spreken en dus om de taal te leren en zie je nu soms wat vroeger haast nooit gebeurde, namelijk dat het Nederlands de maximintaal wordt tussen Vlamingen en Walen. Maar tegelijk krijg het Nederlands te maken met sterke concurrentie van het Engels. Steeds vaker converseren Vlamingen en Walen dan ook in het Engels, denk aan de organisatoren van de Shame-betogingen.

Aan de intrede van het Engels zit natuurlijk ook een prijskaartje. Dankzij het Engels kunnen de Walen misschien beter met de Vlamingen communiceren, maar kennis van het Engels zal hen niet helpen om Knack te lezen. Meer algemeen wordt het rechtstreekse contact met de cultuur en de publieke opinie van de andere taalgemeenschap er dus niet gemakkelijker op.

Naast de zo ruim mogelijke verspreiding van het Engels bent u, in tegenstelling tot nogal wat Franstaligen, een overtuigd voorstander van het territorialiteitsbeginsel, om lokale talen te beschermen tegen onder meer de dominantie van die nieuwe, mondiale lingua franca.

Van Parijs: Onder druk van het oprukkende Engels wordt de handhaving van een taalterritorialiteitsbeginsel actueler dan ooit. De universiteit van Leuven wil nu een internationale, Engelstalige school oprichten. Dat is natuurlijk een grove inbreuk op de taalterritorialiteit. De Vlamingen hebben hard gevochten om Franstalige scholen en de Franstalige universiteit uit Leuven weg te krijgen. Die werden – terecht – beschouwd als een wapen in de verfransing van Vlaams-Brabant. Maar de Engelstalige school die men nu gaat oprichten, zal precies dezelfde rol spelen, zij het met een veel sterkere taal dan het Frans ooit is geweest.

Dat is ook de centrale vraag in mijn boek: is het opwaarderen van het Engels tot universele lingua franca niet onrechtvaardig tegenover al die andere taalgemeenschappen?

Je kunt natuurlijk op rituele wijze blijven beweren dat alle talen gelijk zijn, zoals men in de Europese instellingen pleegt te doen, maar dat wordt schijnheilig wanneer in de praktijk het Engels steeds meer domineert. De enige echte bescherming die je die andere talen kunt bieden, is elke taalgemeenschap die daarom vraagt een eigen, afgebakend territorium geven. Anderstaligen die zich in dat gebied komen vestigen, zullen dan de plaatselijke officiële taal moeten leren. Alleen zo kun je voorkomen dat koloniale taalattitudes opbloeien, waarbij nieuwkomers van plaatselijke overheden verlangen dat ze zich op taalgebied aan hen aanpassen. Zoiets wordt natuurlijk snel begrepen door Vlamingen en Québecois, maar veel moeilijker door Amerikanen, bijvoorbeeld. Belgische Franstaligen beginnen het stilaan wel door te krijgen.

Interessant is dat volgens u de grootste bedreiging voor de taalterritorialiteit in Vlaams-Brabant komt van de internationale gemeenschap van expats, die er geen enkel belang bij hebben om Nederlands te leren – meer nog dan van Franstalige inwijkelingen?

Van Parijs: Zeker, en dat is kennelijk ook de redenering van de rector van de universiteit van Leuven. Die expats zullen zich hier toch niet aanpassen, zegt hij, en dus moet je ze op het gebied van administratie en onderwijs de nodige diensten geven.

In de faciliteitengemeenten is de taalterritorialiteit een verloren zaak, zegt u. Daarom, en ook omwille van de duidelijkheid, worden die gemeenten beter bij Brussel gevoegd?

Van Parijs: Het wordt voor Vlaanderen sowieso een aartsmoeilijke klus om de taalterritorialiteit rondom Brussel te handhaven, ook waar die in principe zonder uitzondering zou moeten gelden. De druk van de expats is vandaag vooral voelbaar in het zuidoosten van de Rand, in Kraainem, Wezembeek-Oppem en Sint-Genesius-Rode, en met de opening van de vierde Europese school in Laken zal ook een gemeente als Wemmel niet aan die stijgende internationalisering ontsnappen. Maar zelfs in niet-faciliteitengemeenten zoals Tervuren of Overijse is het geen sinecure om Franstaligen en buitenlanders aan te sporen of te dwingen Nederlands te leren. Dat laatste ook proberen in de zes faciliteitengemeenten, waar nog maar een onbeduidend kleine minderheid Nederlandstaligen overblijft, is een haast onmogelijke taak.

De aansluiting van de zes bij Brussel gaat wat mij betreft gepaard met de erkenning van het Engels als derde officiële taal in het Brussels Gewest. Een Europese hoofdstad verdient ook een apart taalstatuut. Dat betekent niet dat je alle straatnaamborden drietalig moet maken, wel dat administratieve procedures ook in het Engels moeten kunnen. Nu al zijn er meer inwoners van Brussel die Engels kennen dan Nederlands. Ook in het onderwijs zal het Engels nadrukkelijker aanwezig moeten zijn, niet alleen om van Brussel een betere Europese hoofdstad te maken, maar ook om de Brusselaars profijt te laten trekken van de Europese dimensie van Brussel.

Alle kinderen die in Brussel opgroeien, moeten drietalig worden. We hadden bij mij thuis vorige week een eerste vergadering over wat ik het Marnixplan noem, naar de Brusselse humanist en polyglot uit de zestiende eeuw, die in zijn geschriften over onderwijs die na zijn dood werden gepubliceerd pleitte voor immersiescholen en voor het aanleren van vreemde talen vanaf heel jonge leeftijd.

Met mensen uit het onderwijs, de media, allerhande verenigingen, de vakbonden, en Brusselse instellingen zoals Actiris hebben we een eerste brainstormingsessie gehouden over hoe we in Brussel beter gebruik kunnen maken van de aanwezige talenrijkdom. Het is een schande dat daar zo weinig mee wordt gedaan. Om te beginnen, moeten we de juiste attitudes zien te verspreiden. Anderstalige ouders pakken het vaak totaal verkeerd aan. Ze moeten met hun kind echt niet proberen de taal van de school te spreken, want die beheersen ze doorgaans slecht en dat maakt het leren van de schooltaal voor het kind nog een stuk moeilijker.

Iets anders: zal de splitsing van B-H-V een rem vormen op de verfransing en de internationalisering van de Rand, of zal dat geen verschil maken?

Van Parijs: Op zich zal die splitsing slechts een marginale impact hebben, zeker in vergelijking met de taalwetten in verband met het taalgebruik in de scholen en de administratie. Maar de splitsing heeft natuurlijk wel grote symbolische waarde, door nog eens extra duidelijk te maken waar precies de taalgrens ligt, namelijk rondom de negentien Brusselse gemeenten en de zes faciliteitengemeenten.

Het beschermen van de taalterritorialiteit in Vlaams-Brabant kan ook worden geholpen door initiatieven zoals het Marnixplan, bedoeld om de drietaligheid binnen Brussel te bevorderen. De meeste buitenlanders die zich in de Rand gaan vestigen, hebben namelijk eerst een tijdje in Brussel gewoond. Hoe meer Nederlands ze leren tijdens hun verblijf in Brussel, hoe makkelijker hun integratie in Vlaanderen. Dat plaatst de rol van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel ook in een ander daglicht. Dat zijn geen Vlaamse scholen voor een krimpende groep stamboom-Vlamingen. Het Nederlandstalig onderwijs moet een echte vernederlandsingsmachine worden, zodat Brusselaars voldoende Nederlands leren om een job te vinden en zonder problemen naar Vlaanderen kunnen verhuizen.

Nog een extra argument dus om volop in het Nederlandstalig onderwijs in Brussel te investeren?

Van Parijs: Zeker, onafhankelijk van het aantal echte Vlamingen in Brussel. Ik zou het overigens een goed idee vinden dat alle basisscholen in Brussel scholen van de Vlaamse Gemeenschap zouden worden. Hoe doen ze dat in Luxemburg en in Barcelona, ook plaatsen met een officieel tweetalig statuut? Op het eind van de middelbare school zijn kinderen daar, in tegenstelling tot hier, werkelijk tweetalig. Welnu, men begint er met het leren van de zwakkere taal. Basisonderwijs wordt in Barcelona uitsluitend in het Catalaans verstrekt, ook aan de vele Spaanstaligen die er wonen.

Ik pleit er dan ook voor dat alle kinderen in Brussel op z’n minst zouden leren lezen en schrijven in het Nederlands. Wettelijk staat niets zoiets in de weg. En hoe meer leerlingen er naar het Nederlandstalig onderwijs gaan, hoe meer centen ook van de federale staat naar de Vlaamse Gemeenschap. Het gaat hier trouwens helemaal niet om de vervlaamsing van de Brusselse bevolking. Onze voorouders die naar Brussel kwamen, werden weliswaar verfranst maar niet verwaalst. Er bestaat absoluut geen Waalse identiteit in Brussel en er zal ook nooit een Vlaamse identiteit ontstaan. We moeten juist werken aan een identiteit van born again-Brusselaars, die veel belang hechten aan het leren spreken van Nederlands, Frans en Engels. Dat mag misschien utopisch klinken, maar politieke haalbaarheid mag voor de filosoof nooit een belemmering vormen om vooruit te denken.

DOOR HAN RENARD / FOTO’S FRANKY VERDICKT

‘De universiteit van Leuven wil een internationale, Engelstalige school oprichten. Dat is natuurlijk een grove inbreuk op de taalterritorialiteit.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content